vocabulaire des bagages ned - fra deel 2 Flashcards
(40 cards)
1
Q
de pijnstiller
A
l’antidouleur
2
Q
het ontsmettingsmiddel
A
l’antiseptique
3
Q
het verband
A
le bandage
4
Q
de schaar
A
les ciseaux
5
Q
de pleister
A
le sparadrap
6
Q
de thermometer
A
le thermomètre
7
Q
het compres
A
la compresse
8
Q
de watten
A
l’ouate
9
Q
het epileertangetje
A
la pince à épiler
10
Q
de zalf
A
la pommade
11
Q
het eerstehulpkoffertje
A
la trousse de secours
12
Q
gezondheid!
A
à tes souhaits!
13
Q
help!
A
au secours!
14
Q
veel beterschap!
A
bon rétablissement
15
Q
verzorg je goed
A
soigne-toi bien
16
Q
rust voldoende
A
repose-toi bien
17
Q
het tabletje
A
le comprimé
18
Q
de diagnose
A
le diagnostic
19
Q
het ziekenhuis
A
l’hôpital
20
Q
de massage
A
le massage
21
Q
het geneesmiddel
A
le médicament
22
Q
het gips
A
le plâtre
23
Q
het condoom
A
le préservatif
24
Q
het geneesmiddel
A
le remède
25
de hulpdiensten
les secours
26
de siroop
le sirop
27
de zetpil
le suppositoire
28
het vaccin
le vaccin
29
de ziekenwagen
l'ambulance
30
het (medisch) onderzoek
l'auscultation
31
de loopkruk
la béquille
32
de kliniek
la clinique
33
de raadpleging
la consultation
34
de druppel
la goutte
35
de ziekenzaal
l'infirmerie
36
de ooglenzen
les lentilles
37
het voorschrift
l'ordonnance
38
het (zuig)tabletje
la pastille
39
het pilletje
la pilule
40
de röntgenfoto
la radio
