Geschiedenis §1.1 t/m §1.5 Flashcards

(59 cards)

0
Q

Argument

A

Een goede reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Archeoloog

A

Wetenschapper die opgravingen doet en bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bronnen

A

Hieruit haal je informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Christelijke jaartelling

A

jaren tellen vanaf de geboorte van Christus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Decennium

A

10 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eeuw

A

100 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geschiedenis

A

Onderzoek en kennis van wat er in het verleden is gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Historisch

A

Heeft te maken met geschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Historische indeling

A

Het verdelen van de verleden tijd bijv. In 10 tijdvakken of 5 perioden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

jaartelling

A

Het tellen van jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Millennium

A

1000 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De verleden tijd wordt ingedeeld in de volgende 5 perioden

A
  1. Prehistorie
  2. Oudheid
  3. Middeleeuwen
  4. Vroegmoderne tijd
  5. Moderne tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Prehistorie

A

De tijd dat we geen geschreven bronnen hebben. 1e tijdvak. Tijd van jagers en boeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In het verleden worden 5 soorten van samenleving onderscheiden

A
  1. Jagers en Verzamelaars
  2. Landbouw Samenleving
  3. Landbouw Stedelijke Samenleving
  4. Industriële Samenleving
  5. Informatie Samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn sporen

A

Overblijfselen van het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tijdvak

A

De geschiedenis wordt ingedeeld in 10 tijdvakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de 10 tijdvakken

A
  1. Jagers en Boeren
  2. Grieken en Romeinen
  3. Monniken en Ridders
  4. Steden en Staten
  5. Ontdekkers en Hervormers
  6. Regenten en Vorsten
  7. Pruiken en Revoluties
  8. Burgers en Stoommachines
  9. Wereldoorlogen
    10 Televisie en Computer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verklaring

A

Uitleg waardoor iets is gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bijbel

A

Heilig boek van Christenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bioloog

A

Wetenschapper die alle wat leeft bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Cultuur

A

Denken en doen van een groep mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

DNA

A

Erfelijke eigenschappen (desoxyrebonucleic acid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Etnisch

A

Heeft te maken met kenmerk van volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Evolutietheorie

A

Van Darwin 1859 Denkbeeld over langzame verandering van planten, dieren en mensen

24
Koran
Heilig boek van Moslims
25
Ras
Soort
26
Scheppingsverhaal
Verhaal over het ontstaan van het leven op Aarde
27
Standpunt
Mening
28
Tenach
Heilig boek van Joden
29
Wetenschap
Wat mensen weten door onderzoek
30
bezit
eigendom
31
continuïteit
als iets niets of nauwelijks veranderd
32
experimentele archeologie
verleden onderzoeken met proeven
33
gevolg
wat uit iets volgt
34
jagers-verzamelaars
nomade die leeft van het jagen en verzamelen op en van voedsel
35
middel van bestaan
manier om aan voedsel te komen
36
nomade
iemand of iets zonder vaste woonplaats
37
oorzaak
waardoor iets gebeurt
38
steentijd
over deze tijd zijn stenen de belangrijkste bron
39
ijstijd
zeer koude tijd
40
akkerbouw
verbouwen gewassen op een veld
41
economie
heeft te maken met middelen van bestaan
42
hiernamaals
leven na de dood
43
hunebed
prehistorische grafheuvel
44
landbouw
akkerbouw en veeteelt
45
landbouwrevolutie
ontstaan van de landbouw
46
landbouwsamenleving
samenleving van mensen die van landbouw leven
47
magie
toverij
48
monument
overblijfselen van vroeger
49
natuurgodsdienst
mensen geloven dat natuurkrachten een ziel hebben
50
revolutie
ingrijpende verandering
51
ritueel
plechtige handeling
52
veeteelt
fokken van tamme dieren
53
aanzien
waardering
54
afkomst
heeft te maken met je voorouders
55
conflict
ruzie
56
macht
als andere doen wat je zegt
57
sociaal
heeft te maken met groepen in een samenleving
58
sociale verhouding
wat mensen in een samenleving met elkaar te maken hebben