Cellen Flashcards

(53 cards)

1
Q

Waar bestaat het inwendig milieu (weefselvocht) uit?

A

-Water
-zouten (electrolyten)
-voedingsstoffen
-zuurstof
-afvalstoffen
-hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ontstaat warmte productie?

A

Spieractiviteiten en katabolisme (schildklierhormoon thyroxine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontstaat warmte afgifte?

A

-Straling (radiatie)
-geleiding (conductie)
-stroming (convectie)
-verdamping (evoporatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een goede ph waarde

A

Tussen 7,35 en 7,45

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is alkalose

A

-ph waarde is groter dan 7,45
-respiratoir (hyperventilatie en pijn)
-metabool (plastabletten, maaghevelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is acidose?

A

-ph waarde lager dan 7,35
-respiratoir (longfunctiestoornis, obstructie)
-metabool (diabetes, braken, nierinsufficientie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent homeostase?

A

Constant houden van het inwendige milieu onder wisselende omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 4 omstandigheden van het homeostase?

A

-vochtbalans
-electrolytenbalans
-zuur-base evenwicht
-optimale temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke factoren moeten constant blijven?

A

-glucose
-ph (zuurgraad)
-osmotische waarde van lichaamsvloeistoffen
-zuurstofgehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 5 eigenschappen van cellen?

A

-stofwisseling (verwerken en uitscheiden van stoffen)
-reageren op prikkels
-arbeid verrichten (bewegen) -> kost energie
-groei
-voortplanting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit is een cel opgebouwd?

A

-celwand/celmembraan
-cytoplasma
-celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de celwand/celmembraan

A

Scheiding tussen intracellulaire en extracellulaire ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het cytoplasma?

A

Water en voedingsstoffen met daarin celorganellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zit er in de celkern? (Nucleus)

A

kernvocht, RNA en DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is het celmembraan opgebouwd?

A

-dubbele laag vet achtige moleculen
-eiwit moleculen aan de buitenkant van de cel
-het is semi permeabel, gassen en water kunnen dan door het membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van het celmembraan

A

-scheiding van de cel inhoud en het omringende milieu
-transport van stoffen van en naar het omringende milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het cytoplasma

A

Celvocht met water, opgeloste stoffen, zouten, vetten, koolhydraten, eiwitten en celorganellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe is de celkern (nucleus) opgebouwd?

A

-nucleoplasma
-DNA
-chromosomen
-kernlichamen
-kernenvelop (membraan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van de celkern (nucleus)

A

-regelt de groei en celdeling
-regelt stofwisseling in de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de 4 fases van celdeling?

A

Profase>metafase>anafase>telofase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is mitose (gewone celdeling)?

A

-vindt plaats in je lichaamscellen
-maakt 2 nieuwe celkernen aan
-uit de moedercel ontstaan 2 dochtercellen
-dochtercellen zijn diploid (er zitten 2 exemplaren in de celkern van iedere chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de functies van mitose?

A

-ontwikkeling van groei in lichaam
-vervangen van cellen
-reparatie
-ongeslachtelijke voortplanting
-regeneratie

23
Q

Wat is meiose?

A

-gebeurt in geslachtsorganen
-deling van geslachtscellen
-geslachtscellen hebben minder chromosomen
-uit moedercel ontstaan 4 dochtercellen die hapoid zijn (1 exemplaar per celkern in chromosoom)

24
Q

Uit hoeveel % van ons lichaam bestaat water?

A

60%
Waarvan 65% intracellulair is (in lichaamscellen)
En 35% extracellulair is (buiten lichaamscellen)

25
Wat is zijn de functies van water in ons lichaam?
-oplossen van stoffen -vervoeren van stoffen -regelen van je lichaamstemperatuur
26
Wat is diffusie?
Uitwisseling van gassen zoals koolstofdioxide en zuurstof van een plek met hoge concentratie naar een plek met lage concentratie
27
Wat is osmose?
Uitwisseling van water. Eiwitten en zouten zuigen water aan . Zo wordt het evenwicht in stoffen tussen binnenkant en buitenkant van de cel beter
28
Wat betekent colloid?
Hoe sterk eiwitten water aan zuigen
29
Wat betekent kristalloid?
Hoe sterk zouten water aanzuigen
30
Ander woord voor stofwisseling
Metabolisme
31
Hoe noem je de chemische reactie in je lichaam
Stofwisseling/ metabolisme
32
Wat is anabolisme
Opbouwstofwisseling, zorgt voor groei en herstel Stoffen: eiwitten, mineralen en water
33
Wat is katabolisme
Afbraakstofwisseling, zorgt voor het vrij maken van energie Stoffen: vetten en koolhydraten
34
Wat is de samenstelling van bloed?
Bloedcellen (rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes) en plasma
35
Waaruit bestaat het bloedplasma? (Zijn er 9)
-eiwitten -albumine (eiwit) -globulinen (eiwit) -water -voedingsstoffen -zouten (electrolyten) -Afvalstoffen -zuurstof -hormonen
36
Wat is het doel van de kleine circulatie?
Transport van koolzuur (koolstofdioxide) naar de longen en dan opgenomen zuurstof naar grote circulatie
37
Wat is het doel van de grote circulatie?
Verversing van weefselvocht. En transport naar cellen van: -water -electrolyten -zuurstof -voedingsstoffen -hormonen
38
Wat zijn capillairen
Kleinste bloedvaten met semipermeabele wand
39
Wat is de arteriële zijde?
Bloeddruk is hoger dan de colloid osmotische druk (COD)
40
Wat is de veneuze zijde?
Bloeddruk is lager dan de colloid osmotische druk (COD)
41
Wat is weefsel
Cellen die het zelfde gebouwd zijn, de zelfde functie hebben en op de zelfde manier werken
42
Welke 4 soorten weefsels zijn er
-bedekkend weefsel -steunweefsel (bind, kraakbeen, botweefsel) -spierweefsel -zenuwweefsel
43
Ander woord voor bedekkend weefsel
Dekweefsel of epitheel weefsel
44
Wat is bedekkend weefsel?
Bedekt het hele lichaam van buiten (huid) en van binnen (slijmvliezen bijv ademhalingsorganen) en klieren en zintuigweefsel
45
Wat is de functie van bedekkend weefsel
Bescherming (van huid) Uitwisseling (van de longen) Opnemen (maag-darmkanaal) Uitscheiding (nieren)
46
Wat is de functie van bindweefsel
Steun (in botten) Afweer (virussen) Voeding (van huid of haren bijv)
47
Welke 4 soorten bindweefsel zijn er?
Strafbindweefsel: rond organen, zoals milt Elastisch bindweefsel: wervelkolom en penis Losmazig bindweefsel: onder de huid en tussen spieren en pezen Vetweefsel: opslag, calorierijk, isolatie, vormgeving
48
Welke 3 soorten kraakbeenweefsels zijn er
-Hyalien kraakbeen: gewrichtsvlakken, ringen van luchtpijp -elastisch kraakbeen: strotklepje -vezelig kraakbeen: tussenwervelschijven
49
Wat zijn de bestanddelen van botweefsel?
Collagene vezels en botzouten
50
Welke botcellen zijn er?
Osteoblasten, osteocyten, osteoclasten
51
Wat zijn neuronen?
Zenuwcellen
52
Wat zijn gliacellen?
Steuncellen
53
Welke soorten cellen zijn er in zenuwweefsel
Neuronen (zenuwcellen) en gliacellen (steuncellen)