Leerjaar 3 Periode 3 Flashcards
(89 cards)
Celdifferentiatie
Ontstaan van cellen die verschillen in grootte, vorm en functie in vergelijking met elkaar. Ze kunnen nog veranderen in meer gespecialiseerde cel
Wat zijn stamcellen
Cellen die zich nog niet ontwikkeld hebben naar een specifieke functie zoals spiercellen. Stamcellen kunnen nog tot elke cel differentiëren/veranderen
Wat zijn regelgenen
Zijn genen van de cel die betrokken zijn bij groei en deling van de cel. 1 cel heeft ongeveer 100 regelgenen. Als de regelgenen door mutatie ontregeld worden kan het een tumorcel of kankercel worden
Wat zijn de 2 regelgenen
Proto Oncogenen en tumorsuppressorgenen
Wat zijn proto-oncogenen
Niet gemuteerde: zijn betrokken bij celspecialisatie en celdifferentiatie
Muterende: groeiende werking
Wat zijn Tumorsupressorgenen
Deze hebben een remmende werking bij celdeling. Eiwitten worden geblokkeerd
Eigenschappen kankercel
-ongecontroleerde celdeling
-wijken af van oorspronkelijke weefseltype (anaplastisch)
-kunnen ontsnappen aan afweersysteem (doen zich voor als normale cellen)
-stimuleren aanmaak van nieuwe bloedvaten (angiogenese)
Hoe gaat ongecontroleerde celdeling
Gezonde cellen delen gecontroleerd alleen als dat nodig is. Op de buitenkant zitten ontvangers (receptoren) voor signalen. Elk type signaal kan binden met een specifieke receptor. Deling gebeurd alleen als een groeifactor bindt met een receptor op de cel. Kankercellen delen ongeremd. Bij kankercellen zijn de receptoren altijd geactiveerd. Zij hebben geen binding van groeifactoren nodig
Waarom blijven kankercelen zich delen
De geprogrammeerde celdood is uitgeschakeld. Normale cellen die beschadigd zijn worden vanzelf vernietigd. Kankercelen hebben dit niet, hier zorgt het mechanisme voor.
Welke soorten tumoren zijn er
Benigne en maligne tumoren
Eigenschappen benigne tumor
-goed ingekapseld
-goedaardig gezwel
-groeit niet snel
-zaait niet uit
-kan tegen omliggend weefsel drukken
Soorten benigne tumoren
Adenoom: goedaardig kliergezwel
Poliep: gesteeld slijmvliesgezwel
Fibroom: goedaardig huidgezwelletje/steelwratje
Myoom: goedaardig spiergezwel
Meningeoom: goedaardig hersenvliesgezwel
Maligne tumor eigenschappen
-Tumor zonder schil (groeit door omliggend weefsel)
-kwaadaardig gezwel
-kan uitzaaien
-cellen veranderen (slecht gedifferentieerd)
-zonder behandeling dodelijk
Solide tumoren
Carcinoom: uit klier en epitheel weefsel (kanker op huid, slijmvliezen en buitenste laag organen)
Sarcoom: uit steun en bindweefsel (weledelentumor: in spierweefsel of botten)
Blastoom: uit ontwikkelende organen (bij baby’s/kinderen)
Niet solide tumoren
Bij bloedbereidende organen en lymfeklieren (systeemziekten)
-Leukemie (uitgaande van witte bloedcellen)
-maligne lymfomen (uitgaande van lymfeklieren)
-kahler (uitgaande van plasmacellen in beenmerg
Adenocardinoom
Kanker van epitheelcellen die lichaamssappen en slijm produceren. Meestal in klierweefsel
Plaveiselcelcarninoom
Uit placeiselcellen. In bovenste laag van holle organen, zoals mond, keel en bovenste deel van slokdarm
Infiltratie
Kankercellen gaan door kapsel heen naar omliggend weefsel en organen (binnendringen)
Hoe kan er gefiltreerd worden
Door bloedbanen en lymfeklieren
Verschil solide en niet solide tumor
Solide is tumor in vaste massa (organen) zoals long of darmen en niet solide is meestal niet vaste massa en verspreid door hele lichaam zoals leukemie (bloed)
Curatief behandelen
Genezen, verwijderen/vernietigen van alle kwaadaardige cellen
Adjuvant behandelen
Aanvullende behandeling, nog wel een genezende behandeling. Voorbeelden zijn chemotherapie, bestraling, hormoon therapie en immunotherapie. Doel is achtergebleven kankercelen na operatie vernietigen of kleine uitzaaiingen vernietigen