Celbiologie Flashcards

(25 cards)

1
Q

Volledige verbranding

A

De afbraak van een organische stof (zoals glucose) met voldoende zuurstof, waarbij CO₂ en H₂O vrijkomen en veel energie wordt geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onvolledige verbranding

A

Verbranding met te weinig zuurstof, waarbij naast CO₂ en H₂O ook koolstofmonoxide (CO) of zelfs roet (C) ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dissimilatie

A

De afbraak van organische stoffen waarbij energie vrijkomt, zoals bij de verbranding van glucose in cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Assimilatie

A

Het opbouwen van organische stoffen uit kleinere anorganische stoffen, zoals bij fotosynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Anaeroob

A

Processen die zonder zuurstof plaatsvinden, zoals gisting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aeroob

A

Processen die zuurstof vereisen, zoals de volledige verbranding van glucose in cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fotosynthese

A

Het proces waarbij planten, algen en sommige bacteriën zonlicht omzetten in chemische energie (glucose), met CO₂ en H₂O als grondstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Organische stoffen

A

Stoffen die koolstof bevatten en meestal afkomstig zijn van levende organismen, zoals glucose, eiwitten en vetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anorganische stoffen

A

Stoffen zonder koolstof (of met een simpele koolstofstructuur), zoals water (H₂O), zuurstof (O₂) en koolstofdioxide (CO₂).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Producenten

A

Organismen, zoals planten en algen, die organische stoffen produceren uit anorganische stoffen (bijvoorbeeld door fotosynthese).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Consumenten

A

Organismen die organische stoffen opnemen door andere organismen te eten (zoals dieren en mensen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ATP (Adenosinetrifosfaat)

A

De energiedragende molecule in cellen, die energie levert voor veel biologische processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ADP (Adenosinedifosfaat)

A

De molecule die ontstaat wanneer ATP een fosfaatgroep afstaat, waarbij energie vrijkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Glycolyse

A

De eerste stap van de afbraak van glucose, waarbij glucose wordt omgezet in pyrodruivenzuur en een kleine hoeveelheid ATP vrijkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Citroenzuurcyclus (Krebs-cyclus)

A

Een serie reacties in de mitochondriën waarbij energierijke elektronen worden geproduceerd voor de oxidatieve fosforylering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oxidatieve fosforylering

A

Het proces waarbij ATP wordt gevormd in de mitochondriën met behulp van zuurstof en de elektronen die in eerdere stappen zijn vrijgekomen.

17
Q

Gisting

A

Een anaerobe vorm van dissimilatie waarbij glucose wordt afgebroken zonder zuurstof, bijvoorbeeld tot melkzuur of alcohol.

18
Q

Lichtreactie

A

Het deel van de fotosynthese waarbij lichtenergie wordt omgezet in chemische energie (ATP en NADPH).

19
Q

Calvin-cyclus

A

Het deel van de fotosynthese waarbij CO₂ wordt omgezet in glucose met behulp van de energie uit de lichtreactie.

20
Q

Niet-cyclische en cyclische fotofosforylering

A

Twee routes in de lichtreactie van fotosynthese waarbij ATP en NADPH worden geproduceerd. De niet-cyclische variant levert zowel ATP als NADPH, terwijl de cyclische alleen ATP produceert.

21
Q

In welke organismen vindt dissimilatie plaats

A

Dissimilatie vindt plaats in alle organismen (planten, dieren, schimmels en bacteriën), omdat het een proces is waarbij energie vrijkomt door de afbraak van organische stoffen.

22
Q

In welke organismen vindt assimilatie plaats

A

Assimilatie vindt vooral plaats in producenten (planten, algen en sommige bacteriën), omdat zij organische stoffen kunnen opbouwen uit anorganische stoffen via processen zoals fotosynthese.

23
Q

Waar vindt fotosynthese plaats

A

Fotosynthese vindt plaats in de chloroplasten van planten en sommige bacteriën

24
Q

Beschrijf wat er gebeurt tijdens de lichtreactie?

A

-Lichtenergie wordt opgevangen door chlorofyl.
-Water (H₂O) wordt gesplitst → O₂ komt vrij.
-ATP en NADPH worden gevormd voor de volgende stap.
-Dit kan via cyclische of niet-cyclische fotofosforylering.

25
Beschrijf wat er gebeurt tijdens de Calvin-cyclus?
CO₂ wordt vastgelegd en omgezet in glucose. ATP en NADPH uit de lichtreactie leveren de energie hiervoor.