adverbe + adjectif

Question 1

adjectif vertaling

Answer 1

bijvoeglijk naamwoord

Question 2

adverbe vertaling

Answer 2

bijwoord

Question 3

variable/invariable: adjectif

Answer 3

variable

Question 4

variable/invariable: adverbe

Answer 4

invariable

Question 5

bij wat staat een adjectif?

Answer 5

• un substantif (zn)

- un pronom (voornaamwoord)

Question 6

bij wat staat een adverbe?

Answer 6

• un verbe
• un adjectif
• un adverbe

Question 7

adverbes de lieu

Answer 7

ici, là, partout

Question 8

adverbes du temps

Answer 8

hier, aujourd’hui, demain

Question 9

adverbes de quantité

Answer 9

encore, assez, beaucoup

Question 10

adverbes de manière

Answer 10

bien, vite, mal, vraiment

Question 11

waar staat het adverbe bij de (simple) tijden

Answer 11

na het vervoegde ww

Question 12

vb plaats adverbe tijd simple

Answer 12

je ne cours pas vite

Question 13

waar staat het adverbe bij de temps composés

Answer 13

na het hulpwerkwoord

Question 14

voorbeeld temps composés adverbe

Answer 14

j’ai encore perdu mes gants

Question 15

hoe vorm je een adverbe als het adjectif eindigt op een medeklinker

Answer 15

adj. féminin + ment

Question 16

hoe vorm je een adverbe als het adjectif eindigt op een klinker

Answer 16

adj. masculin + ment

Question 17

hoe vorm je een adverbe als het adjectif eindigt op -ent

Answer 17

ent->emment

Question 18

hoe vorm je een adverbe als het adjectif eindigt op -ant

Answer 18

ant -> amment

Question 19

bref

Answer 19

brièvement

Question 20

énorme

Answer 20

énormément

Question 21

gentil

Answer 21

gentiment

Question 22

grave

Answer 22

gravement

Question 23

lent

Answer 23

lentement

Question 24

expressions invariavles: juist/vals zingen

Answer 24

chanter juste/faux

Question 25

expressions invariavles: veel kosten

Answer 25

coûter cher

Question 26

expressions invariavles: luid roepen

Answer 26

crier fort

Question 27

expressions invariavles: zwaar wegen

Answer 27

peser lourd

Question 28

expressions invariavles: luid/stil spreken

Answer 28

parler haut/bas

Question 29

expressions invariavles: lekker/slecht ruiken

Answer 29

sentir bon/mauvais

Question 30

expressions invariavles: hard werken

Answer 30

travailler dur

Question 31

mijn oom was ernstig ziek

Answer 31

Mon oncle a été gravement malade

Question 32

de wielrenner was zwaar gekwetst

Answer 32

le coureur sysliste est tombé et il était grièvement blessé