vocabulaire piste 3 ned-fra Flashcards
(43 cards)
1
Q
de heldendaad, de prestatie
A
l’exploit
2
Q
de rilling
A
le frisson
3
Q
de winnaar
A
le vainqueur
4
Q
de opleiding
A
la formation
5
Q
handig
A
adroit
6
Q
overtuigend
A
convaincant
7
Q
getanlenteerd
A
doué (pour)
8
Q
geëngageerd
A
engagé
9
Q
uitzonderlijk
A
exeptionnel
10
Q
indrukwekkend
A
impressionnant
11
Q
hoogbegaafd
A
surdoué
12
Q
bezwijken (voor)
A
craquer (pour)
13
Q
aanmoedigen
A
encourager
14
Q
indruk maken op
A
impressionner
15
Q
delen
A
partager
16
Q
aanbevelen
A
recommander
17
Q
uit de bol gaan
A
s’éclater
18
Q
sindsdien
A
depuis lors
19
Q
in zichzelf geloven
A
croire en soi
20
Q
verantwoordelijk zijn voor
A
être responsable de
21
Q
zeker zijn van zichzelf
A
être sûr de soi
22
Q
zijn leven in eigen handen nemen
A
prendre sa vie en main
23
Q
zijn verantwoordelijkheid nemen
A
prendre ses responsabilités
24
Q
zich doen opmerken
A
se faire remerquer
25
zich doen opmerken
se faire repérer
26
de adrenaline stijgt, de spanning stijgt
l'adrénaline monte
27
de passie overkrijgen
attraper le virus
28
een kick bezorgen
donner des sensations fortes
29
er een kick krijgen
en avoir des frissons
30
zijn best doen
faire de son mieux
31
realistisch blijven
garder les pieds sur terre
32
de passie doorgeven
passer le virus
33
zijn droom waarmaken
réaliser son rêve
34
goed in zijn vel zitten
se sentir bien dans sa peau
35
er ten volle voor gaan
y aller à fond
36
het project
le projet
37
het talent
le talent
38
de reportage
le reportage
39
de passie
la passion
40
de sensatie, de kick
la sensation
41
muzikaal
musical
42
geëngageerd
engagé
43
financieren
financer