Bina §2.4, 2.5 en 2.6 Flashcards
(31 cards)
Naadverbinding
Dit is een verbinding die meerdere stukken aan elkaar heeft laten groeien. Deze verbinding vind je op de bovenkant van je schedel.
Gewrichten
De botten die bij een gewricht horen kunnen bewegen.
Gewrichtsknobbel
Deze past precies in de gewrichtskom.
Kraakbeen
Zorgt ervoor dat het bot niet slijt en dat het goed kan draaien.
Gewrichtskapsel
Houdt de botten bij elkaar en beschermt het gewricht.
Gewrichtssmeer
Door dit kan je gewricht soepel bewegen
Gewrichtsbanden
Zorgt er voor dat botten die zwaar zijn als nog kunnen bewegen.
Kogelgewricht
Dit gewricht zit in je schouder. Deze draait in de Gewrichtskom daardoor kan je je arm soepel bewegen.
Scharniergewricht
De verbinding tussen het opperarmbeen en de ellepijp.
Je kan alleen je arm op en neer bewegen. (net als een deur)
Rolgewricht
Verbinding tussen Spaakbeen en Ellepijp.
Hiermee kan je je arm rollen.
Ontwrichting
Dan is de Gewrichtsknobbel uit de Gewrichtskom geschoten.
Verstuikt
Dat gebeurd als je Gewrichtskapsel te ver is uitgerekt of is ingescheurd.
Kunstheup
Die moeten meestal oudere mensen hebben omdat dan hun botten gaan slijten.
Biceps
Die zorgt ervoor dat je je arm kan buigen.
Triceps
Die zorgt ervoor dat je je arm kan
Spiervezels
Spieren bestaan uit een groot aantal van spiervezels.
Spierbundel
Waar de spier vezels in zitten.
Pezen
Het uiteinde van je spier.
Antagonisten
Twee spieren die tegenovergesteld werken.
Strekspier en de Buigspier
Gebruik je om een vuist te maken.
Afvalstoffen
Onnodige stoffen
Spierkramp
Een teken dat je spieren zijn overbelast.
Spierscheuring
Het gevolg van spierkramp.
Warming-up
Dan zijn je spieren wat losser.
