Verteren Flashcards

(58 cards)

1
Q

Actief transport

A

Transport van stoffen dat energie kost (van lage naar hoge concentratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Additieven

A

Toegevoegde stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ADI

A

Aanvaardbare dagelijkse inname, zonder dat je gezondheid in gevaar loopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aminozuur

A

Organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese (vorming) van eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Amylase

A

Enzym om zetmeel af te breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Antioxidanten

A

Additieven die een voedingsmiddel beschermen tegen aantasting van zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Anus

A

Kringspier die de endeldarm afsluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Appendix

A

Het wormvormig aanhangsel van de blinde darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cholesterol

A

Tot de sterolen behorende vetachtige stof, die in de meeste dierlijke weefsels en lichaamsvloeistoffen voorkomt en een bestanddeel is van dierlijke celmembranen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Conserveren

A

Het langer houdbaar maken van voedingsmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Darmflora

A

De bactieriën in de dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Darmplooien

A

De darmwand van de dunne darm is ontplooit. Deze darmplooien zorgen voor een enorme oppervlaktevergroting. Op de plooien bevinden zich talrijke uitstulpingen, de darmvlokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Darmsap

A

Sap dat enzymen bevat die de vertering van eiwiteen en koolhydraten voltooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Darmvlokken

A

De vlokkige aanhangsels in de darmen (vooral de dunne darm) die de oppervlakte vergroten en microvilli op de cellen bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dipeptide

A

Stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee aminozuureenheden. Een dipeptide ontstaat uit twee aminozuren door condensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Eiwit

A

Een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Eiwitsynthese

A

Het maken van eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Emulgatoren

A

Toegevoegde stof aan voedels om water met vet te mengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Emulgeren

A

Van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Enzymen

A

Biokatalysator. Organische stof die stofwisselingsprocessen versnelt zonder zelf gebruikt te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Essentiëel aminozuur

A

Aminozuur dat je per se via je voedsel moet binnen krijgen en niet zelf kunt aanmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Essentiëel vetzuur

A

Bepaalde onverzadigde vetzuren die niet in je lichaam kunnen worden gemaakt uit andere organische stoffen. Deze vertzuren moeten in het voedsel voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Feces

A

Ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gal

A

Afscheidingsproduct van de lever, dat een mengsel is van o.a. galzure zouten. Deze galzouten emulgeren vetten en bevorderen de vertering van vetten

25
Indicator
Stof om een andere stof mee aan te tonen
26
Koolhydraat
Zijn voedingsstoffen ("suikerketens") die door het lichaam als brandstof worden gebruikt
27
Lactose
Melksuiker
28
Lever
Orgaan in de buikholte dat bij vele processen betrokken is o.a. vertering, stofwisseling, bloedvorming en afbraak en uitscheiding
29
Lipase
Enzym van de alvleesklier dat vetten splitst tot glycerol en drie vetzuren
30
Lipiden
Vetten
31
Maagportier
De kringspier tussen de maag en de twaalfvingerige darm. De maagportier werkt o.i.v de pH in de twaalfvingerige darm. De maagportier laat een klein beetje van de voedselbrij door naar de twaalvingerige darm.
32
Maltase
Enzym dat maltose afbreekt tot twee moleculen glucose
33
Microvilli
Microscopische uitstulping van het celmembraan die het oppervlakte van cellen drastisch vergroten. Microvilli zijn te vinden in de blinde darm
34
Monosacharide
Suikers met één ringstructuur in het molecuul, veelal met vijf of zes C-atomen, zoals glucose, fructose en ribose. Uit monosachariden worden di- en polysachariden opgebouwd
35
Onverzadigd vetzuur
Vetzuur met minstens 1 dubbele koolstofbinding
36
Pancreas
Alvleesklier
37
Pasteuriseren
Een proces in de voedselindustrie dat schadelijke bacteriën in aan bederf onderhevige voedselproducten vernietigd door het voedels kort te verhitten zonder het product te beschadigen
38
Pepsine (peptase)
Enzym afgegeven door de maag om eiwitten af te breken tot kleinere polypeptiden
39
Pepsinogeen
Inactief pro-enzym, welke onder invloed van zoutzuur geactiveerd kan worden tot pepsine
40
Peptidase
Enzym dat polypeptiden afbreekt tot losse peptiden (aminozuren)
41
Peristaltiek
Golvende afwisselende samentrekkinh van lengte- en kringspieren van de darm en andere holle organen
42
Polypeptide
Aminozuurketen
43
Poortader
Bloedvat dat loopt van de dunne darm naar de lever
44
Proteïnen
Eiwitten
45
Provitamine
Voedingsstof waaruit in het lichaam een vitamine kan worden gevormd
46
Resorptie
Opname van stoffen uit de darmwand
47
Spoorelement
Mineralen die je slechts in geringe hoeveelheden nodig hebt
48
Steriliseren
Met pasteuriseren vergelijkbaar proces met een veel hogere temperatuur waardoor de smaak sterk verandert omdat de eiwitten in het gesteriliseerde product door de hoge temperatuur chemische wijzigingen ondergaan
49
Trypsine
Enzym dat lange polypeptiden splitst in kleine polypeptiden
50
UHT-sterilisatie
Ultra High temperature, een machine blaast superhete stoom waardoor bactieriën de temperatuurshock niet overleven in het voedsel (conserveringsmethode)
51
Verzadigd vetzuur
Vetzuur, waarbij de C-atomen door enkele bindingen met elkaar verbonden zijn
52
Vet
Organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen
53
Vitaminen
Stof die ervoor zorgt dat men gezond blijft. Vitaminen of de voorlopers ervan, provitaminen moeten in kleine hoeveelheden in voedsels aanwezig zijn
54
Voedingsmiddel
Alles wat je eet of drinkt
55
Voedingsstof
Bruikbaar bestandsdeel van voedsel. Voedingstoffen worden opgenomen door een organisme of een cel of verteerd tot de stoffen die kunnen worden opgenomen
56
Voedingsvezels
Verzamelnaam voor stoffen in plantaardig voedsel, die niet door menselijke enzymen kunnen worden afgebroken, bestaande uit de celwanden
57
Voedselvergiftiging
Bacteriën en schimmels geven gifstoffen af in bedorven voedsel, waarvan je ziek kunt worden
58
Zetmeel
Polysacharide, ontstaan door aaneenkoppelen van glucose, is een reserve voor energie