BINA Flashcards

(34 cards)

0
Q

Kenmerken

A

Grote verschillen of vergelijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Organisme

A

Alles wat leeft op aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarnemingen

A

Alles wat je doet met behulp van je zintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijving

A

Specifieke kenmerken van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Natuurgetrouwe tekening

A

Zoals een bijv. blad over betekent zoals de natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schematische tekening

A

de tekenaar tekent alleen wat belangrijk is om de leerstof tekunnen begrijper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

loep

A

als je iets goed wil bekijken moet je een loep gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Microscoop

A

Deze vergroot veel meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

preparaat

A

bij onderzoek met een microscoop maak je dit eerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorwerpglaasje

A

het voorwerp dat je gaat onderzoeken leg je hier op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Expiriment

A

Expiriment is een ander woord voor proef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

heteluchtballon

A

een luchtballon die vliegt op hitte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderzoeksvragen

A

bijv. waardoor stijgt een heteluchtballon?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verslag

A

aan het einde van onderzoek om op te schrijvenwat de uitkomst van de proef is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

practicum

A

proeven doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

erlenmeyer

A

een groot bekertje zonder schenmond

16
Q

brander

A

hiermee kan je verschillende soorten vlammen maken

17
Q

gasschroef

A

de hoeveelheid gas regel je met dit

18
Q

luchtring

A

voor de hoeveelheid zuurstof. En hoe meer zuurstof hoe groter de vlam

19
Q

gevarensymbolen

A

op een verpakking van een gevaarlijke stof zit een etiket met zo’n symbool erop

20
Q

eenheid

A

een eenheid is maat waarin je iets meet

21
Q

grootheid

A

zoals massa lengte volume gewicht en tempratuur

22
Q

massa

A

voorbeeld van massa’s zijn kg en gram

23
Q

volume

A

voorbeeld van volumes liter cl ml

24
tabel
je noteert je meetresultaten in dit
25
diagram
je kan de uitkomsten uit de tabel ook in een diagram verwerken
26
Organen
Delen van je lichaam met een speciale taak
27
Beenderstelsel of skelet
Zorgt voor de stevigheid van je lichaam
28
Orgaanstelsel
Alle organen bij elkaar
29
Spierstelsel
Alle spieren bij elkaar
30
Ademhalingsstelsel
Alles wat te maken heeft met ademhalen
31
Verteringsstelsel
Alles wat te maken heeft met het verteren van je voedsel
32
Bloedvatenstelsel
Alles wat te maken heeft met je bloedvaten
33
Wat zit er allemaal in een cel?
Celkern, cytoplasma, celmembraan en weefsel