Genetica Flashcards

(30 cards)

1
Q

Wat is genetica?

A

De studie van erfelijkheid en hoe eigenschappen worden doorgegeven van generatie op generatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een gen?

A

Een stuk DNA dat codeert voor een bepaald eiwit en een erfelijke eigenschap bepaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een allel?

A

Een variant van een gen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?

A

Genotype: De genetische samenstelling van een organisme.
Fenotype: De waarneembare eigenschappen van een organisme, beïnvloed door genotype en omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent homozygoot en heterozygoot?

A

Homozygoot: Twee identieke allelen voor een eigenschap.
Heterozygoot: Twee verschillende allelen voor een eigenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een dominant allel?

A

Een allel dat tot uiting komt in het fenotype, zelfs als er maar één aanwezig is (A).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een recessief allel?

A

Een allel dat alleen tot uiting komt als het in tweevoud aanwezig is (aa).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is intermediaire overerving?

A

Een tussenvorm waarbij beide allelen bijdragen aan het fenotype (bijv. roze bloemen bij een kruising van rode en witte bloemen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is co-dominantie?

A

Beide allelen komen volledig tot uiting in het fenotype (bijv. bloedgroep AB).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een monohybride kruising?

A

Een kruising waarbij slechts één eigenschap wordt onderzocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent geslachtsgebonden overerving?

A

Overerving van genen die op het X- of Y-chromosoom liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom worden mannen vaker getroffen door X-gebonden aandoeningen?

A

Mannen hebben slechts één X-chromosoom, dus recessieve genen op dit chromosoom komen altijd tot uiting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

: Noem een voorbeeld van een X-gebonden aandoening.

A

Kleurblindheid of de erfelijke bloedziekte hemofilie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het genotype van een vrouw die draagster is van een X-gebonden aandoening?

A

XᴬXᵃ (heterozygoot).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kunnen mannen drager zijn van een X-gebonden aandoening?

A

Nee, ze hebben maar één X-chromosoom en als ze het afwijkende allel hebben, hebben ze de aandoening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat DNA?

A

Uit nucleotiden, die bestaan uit een fosfaatgroep, een suiker (desoxyribose) en een stikstofbase.

17
Q

Wat zijn de vier stikstofbasen in DNA?

A

Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C) en Guanine (G).

18
Q

Welke basenparen vormen DNA?

A

A ↔ T
C ↔ G

19
Q

Wat is transcriptie?

A

Het proces waarbij DNA wordt omgezet in mRNA in de celkern.

20
Q

Wat is translatie?

A

Het proces waarbij ribosomen mRNA aflezen en vertalen naar een eiwit.

21
Q

Wat is een mutatie?

A

Een verandering in de DNA-volgorde.

22
Q

Noem drie soorten mutaties.

A

Puntmutatie: Eén base wordt vervangen.
Deletie: Een base wordt verwijderd.
Insertie: Een extra base wordt toegevoegd.

23
Q

Wat is een chromosomale afwijking?

A

Een verandering in de structuur of het aantal chromosomen (bijv. trisomie 21 - syndroom van Down).

24
Q

Wat is een drager van een genetische aandoening?

A

Iemand die een recessief ziekmakend allel heeft, maar zelf niet ziek is.

25
Hoe kan een mutatie leiden tot kanker?
Als een mutatie een gen beïnvloedt dat celdeling regelt, kan ongecontroleerde celgroei ontstaan.
26
Wat is genetische variatie?
De verschillen in DNA binnen een populatie, essentieel voor evolutie.
27
Wat is natuurlijke selectie?
Individuen met gunstige eigenschappen hebben een grotere kans om te overleven en voort te planten.
28
Wat is genetische drift?
Willekeurige veranderingen in allelfrequenties binnen een kleine populatie.
29
Wat is een genetische bottleneck?
Een sterke afname van de populatiegrootte, wat genetische variatie vermindert.
30
Wat is het Hardy-Weinberg-evenwicht?
Een wiskundige formule die de allelfrequenties in een populatie voorspelt als er geen evolutie plaatsvindt.