CNA therapie Flashcards
(44 cards)
1
Q
randvoorwaarden van therapie
A
- aanpassen van therapie
- aan leeftijd
- aan intresses
- verhogen van moitvatie - spelen met therapie doel
- interventie al spelendere wijs
- kaderen bij ouders = ander daling van belang
–> geen verderzetting van therapie in thuissituatie - mulitdisciplinair
- integreren creche/onthaalmoederen
- neurologische aandoeningen = andere disciplines actief - communicatie met ouders
- gebruik maken van hun kennis over het kind
- therapie zorg voor ondersteuning van ouders = verhogen motivatie voor therapie
- uitleg over concrete doel van therapie
2
Q
algemeen therapie concepten
A
- bottom-up approach
- stoornisniveau
- geen transfer naar ADL
- oudere behandelingsconcepten - top-down approach
- activiteiten & participatie niveau
- vooral activiteiten
–> participatie is in zelfde omgeving = moeilijk
- principes motorisch leren
3
Q
principes motorisch leren
A
- specifiek
- taak specifiek
- probleem-oplossend handelen
- motivationele setting
- betekenisvolle doelen = motivatie van kind stimuleren
–> samen formuleren - bekrachtiging
- te moeilijk = afweer tegen therapie
- te makkelijk = motivatie verlies & weinig vooruitgang - FITT
- veel herhalingen
- hoge intensiteit
4
Q
CIMT
A
- constraint-induced movement therapy
- voorkeurszijde inhiberen
- tijdens gestructureerd oefenen aangedane zijde
- gestructureerd = repetitief + shaping
- verschil met forced use = niet in combinatie met oefenen - shaping
- activiteit opsplisen in subcomponenten
- componenten inoefenen volgens stijgende moeilijkheidsgraad
- opbouwen naar volledige activiteit - types spalken
- jonge kinderen hebben niet door dat ze kunnen compenseren
- pas vanaf 8-10m
- volledige spalk = arm tegen lichaam
- handpalk = knijpen belemmeren
–> nog steeds compensatie mogelijk met arm
5
Q
modaliteiten van CIMT
A
- originele vorm
- 90% wakkere uren
- 6u/dag therapie
- 2-3w - modified = voor kinderen
- minder extreem in type restraint & intensiteit
- 3u/dag
- 6-10w
–> totale aantal tijd zal gelijk zijn met originele - vormen
- therapie
- thuisprogramma
- kampen = positieve socio-emotionele effecten - hybrid CIMT = combinatie bimanuele therapie
6
Q
uitvoeren van CIMT
A
- startvoorwaarde
- functie aangedane hand duidelijk minder
- unilaterale of bilaterale CP met assymetrie
- aanwezigheid grijpfunctie = ander heel weinig mogelijkheden
–> weinig variatie met slechte motivatie/frustratie - andere voorwaardes
- motivatie
- coöperatie
- cognitie - nadelen
- rekeninghouden frustratie & emotionele belasting
- aangedane hand niet als hulphand oefenen = compensaties zoals bij ADL voortreden
7
Q
bimanuele training
A
= 2 concepten
- HABIT hand-arm bimanual intensive training
- kampmodel
- impliciet leren & hands-off
- enkel bimanuele taken
- aangedane hand als hulphand
- omgekeerde CIMT - HABIT-ILE including lower extremeties
- 2-3w
- 90u kampmodel
- controle & coördinatie BL & OL
- activiteiten progressief moeilijker maken
- meer complexe bimanuele coördinatie
- hogere vereisten OL - bimanuele therapie
- verdeeld model = thuis & therapie
- expliciet leren & hands-on
- meer bewust stilstaan wat & hoe doen
- eveneffectief als CIMT = combinatie door hybrid
8
Q
goal-directed training
A
- algemeen
- alle types CP & andere neurologische aandoeningen
- combinatie met andere therapie concepten
- wat goal directed uniek maakt = doel inoefenen door enkel focus op die activiteit - onderdelen
- doel vastleggen
- taakanalyze
- interventie
- evaluatie
9
Q
goal-directed training stappen
A
- doel vastleggen
- samenwerking met kind en/of houder
- betekenisvol ≈ motivatie
- realistisch - taak analyse
- evaluatie in eigenlijke omgeving
- hoe kind taak uitvoert + aanpassing omgeving nodig?
- onderzoek sterktes & zwaktes - interventie
- in geheel oefenen of opdelen
- oefenen in real-life situates
- retentie = strategiën leren hoe zelf beste beslissing maken - evaluatie
- nood aan specifieke meetinstrumenten
- GAS goal attainment scaling
- COPM canadian occupational performance measure
10
Q
originele Bobath
A
- algemeen
- voorloper van NDT neurodevelopmental treatment
- 1942
- meest voorkomend concept in belgie - multidiciplinaire benadering
- observeren
- analyse mogelijkheden & moeilijkheden
- probleem-oplossend denken & handelen - doelen
- onafhankelijkheid
- participiatie
- levenskwaliteit
11
Q
mechanisme achter Bobath
A
- neurologische aandoeningen
- verstoorde coordinatie patronen
- verstoring reciproke innervatie - beïnvloeden van abnormale tonus
- door reflex hiërarchisch model
- hypotonie = RIP reflex inhibiting postures/patters
- hypertonie = stimulatie
- facilitatie van normale houding & beweging - aanleren basis-motorische patronen
- foetale/neonatale reacties
- oprichting bewegingen
- evenwicht & steunbewegingen - reden niet meer gebruikt
- originele = passieve vorm
- bottom-up
- hands-on = keypoints
12
Q
NDT
A
- algemeen
- evolutie met huidige evidentie
- eerst tonusregulerend werken
- gevolgd door training met huidige principes - principes
- hands-on = TIP tone influencing patterns
- zoveel mogelijk hands-off = alles wat kind kan ook laten doen
- meer focus op bewegingskwaliteit
- belang van generalisatie - toepassing
- gestandaardiseerde assessment
- in natuurlijke omgeving
- formuleren SMART doelen vanuit kind & ouders
13
Q
NDT doelgroep
A
- bilaterale CP
- quadriplegie = posutrale controle rolstoel & BL
- diplegie = OL & ontspanning BL - unilaterale CP = meest aangedane zijde
- hogere GMFCS levels
- meers hands-on
- hulpmiddelen
- proximale keypoints & facilitaties - lagere GMFCS levels
- eigen mogelijkheden van kind
- distale keypoints
14
Q
algemene opmerkingen van therapie
A
- bottom-up kan wel zinvol zijn
- stretchen/gipsen voor ROM
- krachttraining
- gewichtrdragen voor botdensiteit
- evenwicht & posutrale contolre
- conditie training - gebrek aan participation-based interventies
15
Q
pijlers van therapie aspecten
A
- stimulatie van motorische ontwikkeling & functionaliteit
- internationale richtlijnen
- facilitaties
- handeling
- vroeginterventie - preventie secundaire stoornissen
- advies medische interventies & hulpmiddelen
- advies thuis, school & vrijetijd
16
Q
goodpractice richtlijnen 1
A
4 good practice aanbevelingen
- doelen zijn van kind en/of ouders
- functioneel = particpatie niveau
- SMART
- aanpassen volgens mogelijkheid & progressie
- voor & na interventie meten
- multidisciplinair = overbelasting kind vermijden - factoren identificeren die het bereiken beïnvloed
- welke vaardigheden heeft kind al
- kind & context factoren
- facilitatoren
- barrieres
- hulpmiddelen aanbevolen/essentieël - interventie moet richten op gekozen doen
- zoveel mogelijk hands-off
- progressie van part-task naar whole-task practice - interventie is leuk en motiverend voor kind
17
Q
goodpractice richtlijnen 2
A
- locatie oefenen van doelen
- thuissetting of gemeenschap
- vaak niet mogelijk of toegelaten = nabootsen
- bevordering van transfer naar dagelijks leven - hogere effectiviteit interventie door ouder
- belang educatie & coaching
- betrekken in therapie
- goed gestructureerd thuisprogramma
- regelmatige opvolging - kind & ouder behouden beslissingsrecht
- up-to-date evidence geven
- rekening houden met contextuele factoren
- eindbeslissing ligt niet bij therapeut
18
Q
goodpractice richtlijnen 3
A
- dosis is voldoende
- optimale dosis bepaald door therapeut
- 40u voor motorische vaardigheid
- 15-25u voor specifieke vaardigheid - factoren die dosis veranderen
- afhankelijk van kind
- complexiteit doel
- type interventie
19
Q
evidence based voor mobiliteit
A
- goal-directed benadering
- binnen real life context
- niet zelfde als goal-directed training - wandelsnelheid & uithouding = suggestief
- overground training
- treadmill training
- HABIT-ILE - grof motorische functie = suggestief
- goal-directed training
- HABIT-ILE
- context-focused
20
Q
evidence based voor handfunctie
A
- handfunctie
- goal-directed benadering
- taak-specifieke benadering - unilaterale CP
- hybride = CIMT & bimanuele training
- HABIT - bi & unilaterale = suggestief
- CO-OP
- HABIT-ILE
21
Q
evidence based voor zelfzorg of vrije tijd
A
- zelfzorg
- goal-directed benadering
- taak specifiek benadering
- inclusief hulpmiddelen
- CO-OP
- HABIT
- HABIT-ILE suggestief - vrije tijd
- goal-directed benaderingen suggesteif
- ondersteunen van kind
- contextuele & persoonlijke factoren overwinnen
22
Q
sleutel-ingrediënten van stimulatie motoriek
A
- inhoud
- keuze van verschillende richtlijnen maakt niet veel uit
- keuze afh van kind & context factoren
- zolang toepassing met volgende kenmerken is - oefenen
- whole task practice
- indien niet mogelijk beginnen met part-task maar progressie naar
- context van echte levenssitaties
- moeilijkheidsgraad verhogen - andere
- collaberatief doelen
- feedback = indirecte & open vragen
- motivatie
- voldoende dosis
23
Q
facilitaties
A
- algemeen
- technieken om automatische bewegingsvormen te verkrijgen
- als reachte op het begeleiden van de hand
- hands-on werken = beperken maar soms echt nodig
- weinig transfer naar ADL - doelen
- posturale controle mogelijk maken = oprichting & evenwicht
- tonus optimaliseren = versterken, verminderen of stabiliseren
- pathologische bewegingspatronen onderdrukken
–> verhoging bewegingskwaliteit - doel
- oprichtingsreacties = vanaf geboorte
- evenwicht bewaren of herstellen = vanaf 6m
24
Q
mechanisme waar handeling op gebaseerd is
A
- normaal kind
- aanpassen bij bewogen worden door verzorger
- geleidelijk beheersing verwerven over houding
- verzorger = progressief hulp afbouwen - kind met CP
- weerstand aan bewogen worden = stijf
of
- voorturende ondersteuning nodig = slap
- ouder = te veel steun geven of te weinig bewegingsmogelijkheden bieden
- gevolg = secundaire problemen - handeling = wisselwerking kind/ouder optimaliseren
25
handeling
1. algemeen
- hands-on = facilitatie
- hands-off = verhinderen van bepaalde bewegingen door instructies
- positionering & hulpmiddelen
2. toepassing
- in therapie & dagelijksleven
- continu wisselwerking therapie & kind
- zo kind motiveren of stimuleren voor bepaalde handelingen
3. principes
- traag bewegen indien verhoogde spanning = verkeerde reacties uitlokken
- keypoints gebruiken = afh van motorische mogelijkheden
- symmetrie & alignement bevorderen
- kinderen activeren
26
CP-specifieke vroeginterventie
1. indicatie
- van jonge leeftijd ingrijpen
- ook bij vermoeden of risico
2. doelen
- neuroplasticiteit maximaliseren
- secundaire problemen minimaliseren
2. neuroplasticiteit maximaliseren
- gebruik maken van vele verbindingen
- verlies van andere verbindingen vermijden
27
therapie vormen vroeginterventie
1. baby-CIMT
- 6-8w 30min per dag
- minder volume
- hierdoor geen invloed op niet-aangedane zijde
- op 6m = minder bezwaar hebben dan peuters
2. baby-BIM
- moeilijker voor ouder
- toezicht op aangedane zijde voldoende actief
3. GAME goals activity motor enrichtment
- erg intensieve oefenvorm
- specifiek voor motorische & cognitieve ontwikkeling
- betere effecten bij thuissetting
3. omgevingsverrijking
28
omgevingsverrijking
1. environnemental enrichment
- uitdagingen uitlokken = spontane activieiten
- voldoende uitdagend
- door omgevingsaanpassing
2. voorwaarden
- minstens 1 van ontwikkelingsaspecten verrijken
- motorisch, cognitief, sensorisch & sociaal
3. toepassen
- coaching van ouders
- nadenken over uitgangshoudingen & bewegingen
2. effecten = stimulatie van neuroplasticiteit
29
sleutel-ingrediënten vroeg interventie
1. doelen
- family-centered
- goal-oriented = aangepast, intensief & progressief
2. uitvoering
- hands-on minimaliseren
- hulpmiddelen gebruiken
- environmental enrichment
- trail-and-error om kind uit te dagen zelf tot actie komen
30
evidentie van vroeginterventie
1. unilaterale CP = betere handfunctie korte termijn
2. bilaterale CP
- minder heup (sub)luxatie
- minder contracturen
- minder (ernstige) scoliose
- minder pijn = onderherkend probleem bij CP
31
secundaire problemen
1. secundaire problemen
- door primaire problemen
- komen meer voor bij groei van kind
- spierverkortingen
- contracturen
- beenderige afwijkingen
2. tertiaire problemen
- compensaties door primaire & secundaire problemen
- dragen extra bij aan primaire problemen
32
preventie van secundaire problemen
1. moeilijkheid preventie
- spasticiteit
- weinig activiteiten in volledige bewegingsbaan
- niet altijd mogelijk van volledige preventie
1. manieren
- activatie van spieren
- krachttraining
- mobilisatie
- orthopedische apperatuur
- medicatie
- chirurgie
33
training van posturale controle
1. houdingsreacties
- geautomatiseerde reacties
- moeten dus ook getraind worden tijdens andere taken
2. oefeningen
- uitdagende functionele taken
- bewuste aandacht mag niet op reacties liggen
34
activatie van spieren
1. activatie stoornissen
- te hoge tonus inhiberen
- te lage tonus stimuleren
2. modaliteiten
- elektrische prikkels
- massage
- temperatuur
1. nut van geïsoleerde beïnvloeding = beperkt
- vooral andere factoren leiden tot problemen
- zwakte of stijfheid
35
krachttraining preventie secundaire problemen
1. functionele krachttraining
- 8-12x aan 50-80%
- focus op snelkracht kracht idpv uithouding
- zo taakspecifiek mogelijk
2. aandachtspunten
- substraction = antagonist reguleren
- spasticiteit = trager bewegen
- evenwicht en/of visuele stoornissen kunnen belemmerende rol spelen
3. gevolgen van krachttraining
- meeste vooruitgang eerste weken = betere rekrutering & reciproke inhibitie
- minder overflow & minder EMG
- minder geassocieerde reacties
- hypertrofie in tweede fase
36
manieren van mobilisatie
1. manueel tijdens therapie
2. buiten therapie
- nachtspalken
- dagorthesen
- sta-tafel
3. periodiek mobiliseren = casting/gipsen
4. operatief
37
myogene contractuur
1. uitvoering
- langzaam & progressieve rek
- eerst accomodatie = ontspanning of inhibitie
- dan doorduwen tot net onder pijngrens = tonus toename
- 10-40sec kleine spiergroepen
- enkele min grote spiergroepen
1. effecten van stretching
- subjectief soepeler gevoel = cross bridge stiffnes opgehoffen
- leidt tot kortdurige verbetering op actieve taken
38
collagene contractuur
1. algemeen
- trager aanpassingsvermogen
- halfwaarde tijd van 200-500d
2. interventie
- pas effect na 200d 6-8u rek per dag
- moeilijke beïnvloedbaar met therapie
- maakt preventie nog belangerijker
- langdurige rek via nachtspalken of dagorthesen
39
indeling van medische ingrepen
1. reversibel & algemeen = orale medicatie
2. reveribel & focaal = botox
3. irriversibel & algemeen = selectieve dorsale rhizotomie
4. irriversibel & focaal = chirurgie
40
medicatie preventie secundaire problemen
1. algemeen = tijdelijke reductie spiertonus
2. orale medicatie
- baclofen
- diazepam
- dentrolene
2. injectie
- injecties = BTX-A
- intrathecaal = baclofen
41
baclofen
1. types baclofen
- oraal = 2-3% naar hersenen
- hogere dosis = meer nevenwerkingen
- intrathecaal = 95% naar hersenen
2. pomp
- subcutaan aan abdomen
- programmatie door telemetrie
- niet invasieve manier van dosis aanpassingen
3. reservoir
- transcutaan vullen
- alarm indien bijna leeg
42
complicaties van intrathecale baclofen
1. overdosis
- oorzaak = fout in programmatie
- gevolg = respiratoire problemen of coma
1. oorzaak onderdosis
- stopzetten medicatie
- leeg reservoir
- falen van pomp
- knik of lekkage
2. gevolg van onderdosis
- prodomaal jeuken
- paresthesieën
- tachycardie & hypotensie
- daling bewustzijn
43
BTX-A
1. botulinetoxine A injecties
- vooral voor 8j
- indicatie = spasticiteit of rigiditeit
- geen effect op contracturen
2. effect
- minder acetylcholine vrijgave
- partiele blokkade van spinale reflex aan neuromusculaire overgang
- minder overshoot van reflex activiteit
3. duur
- na vorming van nieuwe synapsen = sprouting
- na 12 weken
2. langduriger effect
- door combinatie met oefentherapie/orthese/gips
- 6-12maand
3. functioneel effect
- toename myogene mobiliteit door daling tonus
- vooral OL
- voor BL = belang combiantie met oefenprogramma
44
chirurgie preventie secundaire problemen
1. algemeen
- veel latere leeftijd = na 8j
- zo lang mogelijk wachten
- pas indien volgroeid
- permanent
1. orthopedische chirurgie
- bot-ingrepen = malformaties
--> osteotomie of artrodese
- spier/pees-ingrepen = verlenging of transpositie
2. neurochirurgie
- DBS
- selective dorsal rhizotomie