Afweer Flashcards

(42 cards)

1
Q

Actieve immunisatie

A

Proces van immuun worden, waarbij het lichaam zelf de antistoffen maakt. Dit kan op een natuurlijke manier gebeuren door het doormaken van een ziekte of kunstmatig, door vaccineren, waarbij een verzwakte ziekteverwekker wordt toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Antibiotica

A

Stof, die door groei van bacteriën remt of bacteriën doodt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Antigeen

A

Lichaamsvreemde stof of cel, die aanzet tot vorming van antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Antigeen-presenterende cel (APC)

A

Nadat een macrofaag een ziekteverwekker heeft opgenomen door fagocytose, presenteert het stukjes van de antigenen op het celmembraan. Dit is een “anitgeen presenterende cel”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Antiresus

A

Antistof tegen het resusantigeen/de resusfactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Antistof

A

Plasma-eiwit, (immunoglobuline) die antigenen bindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

B-Lymfocyt

A

Type lymfocyt, die o.a. in het beenmerg geproduceerd wordt. Een B-lymfocyt produceert antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beenmerg

A

Weefsel in de beenderen van gewervelden. Er bestaat rood en wit(geel) beenmerg. Uit rode onstaat o.a. rode en witte bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cellulaire afweer

A

Deel van de specifieke afweer bedoeld om ziekteverwekkers te vernietigen in besmette lichaamscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cytotoxische T-cel

A

T-cel, type lymfocyt die besmette lichaamscellen ‘lek prikt’ en afbrekende enzymen toedient om een geinfecteerde cel te vernietigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fagocytose

A

Insluiten en verteren van ziekteverwekkers door fagocyten (macrofagen en granulocyten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geheugencellen

A

Een geheugencel is een bepaalde lymficyt, die bij herhaalde infecties hetzelfde antigeen herkent en een snelle afweerreactie mogelijk maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Granulocyt

A

Bepaald type wotte bloedcel die aan fagocytose kan doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hemoglobine

A

Kleurstof in rode bloedcellen, die zuurstof en koolstofdioxide bindt en daardoor voor transport van deze stoffen zorgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hemolyse

A

Het uiteenvallen van de rode bloedcellen (door een te lage osmotische waarde van het bloed of door het samenklonteren met antistoffen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HLA-systeem

A

Human Leukocyte Antigen-systeem. Unieke eiwitten die elk mens op zijn cellen heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Humorale afweer

A

Deel van de specifieke afweer bedoeld om ziekteverwekkers met antistoffen te vernietigen in de lichaamsvloeistoffen = humoren

18
Q

Hypothalamus

A

Gedeelte van de tussenhersenen. De hypothalamus staat in verbinding met de hypofyse en regelt door de afscheiding van neurohormonen de werking van de hypofyse

19
Q

Immunisatie

A

Het immuun worden voor een bepaalde ziekt, hetgeen betekent dat men gedurende een bepaalde tijd niet meer vatbar is voor een bepaalde ziekte

20
Q

Immuun

A

Weerstand tegen een bepaalde ziekte. De immuniteit kan actief of passief geworven zijn

21
Q

Incubatietijd

A

Tijd tussen het binnendringen van een ziekteverwerkker en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen

22
Q

Leukocyt

A

Witte bloedcel, er zijn vele typen van witte bloedcellen

23
Q

Lymfocyt

A

Bepaald type witte bloedcellen. Lymfocyten hebben een grote kern. Er zijn diverse soorten lymfocyten.

24
Q

Macrofaag

A

Grote witte bloedcel, die fagocyteert

25
Melanine
Zwart of donkerbruin pigment
26
Melanocyten
Pigmentvormende cel in de huid
27
MHC
MHC (Major Histocompatibility Complex) is een groot complex van genen, die coderen voor verschillende compomenten in het afweersysteem, waaronder antigenen en bestanddelen van het complementsysteem
28
Milt
Orgaan in de buikholte, bestaand uit lymfatisch weefsel en betrokken bij het afweersysteem
29
Passieve immunisatie
Immunisatie door middel van antistoffen, die niet zelf gemaakt zijn. Deze antistoffen ofwel door seruminjectie verkregen ofwel van de moeder
30
Pathogenen
Ziekteverwekkers
31
Plasmacellen
Rijpe B-Lymfocyt, die antistoffen produceert
32
Receptoreiwit
Eiwit (aan het celmembraan) die door de ruimtelijke molecuulstructuur bepaalde stoffen, bijv. hormonen bindt. Hierdoor bezit de cel een bepaalde gevoeligheid voor die stoffen
33
Resistent
Erfelijke weerstand. Resistente individuen ontstaan door mutatie, resistente populaties onstaan door selectie
34
Resusfactor
Kenmerkend antigeen van rode bloedcellen. Bloed met dit antigeen wordt resuspositief genoemd, bloed zonder dit antigeen wordt resusnegatief genoemd
35
Specifieke afweer
Afweer gericht tegen 1 type ziekteverwekker
36
Stamcellen
Cel in het rode beenmerg waaruit zich rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes ontwikkelen
37
T-Helpercel
Type witte bloedcel die B-lymfocyten en T-lymfocyten kan activeren tijdens de specifieke afweer
38
T-lymfocyt
Witte bloedcel die in de thymus uit voorlopercellen ontwikkelt. Een T-lymfocyten is betrokken bij afweerreacties. Er bestaan cytotoxische T-cellen, T-geheugencellen, T-helpercellen en T-surpressorcellen
39
Tg-cellen
T-geheugencellen
40
Thymus
Orgaan dat betrokken is bij de specifieke afweer. In de thymus of zwezerik worden T-lymfocyten uit voorlopercellen gevormd
41
Vaccin
Kunstmatig verzwakte ziekteverwekker of deel van een ziekteverwekker, gebruikt bij een inenting
42
Vaccinatie
Het opwekken van immuniteit door een injectie met een verzwakt antigeen of een antistof 9seruminjectie)