Voorvoegsels Flashcards
(48 cards)
1
Q
aesthes-
A
waarneming
2
Q
ab-
A
af, weg van
3
Q
ad-
A
naar adductie (buigen naar)
4
Q
alg-
A
pijn
5
Q
an-
A
zonder, of bijna zonder
6
Q
ante-
A
aan de voorzijde, voor, naar voren
7
Q
anti-
A
tegen
8
Q
auto-
A
zelf
9
Q
brachy-
A
kort
10
Q
circum-
A
rondom
11
Q
co-
A
samengaan
12
Q
cry-
A
koud
13
Q
crypt-
A
verborgen
14
Q
de-
A
van minder worden
15
Q
des-
A
van minder worden
16
Q
dia-
A
door, erdoor, dwarsdoor
17
Q
dys-
A
slecht
18
Q
en-
A
in
19
Q
epi-
A
boven, op
20
Q
ex-
A
uit, vanuit
21
Q
eu-
A
goed
22
Q
extra-
A
aan de buitenzuide, buiten
23
Q
gynaec-
A
mbt de vrouw, gynaecologia
24
Q
haem-
A
het bloed betreffend
25
heter-
anders
26
hom-
gelijk
27
hydr-
water
28
hyper-
verhoogd
29
hypo-
onder (verlaagd)
30
infra-
onder, beneden
31
intra-
in
32
neo-
nieuw
33
orth-
recht
34
para-
naast
35
path-
ziekte of aandoening betreffend pathologie (ziekteleer)
36
per-
door
37
peri-
rondom
38
phot-
licht photografie
39
post-
na
40
prae-
voor
41
pro-
voor
42
schiz
splijten
43
sub-
onder, beneden
44
super-
boven, over, meer dan
45
supra-
boven, over, meer dan
46
tachy-
snel
47
tox-
gif
48
trans-
dwars over