Capítulo 1 S-N Flashcards
(106 cards)
1
Q
El paseo
A
De wandeling
2
Q
El barrio
A
De wijk
3
Q
La ruta
A
De route
4
Q
La bicicleta
A
De fiets
5
Q
La ida
A
De heenreis
6
Q
La vuelta
A
De terugreis
7
Q
El/la guía
A
De gids
8
Q
En primer lugar
A
Ten eerste
9
Q
Al final
A
Tenslotte
10
Q
Pero
A
Maar
11
Q
Si
A
Als
12
Q
Por supuesto
A
Natuurlijk
13
Q
Por
A
Vanwege
14
Q
Depende de
A
Hangt af van
15
Q
La escuela
A
De school
16
Q
El banco
A
De bank
17
Q
El quiosco
A
De kiosk
18
Q
La oficina de turismo
A
Het VVV-kantoor
19
Q
La tienda
A
De winkel
20
Q
El arquitecto
A
De architect
21
Q
La creación
A
De creatie
22
Q
Las vacaciones
A
De vakantie
23
Q
Descansar
A
Ontspannen
24
Q
Relajado/-a
A
Ontspannen
25
Todos los días
Elke dag
26
La opción
De keuze
27
Deportivo/-a
Sportief
28
¡Que te lo pases bien!
Veel plezier!
29
Un montón
Een heleboel
30
Céntrico/-a
Centraal
31
Práctico/-a
Praktisch
32
El vértigo
De hoogtevrees
33
La montaña
De berg
34
La altura
De hoogte
35
La vista
Het uitzicht
36
El puerto
De haven
37
El viaje
De reis
38
El mar
De zee
39
Pensar
Denken
40
Querer
Willen
41
Preferir
De voorkeur geven aan
42
Contar
Vertellen
43
Poder
Kunnen
44
Volar
Vliegen
45
Encantar
Heel erg leuk vinden
46
Hay
Er is, er zijn
47
Dormir
Slapen
48
Tomar el sol
Zonnen
49
Curioso/-a
Vreemd
50
Estupendo/-a
Fantastisch
51
Abburido/-a
Saai
52
Viejo/-a
Oud
53
El barrio
De wijk
54
El lugar
De plek
55
El edificio
Het gebouw
56
Porque
Omdat
57
La tarde
De middag
58
La estatua
Het standbeeld
59
La entrada
De ingang
60
El bocadillo
Het broodje
61
Pasear
Wandelen
62
El pueblo
Het dorp
63
La vida
Het leven
64
La infancia
De jeugd
65
El accidente
Het ongeluk
66
La muerte
De dood
67
El tranvía
De tram
68
El hospital
Het ziekenhuis
69
Por eso
Daarom
70
Por ejemplo
Bijvoorbeeld
71
Aunque
Ook al
72
Gracias a
Dankzij
73
Como
Omdat
74
Pero
Maar
75
También
Ook
76
Representar
Weergeven
77
Desarrollarse
Zich ontwikkelen
78
Girar
Afslaan
79
Encontrar
Vinden
80
Diseñar
Ontwerpen
81
Parecer
Lijken
82
Reconocer
Herkennen
83
La forma
De vorm
84
La obra
Het kunstwerk
85
La construcción
De bouw
86
Expresivo/-a
Expressief
87
El mueble
Het meubelstuk
88
La ventana
Het raam
89
La interpretación
De interpretatie
90
A pie
Te voet
91
Subir
Beklimmen
92
A la derecha
Naar echts
93
A la izquierda
Naar links
94
Cerca
Dichtbij
95
Lejos
Ver
96
Delante
Voor
97
La línea
De lijn
98
La estación
Het station
99
El destino
De bestemming
100
Las escaleras
De trap
101
El transbordo
De overstap
102
Bajar
Uitstappen
103
La parada
De halte
104
La esquina
De hoek
105
Al final
Aan het einde
106
La calle
De straat
