chapitre 5 - voyage au paradis n-f Flashcards
(99 cards)
1
Q
de vakantie
A
les vacances v mv
2
Q
het vliegveld
A
l’aéroport m
3
Q
het vliegtuig
A
l’avion m
4
Q
in de bergen
A
à la montagne
5
Q
het was
A
c’était
6
Q
huren
A
louer
7
Q
blijven
A
rester
8
Q
vertellen
A
raconter
9
Q
naar huis gaan
A
renter
10
Q
vertrekken
A
partir
11
Q
vallen
A
tomber
12
Q
skiën
A
faire du ski
13
Q
komen
A
venir
14
Q
op de camping
A
au camping
15
Q
Ben je op vakantie geweest?
A
Tu es parti(e) en vacances?
16
Q
Ja, ik ben met vakantie geweest.
A
Oui, je suis parti(e) en vacances.
17
Q
Heb je een leuke vakantie gehad?
A
Tu as passé de bonnes vacances?
18
Q
Ja, het was super!
A
Oui, c’était super!
19
Q
Waren jullie in een hotel?
A
Vous avez été à l’hôtel?
20
Q
Nee, wij hebben een appartement gehuurd.
A
Non, on a loué un appartement.
21
Q
meer
A
plus
22
Q
minder
A
moins
23
Q
de sneeuw
A
la neige
24
Q
het hotel
A
l’hôtel m
25
de moutainbike
le VTT
26
gevaarlijk
dangereux, dangereuse
27
moeilijk
difficile
28
proberen
essayer
29
gemakkelijk
facile
30
gesloten
fermé(e)
31
grappig
marrant(e)
32
dankzij
grâce à
33
fietsen
faire du vélo
34
wandelen
faire une balade
35
Wat hebben jullie gedaan?
Qu'est-ce que vous avez fait?
36
Wij hebben geskied.
Nous avons fait du ski.
37
Was het mooi weer?
Il a fait beau?
38
Ja, maar het was koud. Het was min 5 graden.
Oui, mais il a fait froid. Il a fait moins 5 degrés.
39
het land
le pays
40
de taal
la langue
41
Nederland
les Pays-Bas
42
Nederlands
le néerlandais
43
Marokko
le Maroc
44
Arabisch
l'arabe m
45
Frankrijk
la France
46
Frans
le français
47
Engeland
l'Angleterre v
48
Engels
l'anglais m
49
België
la Belgique
50
Duitsland
l'Allemagne v
51
Duits
l'allemand m
52
de mensen
les gens
53
de woestijn
le désert
54
de berg, de bergen
la montagne
55
het strand
la plage
56
het bos
la forêt
57
de stad
la ville
58
het platteland
la campagne
59
Ben je al eens in Marokko geweest?
Tu as déjà été au Maroc?
60
Ja, ik ben in juli in Marokko geweest.
Oui, j'ai été au Maroc en julliet.
61
Is Marokko mooi?
C'est beau, le Maroc?
62
Ja, er zijn veel woestijnen.
Oui, il y a beaucoup de déserts
63
Welke taal spreekt men in Marokko?
On parle quelle langue au Maroc?
64
Men spreekt Arabisch en Frans.
On parle arabe et français.
65
de hele wereld
le monde entier
66
het team
l'equipe v
67
de hoofdstad
la capitale
68
de vraag
la question
69
het antwoord
la réponse
70
de inwoner
| de inwoonster
l'habitant m
| l'habitante v
71
slecht
mauvais(e)
72
nu
maintenant
73
zo'n beetje, ongeveer
à peu près
74
helemaal (correct)
tout à fait
75
aanwijzen
indiquer
76
winnen
gagner
77
in Afrika
en Afrique
78
in Azië
en Asie
79
Wat is de hoofdstad van Marokko?
Quelle est la capitale du Maroc?
80
Dat is Rabat.
C'est Rabat.
81
Hoeveel inwoners heeft Marokko?
Il y a combien d'habitants au Maroc?
82
Er zijn 32 miljoen inwoners.
Il y a 32 millions d'habitants.
83
Hoe schrijf je dat?
Ça s'écrit comment?
84
de reis
le voyage
85
het regent
il pleut
86
het is koud
il fait froid
87
het is warm
il fait chaud
88
in de winter
en hiver
89
in het voorjaar
au printemps
90
in de herfst
en automne
91
het vertrek
le départ
92
de aankomst
l'arrivée v
93
de terugreis
le retour
94
de zonnebril
les lunettes de soleil v mv
95
de trui
le pull
96
het jack
le blouson
97
de schoenen
les chaussures v mv
98
Wat voor weer is het in Marokko?
Quel temps fait-il au Maroc?
99
In de zomer is het heel warm.
En été, il fait très chaud.
