Chapter 6 Lesson 3 Flashcards
(30 cards)
1
Q
de beurt
A
turn
2
Q
boontjes
A
beans
3
Q
de klant
A
client
4
Q
de kool
A
coal
5
Q
de orde
A
order
6
Q
de patisserie
A
pastry shop
7
Q
de taart
A
pie
8
Q
het cadeautje
A
present
9
Q
het gebakje
A
pastry
10
Q
het plan
A
plan
11
Q
droog
A
dry
12
Q
geleden
A
past
13
Q
kwijt
A
lost
14
Q
licht
A
light
15
Q
vorig
A
last
16
Q
zoet
A
sweet
17
Q
herkennen
A
recognise
18
Q
langsgaan
A
passing by
19
Q
opschieten
A
hurry up
20
Q
terugkrijgen
A
get back
21
Q
terugzien
A
see back
22
Q
uitmaken
A
break up
23
Q
veranderen
A
change
24
Q
vertellen
A
to tell
25
wegen
weigh
26
alweer
again
27
gisteren
yesterday
28
verder
further
29
tegen zeven uur
by seven o clock
30
geen more
none anymore
