Chapter 3 Flashcards

(21 cards)

1
Q

Structuurdefinitie van een theorie
‘Hoe een theorie is opgebouwd’

A

“Een theorie is een systeem van logisch samenhangende, niet strijdige beweringen, opvattingen en begrippen betreffende een werkelijkheidsgebied, met als doel beschrijving, verklaring en voorspelling.”

Kenmerken:
- geeft aan waaruit een theorie is opgebouwd.
- Elementen, vorm, onderdelen zijn belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Doeldefinitie van een theorie

A

“Een theorie is een conceptueel systeem dat voor een bepaald doel is uitgedacht”

Kenmerken:
- Theorie is pas zinvol als je er iets mee kan doen
- Richt zich op de consequenties van een theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voorlopigheidsdefinitie van een theorie

A

“Een theorie is een bewering die probeert een bepaald verschijnsel te beschrijven of verklaren.”

Kenmerken:
- Theorieën zijn steeds in ontwikkeling en dus voorlopig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderzoeksdefinitie van een theorie

A

“A theory is a set of interrelated constructs (concepts, definitions, and propositions) that present a systematic view of phenomena by specifying relations among variables with the purpose of explaining and predicting phenomena”

Kenmerken:
- Dmv onderzoek wil je verklaren en voorspellingen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie van een verpleegkundige theorie

A

“A set of interrelated propositions and definitons, which present a systematic view of one of the essential units of nursing - person, environment, health, nursing - by specifying relations among relevant variables”

Kenmerken:
- Geheel van begrippen en concepten die verpleegkundige activiteiten beschrijven, verklaren, voorspellen
- Leunt aan bij structuur- en onderzoeksdefinitie
- Integreert verpleegkundig metaparadigma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meta-paradigma

A
  • Meest abstracte niveau van kennis
  • Overstijgt alle specifieke filosofische en paradigmatische oriëntaties
  • Beschrijft de belangrijkste concepten van de discipline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verpleegkundig meta-paradigma (4 kernwoorden)

A

Gezondheid
Persoon
Omgeving
Verpleegkunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Philosophy (filosofie)

A
  • Geven de meningen, waarden, ‘mindset’, wereldbeeld weer
  • Filosofieën zijn het gevolg van reflecties op kwesties die belangrijk worden beschouwd door filosofen
  • Geven aan hoe een situatie ‘zou moeten zijn’, niet zoals ze nu is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verpleegkundige filosofie

A

De manier waarop men de 4 onderdelen van het meta-paradigma bekijkt (= bepalend voor de filosofie die je ontwikkelt)
Blijft abstract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Visie Florence Nightingale op verpleegkunde

A

Sterke focus op omgevingsfactoren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Visie Hildegrad E. Peplau op verpleegkunde

A

Sterke focus op relaties tussen verpleegkundige en patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Visie Ida J. Orlando

A

Ook hier focus op de relatie onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

King’s visie op verpleegkunde

A

Interactie met omgeving zorgt voor verbetering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Conceptueel model

A

+- ‘begrippenkader’
- Raamwerken van aan elkaar gerelateerde concepten die belangrijke fenomenen beschrijven
- Concepten en hun proposities (relaties)
- Geeft de specificiteit van de discipline aan op een iets concreter niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conceptueel model binnen verpleegkunde

A

Hebben als raamwerk gediend om verpleegkundige opleiding vorm te geven

Kritiek: conceptuele modellen misschien niet nodig in theorievorming? Kan bv. ook gewoon door waarnemingen etc.
Te abstract, te subjectief, te rigide, te veel vakjargon, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Theorieën

A
  • Bestaat uit concepten en proposities
  • Geven aan hoe situatie is
17
Q

Concept(en)

A

Een symbolisch statement dat een fenomeen beschrijft
Een mentale weergave van een fenomeen, idee

18
Q

Proposities

A

Relaties tussen 2 of meer concepten

19
Q

Grand theory

A
  • Hele veld van verpleegkunde, verpleegkunde in zijn geheel
  • Omvatten de eigenheid, opdracht en doelstellingen van verpleegkunde
  • Eerder iets om over na te denken dan te gebruiken, nog altijd abstract
20
Q

Middle range theories

A
  • Tussen werkhypothese (praktijktheorie) en de allesomvattende volledige (grand) theorie
  • Tov grand theory:
    minder abstract
    beter toepasbaar
    minder concepten en proposities

‘iets tussenin’

21
Q

Practice theory (praktijktheorie)

A
  • concreetste niveau van een theorie
  • situatiespecifiek
  • hypothese testen