College 2 - Augustinus & Boëthius Flashcards

1
Q

Waarom zijn Augustinus en Boëthius belangrijk voor de middeleeuwse filosofie?

A

Ze zijn beide overgangsfiguren. Hun werk wordt gebruikt als startpunt waar de middeleeuwse filosofen beginnen of op reageren.

In de 11de eeuw is het werk van Boëthius ook een startpunt voor andere wetenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vertel iets over de biografie van Augustinus van Hippo (354-430).

A

Geboren in Algerije.

Hij had een christelijke moeder en een heidense vader.

Was eerst aanhanger van verschillende filosofische stromingen (stoa, manicheïsme*, sceptici en neoplatonisme). Deze zoektocht ronde hij af in het christendom toen hij gedoopt werdt op zijn dertigste. Dit patroon van hoppen van de een naar de ander en uiteindelijk te settelen in het christendom was een normaal patroon in die tijd.

Kort daarop werdt hij priester en later bisschop.

Hij heeft een grote rol gespeeld in de verhouding tussen christelijk geloof en (heidense) filosofie.

*combi van filosofie en religie (dogmatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Omschrijf de problematiek van de verhouding tussen geloof en filosofie in de tijd van Augustinus.

A

Filosofie werdt gezien als iets heidens en wat niet samen kon gaan met het christendom.

Paulus noemde de wijsheid van mensen dwaasheid in de ogen van God. —> dat suggereert dat je niets te maken wil hebben met wetenschap/filosofie als je christen bent.

Tertullianus zei: “Credo quia absurdum” = Ik geloof omdat het absurd is. —> iets is pas geloofwaardig als het absurd is (geloven is tegengesteld aan redeneren).

Hij zei ook: “Wat heeft Athene [filosofen] te maken met Jeruzalem [christenen]? —> niets dus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is er vernieuwend aan de filosofie van Augustinus?

A

Voor Augustinus is er geen tegenspraak tussen geloof en filosofie, maar ze liggen in het verlengde van elkaar (geloof gaat vooraf aan filosofie).

1) . We hebben een natuurlijke houding van vertrouwen. Daarom nemen we dingen eerst aan (bijvoorbeeld dat de docent gediplomeerd is of dat een bus niet over ons heen rijd als we het zebrapad oversteken). –> geloof
2. ) Daarna moet je kritisch reflecteren over je aannames. Als je dit niet doet dan doe je jezelf tekort, omdat je dan je rede niet gebruikt (naïef ben als een kind). –> filosofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de verhouding tussen filosofie en het christendom volgens Augustinus?

A

Het christendom is de ‘ware filosofie’.

Dit is heel vernieuwend omdat hij niet, zoals zijn tijdgenoten, filosofie van de heidenen verwerpt, maar gebruikt om het geloof beter te begrijpen (door de krenten uit de pap te halen). –> later ook godsbewijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar gaat ‘De libero arbitrio’ van Augustinus over? Wat is er bijzonder aan?

A

Het is een traktaat over de vrije wil: is het terecht dat mensen over een vrije wil beschikken? Augustinus redeneert dat we beter af zouden zijn zonder de vrije wil, omdat we dan alleen het goede zouden doen.

Het bijzondere aan dit traktaatje is dat er een godsbewijs in staat. Je ziet hier een hele nieuwe manier van denken, namelijk het proberen theoretisch bewijzen van god’s bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit de ‘De libero arbitrio’ van Augustinus:

“De mogelijkheid dat je je zou vergissen bestaat immers totaal niet als jij niet zou bestaan.”

Waar doet je dit aan denken?

A

Descartes heeft het cogito argument dus gejat van Augustinus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ziet het godsbewijs uit de ‘De libero arbitrio’ van Augustinus eruit? En wat voor kritiek kun je er op geven?

A

Augustinus maakt gebruik van hiërarchieën in bestaan:

Een steen is. 
Een koe leeft. 
Een mens begrijpt:
- Uitwendige zintuigen nemen waar.
- Het inwendig zintuig oordeelt erover.
- Het verstand oordeelt over de zintuigen (hoogste vermogen van de mens).
De principes van de wiskunde en de morele wijsheid oordelen over het menselijk verstand (manifestaties van God). --> 'de maat' dat ons verstand gebruikt om te oordelen, staat dus erboven.
God bestaat.

Kritiek:

  1. ) De laatste stap heeft geen onderbouwing.
  2. ) Het is een soort cirkelredenering. Het werkt alleen als je van te voren al uitgaat van het bestaan van God.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vertel iets over Boëthius (480-524).

A
  • kwam uit een vooraanstaande Romeinse senatorenfamilie
  • was hoog opgeleid, kende filosofie en Grieks
  • leefde in een tijd dat het Romeinse rijk langzaam uit elkaar viel, en daarmee ook de wetenschap in elkaar stortte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk ambitieus plan had Boëthius?

En waarom is dat plan niet gelukt?

A

Hij wilde de Griekse filosofie redden door alles van Plato en Aristoteles te vertalen en van commentaren te voorzien.

Hij had er niet veel tijd voor toen hij werd aangesteld als hoogste ambtenaar (Magister officiorum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onder welke omstandigheden streef Boëthius ‘De vertroosting van de wijsbegeerte’?

En waar gaat het over?

A

In de gevangenis. Hij was namelijk beschuldigd van verraad (samenzwering met de Romeinen) en ter dood veroordeeld.

Hij vroeg zich af hoe dit had kunnen gebeuren. Wat is er misgegaan?

Hij schrijft dus over hoe hij God ter verantwoording wil roepen voor het kwaad (zo’n vraagt heet: theodicee). De vrouwe filosofie wijst echter op zijn denkfout.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe omschrijft Boëthius de manier waarop God ‘eeuwig’ genoemd wordt en de manier waarop door sommige filosofen de wereld ‘eeuwig’ genoemd wordt?

Hoe verhouden zich deze twee soorten van eeuwigheid?

A

Eeuwigheid van God: een onbegrensd bestaan als iets tegenwoordigs en in zijn geheel (toekomst en verleden) tegelijk omvattend houden. –> eeuwig [aeternus]

Eeuwigheid van de wereld: aan een leven van onbegrensde duur onderworpen zijn –> altijd durend [perpetuus]

Verhouding tot elkaar: de wereld probeert de eeuwigheid van God te evenaren (nabootsing/afbeelding). –> Het is een soort afspiegeling of verval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Boëthius heeft het over de eis dat alles dat door God wordt gekend daardoor het karakter moet krijgen van noodzakelijke (onvermijdelijke) gebeurtenissen. Hoe denkt Boëthius daarover?

Maak in je antwoord gebruik van de begrippen ‘enkelvoudige of absolute noodzaak’ en ‘voorwaardelijke noodzaak’.

A

Hij vergelijkt het met wanneer je als mens een ander mens op aarde ziet lopen en tegelijkertijd de zon ziet opgaan. Je maakt dan een onderscheid tussen die 2 acties: de eerste is vrijwillig, de tweede noodzakelijk (statistisch).

Dat je het lopen van een ander ziet gebeuren, maakt het ‘voorwaardelijk noodzakelijk’, het kan namelijk niet anders dan dat die persoon loopt (als iemand iets weet, kan het gewetende immers onmogelijk anders zijn dan zoals het geweten wordt). Dat voegt echter geen absolute noodzaak toe, in de zin dat die persoon er niet voor heeft gekozen om te gaan lopen.

Zo is het ook met de kennis van God over de toekomst: omdat hij zowel het verleden als de toekomst omvat en het in één blik overziet, ziet hij dingen gebeuren die uit vrije wil worden gedaan. Deze dingen zullen (vanuit ons perspectief) in de toekomst gebeuren omdat het ‘voorwaardelijk noodzakelijk’ is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly