CVS week 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de eerste stapjes richting myocardinfarct?

A
  1. Endotheel dysfunctie of endotheel activering
  2. Laaggradige ontsteking en infiltratie van macrofagen
  3. Oxidering van LDL tot MM-LDL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de functies vans stikstofmono-oxide (NO)?

A
  1. Dilatatie
  2. Antistolling
  3. Nieuwvorming
  4. Anti-inflammatoir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de endotheelfuncties?

A
  1. Weerstand
  2. Angiogenese/arteriogenese
  3. Barriere functie
  4. Infiltratie macrofagen
  5. Trombose en hemostase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vormen van NOS zijn er?

A
  1. Induceerbaar NOS: werkt op immuunrespons, expressie in o.a. macrofagen
  2. Neuronaal NOS: neurotransmitters, werkt op zenuwcellen
  3. Endotheliaal NOS: belangrijk bij herseninfarct, geactiveerd door shear stress, reguleert doorbloeding en trombose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar zie je vooral atherosclerotische plaques?

A

Grote arteriën, geleidingsvaten en grote coronair arteriën
Vooral op plekken waar turbulentie is!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met je weerstandsvaten naarmate je ouder wordt?

A

Compliantie neemt af, stijfheid neemt toe
Systolische bloeddruk neemt toe
Diastolische bloeddruk blijft gelijk of neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is rarefactie?

A

Verdwijnen/verlies van capillairen bij hypertensie
Hangt samen met nierfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is angiogenese en arteriogenese?

A

Angiogenese = nieuwe capillair vorming
Arteriogenese = groter worden van capillairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er met weerstandsarteriën bij meer vetweefsel?

A

Verstoort vaatverwijding
Cytokines remmen vaatverwijdende effect van insuline af door verminderde NO productie
Verhoogde afgifte endotheline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke typen vasculitis behoren tot de grote vaten vasculitis?

A

Reuscel arteriitis
Takayasu arteriitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke typen vasculitis behoren tot de middelgrote vaten vasculitis?

A

Polyarteriitis nodosa (PAN)
Ziekte van Kawasaki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke typen vasculitis behoren tot de kleine vaten vasculitis?

A

Immuun-gemedieerd: IgA vasulitis (Henoch-Schonlein), cryoglobulinemie
ANCA-gemedieerd: MPA, GPA, EGPA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer moet je denken aan vasculitis?

A

Onbegrepen vermoeidheidsverschijnselen met koortsepisodes
Constitutionele klachten
Uitingen van inflammatie
Snel progressieve achteruitgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn kenmerken van reuscel arteriitis?

A

Leeftijd > 50 jaar
Temporale hoofdpijn
Visusklachten: amaurosis fugax
Kaakclaudicatio
Soms klachten van PMR
Onbegrepen koorts
Hoge BSE en CRP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke diagnostiek voer je uit bij reuscel arteriitis?

A

Biopt a. temporalis
FDG-PET-CT
Echo a. temporalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de behandeling voor reuscel arteriitis?

A

Prednison
Methotrexaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn kenmerken van polyarteriitis nodosa (PAN)?

A
  • Leeftijd rond 40 jaar
  • 50% koorts, 50% gewichtsverlies
  • Livedo reticularis
  • Nierfalen
  • Abdominale pijn/GI bloedingen
  • Angina pectoris
  • Tintelingen, gevoelsverlies
  • Testiculaire pijn (man)
  • GEEN pulmonale klachten
  • ANCA negatief
  • Associatie met hepatitis B
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke diagnostiek voer je uit bij polyarteriitis nodosa?

A

Angiografie van nieren en vaten: microaneurysmata, nierinfarcten
Biopsie: necrotiserende vasculitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn anti-neutrophil cytoplasmatic antibodies (ANCA)?

A

Antistoffen tegen neutrofiele granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke twee vormen van ANCA’s heb je?

A

C-ANCA: proteinase 3, GPA/Wegener, cytoplasmatische aankleuring
P-ANCA: myeloperoxidase, MPA en EGPA/Churg-Strauss, perinucleaire aankleuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn kenmerken van microscopische polyangiitis (MPA)?

A

Glomerulonefritis
Capillaritis in de long: infiltraten en hemoptoë
90% MPO-ANCA/p-ANCA
Behandeling met prednison + cyclofosfamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn kenmerken van granulomatose met polyangiitis (GPA, ziekte van Wegener)?

A

Glomerulonefritis
Capillaritis van de long: infiltraten en hemoptoë
KNO problemen: epistaxis en sinusitis
80% PR3-ANCA/c-ANCA
Behandeling met prednison + cyclofosfamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn kenmerken van eosinofiele granulomatose met polyangiitis (EGPA, ziekte van Churg-Strauss)?

A

KNO problemen: epistaxis en sinusitis
Astma
Hypereosinofilie
40% MPO-ANCA/p-ANCA
Behandeling met prednison + cyclofosfamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn vasculitiden?

A

Klinische syndromen gekenmerkt door ontsteking in de vaatwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke factoren spelen een rol bij het pompen van veneus bloed vanuit voeten naar het hart toe?
Spierpomp Kleppen Drukverschil Veneuze innervatie
26
Welke klasse antihypertensiva is gecontra-indiceerd bij veneuze insufficiëntie met oedeemvorming?
Calciumantagonisten
27
Wat zijn mogelijke oorzaken van hypertensie?
1. Primair hyperaldosteronisme 2. Medicatie 3. Slaapapneu 4. Hyperthyreoïdie 5. Cushing syndroom 6. Dropgebruik 7. Hypercalciëmie
28
Hoe werken statines?
Remmen HMG-CoA-reductase die betrokken zijn bij productie van cholesterol in de lever
29
Hoe werken PCSK9-remmers?
LDL-receptor expressie gaat omhoog, waardoor meer cholesterol gebonden wordt en afbraak LDL-cholesterol uit bloed neemt toe
30
Wat is een belangrijke bijwerking van statines?
Statines hebben effect op cholesterolsynthese en synthese van isoprenoïde, wat zorgt voor eiwit degradatie en dus spierpijn
31
Benoem de antihypertensiva van eerste keus naar laatste keus
1. ACE-remmer/ARB (wel probleem bij kinderwens) 2. Calciumantagonist 3. Diuretica (veel bijwerkingen) 4. Beta-blokker (eig. alleen bij AP)
32
Welke fysiologische veranderingen van het hart- en vaatstelsel treden op tijdens de zwangerschap?
Cardiac output omhoog Gemiddelde bloeddruk blijft gelijk Systemische weerstand omlaag
33
Wat gebeurt er met spiraalarteriën bij pre-eclampsie?
Spiraalarteriën horen te dilateren bij placenta Bij pre-eclampsie gebeurt dit NIET, waardoor placenta zich niet goed ontwikkelt en er endotheelschade optreedt
34
Welke pathologische processen treden op bij pre-eclampsie?
Insufficiënte placentatie: bloedstroom naar placenta gaat niet goed -> angiogenese remmende factoren (sFLT en sENG) Endotheelcel activatie en inflammatie: vasoconstrictie ipv vasodilatatie
35
Wat is de definitie van pre-eclampsie?
Pre-eclampsie hypertensie > 20 wk zwangerschap EN - Proteïnurie >300 mg OF - Orgaanstoornis (HELLP) OF - Groeirestricties (< p10)
36
Wat is het verschil tussen pre-eclampsie en eclampsie?
Eclampsie omvat stuipen ten gevolge van hypertensieve aandoening in de zwangerschap
37
Wat is de behandeling van pre-eclampsie?
Geboorte van kind Antihypertensiva MgSO4: maakt eclamptisch insult kleiner, alleen in ver stadium
38
Wat kan je doen ter preventie van pre-eclampsie?
Aspirine Calcium
39
Hoe werkt aspirine als preventie tegen pre-eclampsie?
Werkt op COX1 en COX2 Antitrombotisch: placentatie beter Anti-inflammatoir Wordt gegeven bij 1 hoog risico factor of 2 matig risico factoren
40
Wat zijn de 3 hoog risico factoren van pre-eclampsie?
Pre-eclampsie in eerdere zwangerschap Maternale ziekte Pre-existente hypertensie
41
Wat zijn matige risicofactoren voor pre-eclampsie?
Nullipara Leeftijd > 40 jaar Zwangerschapsinterval groter dan 10 jaar Hoog BMI Positieve familie anamnese Meerling Zwangerschap na eiceldonatie Placenta insufficiëntie in VG
42
Wat is het antifosfolipiden syndroom (APS)?
Auto-immuunziekte gekenmerkt door verhoogde bloedstolling en tromboses Hoog risico op zwangerschapscomplicaties
43
Wat zijn oorzaken voor secundaire hypertensie?
Glycyrrhizinezuur bevattende producten (drop, hoestsiroop, etc.) Medicatie Nierziekten Slaapapneu Hyperaldosteronisme
44
Wanneer behandel je hypertensie met medicatie?
Bloeddruk hoger dan streefwaarde EN - Atherosclerotische HVZ - Diabetes met risicofactoren - Chronische nierschade - Score > 10 %
45
Wanneer geef je iemand met hypertensie leefstijl advies én overweeg je medicatie?
Bloeddruk hoger dan streefwaarde EN - Diabetes zonder risicofactoren - Matige chronische nierschade - Ernstige hypertensie - Score > 5 en < 10 %
46
Wanneer geef je iemand met hypertensie alleen leefstijl advies?
Bloeddruk hoger dan streefwaarde EN score < 5 %
47
Welke leefstijl adviezen geef je aan iemand met hypertensie?
Afvallen Gezonde voeding Zoutarm dieet Lichaamsbeweging Beperken van alcohol Stoppen met roken
48
Welke medicatie kan je toedienen bij iemand met hypertensie? Maak onderscheid tussen RAAS en niet RAAS.
Remmen RAAS - ACE-remmers/ARB - Betablokker - Mineraalcorticosteroïdereceptor antagonisten - Renineremmers Remmen RAAS niet - Calciumantagonisten - Diuretica - Alfablokkers - Methyldopa
49
Welk antihypertensivum heeft de voorkeur bij verhoogde albuminurie?
ACE-remmer/ARB
50
Welke antihypertensiva hebben de voorkeur bij een eerder MI of coronairlijden?
Betablokker ACE-remmer/ARB
51
Welke antihypertensiva hebben de voorkeur bij angina pectoris?
Betablokker ACE-remmer ARB
52
Welke antihypertensiva hebben de voorkeur bij hartfalen?
ACE-remmer/ARB Betablokker Diuretica Mineralcorticoïdereceptor-antagonist
53
Welke antihypertensiva hebben de voorkeur bij atriumfibrilleren?
Betablokker Non-dihydropyridine ACE-remmer/ARB Mineralcorticoïdreceptor-antagonist
54
Welke antihypertensiva hebben de voorkeur bij perifeer arterieel vaatlijden?
ACE-remmers
55
Welke antihypertensiva hebben de voorkeur bij diabetes?
ACE-remmers ARB
56
Welke antihypertensiva hebben de voorkeur bij zwangerschap?
Methyldopa Labetalol Calciumantagonist
57
Welke antihypertensiva hebben de voorkeur bij negroïde mensen?
Diuretica Calciumantagonisten
58
Waarom geef je een ACE-remmer of ARB bij verhoogd albuminerie en diabetes?
Ze werken nefroprotectief In efferente vat van glomeruli wordt de druk lager door de ACE-remmer
59
Wat doen ACE-remmers?
Remmen ACE in de longen, blokkeert RAAS systeem en verlaagt de bloeddruk Remmen remodeling van hartspier
60
Wat zijn bijwerkingen van ACE-remmers?
Orthostatische hypotensie Hyperkaliëmie Kriebelhoest
61
Met welke geneesmiddelen hebben ACE-remmers interacties?
NSAID's: ACE-remmer zet efferente vat open, NSAID zet afferente vat dicht -> aanvoer wordt minder en afvoer wordt meer -> acute nierinsufficiëntie Overige antihypertensiva
62
Hoe werken angiotensine-2-receptorblokkers (ARB)?
Remmen effecten van angiotensine 2 op o.a. bloedvaten en bijnier
63
Wat zijn belangrijke bijwerkingen van ARB's?
Hyperkaliëmie Orthostatische hypotensie
64
Hoe werken betablokkers?
Selectief: antagoneren beta1-receptoren in hart en nier Niet selectief: antagoneren beta1-receptoren en beta2-receptoren
65
Wat zijn bijwerkingen van betablokkers?
Bradycardie Verminderde inspanningstolerantie Astmatische klachten Levendige dromen
66
Met welke geneesmiddelen hebben betablokkers een interactie?
Non-dihydropiridines, digoxine Antihypertensiva
67
Wat zijn contra-indicaties voor betablokkers?
Geleidingsstoornissen Ernstig astma Ernstig verstoorde perifere doorbloeding
68
Uit welke 2 vormen bestaan calciumantagonisten?
Dihydropyridines (amlodipine, nifedipine) Non-dihydropyridines (verapamil, diltiazem)
69
Hoe werken dihydropyridines?
Blokkeren L-type calciumkanalen in vaatwand - Bloeddrukverlaging - Verlagen pompweerstand hart
70
Waarbij zijn dihydropyridines geïndiceerd?
Hypertensie Angina pectoris
71
Hoe werken non-dihydropyridines?
Blokkeren calciumkanalen in het hart - Bloeddrukverlaging - Negatief inotroop - Negatief chonotroop/dromotroop
72
Waarbij zijn non-dihydropyridines geïndiceerd?
Ritmestoornissen Angina pectoris
73
Wat zijn bijwerkingen van calciumantagonisten?
Oedeem Blozen Hoofdpijn Non-DHP: verminderde inspanningstolerantie
74
Met welke geneesmiddelen hebben calciumantagonisten interacties?
Antihypertensiva Betablokkers, digoxine DHP: substraat voor CYP-3a4 Non-DHP: remmer CYP-3a4
75
Wat zijn contra-indicaties voor non-DHP?
Geleidingsstoornissen Hartfalen
76
Hoe werken thiazidediuretica?
Blokkeren Na+/Cl- cotransport in distale tubulus K+ verlies in verzamelbuis Vasculaire remodeling
77
Wat zijn bijwerkingen van thiazidediuretica?
Hyponatriëmie/hypokaliëmie Dehydratie, nierfunctiestoornissen Orthostatische hypotensie
78
Waarom geen monotherapie bij antihypertensiva?
Monotherapie helpt vaak niet, want lichaam verzet zich ertegen Combinatie van 2 middelen leidt tot verdubbeling van bloeddrukdaling ALTIJD RAAS-blokkerend middel + RAAS-onafhankelijk middel
79
Welk stappenplan omtrent medicatie moet je volgen bij verhoogd cholesterol?
1a. Atorvastatine of simvastatine 1b. Atorvastatine of rosuvastatine 2. Atorvastatine of rosuvastatine in hogere dosering 3. Toevoegen ezetimib 4. PCKS9-remmer (alleen bij hoog risico en onvoldoende effect)
80
Wat zijn contra-indicaties van statines?
Ernstige leverziekte Lage levensverwachting (geen effect op korte termijn)
81
Hoe werkt ezetimib?
Remt cholesterol opname uit darmen
82
Wat zijn bijwerkingen van ezetimib?
Diarree en maagdarmklachten
83
Met welk geneesmiddel gaat ezetimib een interactie aan?
Vitamine K antagonisten
84
Wat zijn kenmerken van angina pectoris?
Retrosternale drukkende pijn Provocatie door inspanning, kou, emotie of zware maaltijd Klachten gaan over in rust of na gebruik nitroglycerine
85
Wat is het verschil tussen een stabiele en een instabiele angina pectoris?
Stabiel: onvoldoende zuurstoftoevoer en verhoogd gebruik, gaat over in rust Instabiel: klachten kunnen ook ontstaan in rust
86
Wat is de behandeling voor stabiele en instabiele angina pectoris?
Stabiel: leefstijl en medicamenteus Instabiel: revascularisatie, leefstijl en medicamenteus
87
Welke behandeldoelen heb je bij angina pectoris?
Aanvalsbehandeling: nitroglycerine Cardiovasculaire preventie: salicylaten en statines Onderhoudsbehandeling: betablokker of DHP antagonist, langwerkende nitraten, non-DHP calciumantagonist
88
Hoe werken nitraten?
Verlagen preload door veneuze vasodilatatie
89
Wat zijn bijwerkingen van nitraten?
Forse hypotensie Hoofdpijn
90
Hoe werken salicylaten?
Inhiberen tromboxaan A2 in trombocyt door irreversibele binding aan COX Werkingsduur: ongeveer 10 dagen
91
Wat zijn bijwerkingen van salicylaten?
Verhoogde bloedingsneiging Maagzuurklachten en ulceratie
92
Met welke geneesmiddelen hebben salicylaten een interactie?
Antistollingsmiddelen NSAID's, steroïden Middelen die reversibel COX remmen (bv. ibuprofen)
93
Wat is de behandeling voor diabetes patiënten zonder hoog risico op HVZ?
1. Metformine 2. SU-derivaat 3. Langwerkend insuline 4. Intensiveer insuline
94
Wat is de behandeling voor diabetes patiënten met hoog risico op HVZ?
1. SGLT2-remmer 2. Metformine 3. GLP1-agonist
95
Wat is familiaire hypercholesterolemie (FH)?
Autosomaal dominante overerving Te hoog LDL-cholesterol in bloed door te weinig LDL zuivering uit bloed Mutaties in - LDL-receptor gen (verstoorde klaring) - PCKS9-gen (afbraak LDL-receptoren) - APO-B gen (verstoorde binding aan LDL-receptoren) Homozygote vorm ernstiger dan heterozygote vorm!
96
Welke symptomen zijn er bij familiaire hypercholesterolemie?
Vetdeposities (bv. achillespees) Xanthomen Bultjes op gewrichten Ring rond ogen (arcus lipoides)
97
Wat is de behandeling voor familiaire hypercholesterolemie?
Leefstijladviezen Overweging statines (vanaf 8 jaar)
98
Wat is het Marfan syndroom?
Bindweefselaandoening van skelet, ogen, hart en longen Autosomaal dominant, DBN1-gen
99
Wat zijn kenmerken van het Marfan syndroom?
1. Arachnodactylie 2. Verwijding aorta 3. Pneumothorax 4. Lensluxatie 5. Striae 6. Positieve thumbsign 7. Wristsign
100
Wat zijn kenmerken van het Loeys-Dietz syndroom?
Vasculair: arteriële tortuositas, aneurysma, dissectie Skelet: osteoartritis, scoliose Gelaat: hypertelorisme, gespleten huig Huid: hyperelastisch, doorschijnend, hematomen, Soms: mentale retardatie
101
Wat is het Loeys-Dietz syndroom?
Bindweefselaandoening van vascularisatie, skelet, gelaat en huid Autosomaal dominant, TGFBR1/2 gen
102
Wat zijn kenmerken van het Ehlers-Danlos type IV syndroom?
Hypermobiliteit gewrichten Hyperelastische huid Huid: hematomen, doorschijnende vaten, sigarettenpapier, hyperelastisch Gelaat: langerekt, proptosis
103
Wat is het Ehlers-Danlos syndroom?
Bindweefselaandoening, veel verschillende typen Autosomaal dominant CDL3A1-gen
104
Wat zijn kenmerken van het Turner syndroom?
Kleine lengte Ovarian failure Hartafwijking: bicuspide aortaklep, coarctatio Brede nek
105
Wat is het Turner syndroom?
X-chromosomale aandoening 45, X
106
Wat zijn kenmerken van congenitale rubella?
Pulmonalisstenose Oogafwijkingen Gehoorverlies Aangedane huid
107
Wat zijn kenmerken van LEOPARD syndroom?
Pulmonalisstenose Lengitines (meerdere bruine vlekken op de huid) ECG afwijkingen Gehoorverlies
108
Wat zijn kenmerken van het Williams syndroom?
Pulmonalisstenose Dysmorfie: afwijkingen in gelaat en lichaam Ontwikkelingsachterstand
109
Wat zijn kenmerken van het Alagille syndroom?
1. Pulmonalisstenose 2. Cholestase (geelzucht) 3. Nierafwijkingen 4. Wervelafwijkingen (vlinder vertebrae)
110
Wat zijn kenmerken van het Noonan syndroom?
Pulmonalisstenose Hypertelorisme Hematomen Kleine lengte