achtervoegsels Flashcards
(56 cards)
1
Q
-abel
A
-in staat zijn tot
2
Q
-aemia
A
bloedigheid
3
Q
-algia
A
pijn
4
Q
-asis
A
ziete
5
Q
-icele
A
breuk
6
Q
-constrictia
A
vernauwen
7
Q
-desis
A
binden
8
Q
-dilatatio
A
verwijden
9
Q
-ectasie
A
verwijding, uitzetten
10
Q
-ectomia
A
uitsnijden
11
Q
-emesis
A
braken
12
Q
-emie
A
bloed
13
Q
-eus
A
gemaakt van
14
Q
-genese
A
ontstaan, wording
15
Q
-grafie
A
registratie
16
Q
-fixatio
A
vastmaken
17
Q
-flexio
A
buigen
18
Q
-formis
A
vormig
19
Q
-haesio
A
vastzittend
20
Q
-ia
A
toestand
21
Q
-iatrie
A
betreffend een specialisme
22
Q
-ibel
A
het vermogen hebbend tot
23
Q
-ie
A
toestand
24
Q
-ideus
A
achtig
25
-isme
staat, toestand
26
-ist
iemand die
27
-iteit
eigenschap, vermogen
28
-itis
ontsteking
29
-lith
steen
30
-logie
leer van
31
-lyse
afbraak
32
-lysis
losmaken
33
-oid
lijkend op
34
-oom (-oma)
tumor
35
-ose
aandoening
36
-osus
rijk aan
37
-paresis
niet letten op
38
pathia
ziek of afwijkend
39
-penie
gebrek aan
40
-pexie
vasthecten of fixeren
41
-phagie
eten
42
-phobie
angst
43
-plegie (-plegia)
verlamming
44
-pnoe
wind, adem
45
-phoese
vorming van
46
-ptose
verzakking
47
-rrhagie
abnormale vloed
48
-rr(h)oea
vloed, ontlading
49
-scopie
bekijken, zien
50
-stasis
stilstaan
51
-stenose
vernauwing
52
-stoma
mond, opening
53
-tomie
insnijding
54
-toom
snij-instrument
55
-trophia
groei, ontwikkeling
56
-urie
betreffende urine
