Cytoskelet Flashcards

(36 cards)

1
Q

algemene functies cytoskelet

A
  • celdeling
  • celvorm
  • bewegen van cellen en organellen binnenin de cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

grootte orde filamenten

A

nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

actine functies

A
  • contractiele ring cytokinese
  • celadhesie
  • filopodia en stress fibers vr voortbeweging
  • celcortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opbouw actine

A

g-actine -> f-actine
Mg
ATP bindend domein
+ kant (barbed)
- kant (pointed)
filament is chemisch gepolariseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

actine polymerisatie

A
  • nucleaire
  • elongatie
  • steady state
  • verschil in kritische conc bij + en - kant
  • enkel atp gebonden g-actine bindt
  • w gehydrolyseerd
  • treadmilling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eiwitten die de actie polymerisatie beïnvloeden

A
  • thymosine
  • cofiline
  • profiline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het gevolg van de vele functies die actine in de cel vervult

A

de actine sequentie is evolutionair sterk geconserveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eiwitten die een rol spelen in de verschillende conformaties van actine

A
  • alfa actinine in stress fiber
  • fimbrine in lamelopodia en filopodia
  • filamine bij cross linker ter vorming van gel achtig netwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevolg van niet-functioneel filamine

A
  • geen celcortex
  • verlies celstructuur -> blebbing
  • geen celmigratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opbouw microvilli (beknopt)

A
  • parallelle actine bundels
  • rol van bv fimbrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

actine en celbeweging

A
  • belang focale adhesies
  • arp2/3 complex voor vorming van lamelopodia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

arp2/3 complex

A
  • vormt nucleatie centrum waardoor actine filamenten kunnen vertakken onder een hoek van 70°
  • vertakkingen duwen tegen de membraan en vormen uitsteeksels die nodig zijn voor celmigratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

myosine II

A
  • vorming bipolair filament
  • interageert met actine is sarcomeren waardoor het zicht verplaatst -> spiercontractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

intermediaire filamenten algemeen

A
  • weefselspecifiek
  • geen rol in celmigratie
  • geen contact met motoreiwitten
  • functie: steun en stevigheid vd cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

opbouw van intermediaire filamenten

A
  • monomeer: centrale helix met kop en staart
  • dimeer
  • antiparallelle dimeren vormen tetrameer
  • tetrameren vormen protofilament
  • protofilamenten vormen protofibril
  • protofibrillen wikkelen tot intermediair filament
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

locatie vimentine

A

mesenchymale cellen

17
Q

locatie desmine

18
Q

distributie van keratine in epitheliale cellen

A
  • per laag komt een ander type tot expressie
19
Q

microtubuli opbouw

A
  • dimeer van alfa en beta tubuline
  • 13 protofilamenten
  • alfa tubuline bindt steeds GTP
  • beta tubuline bindt GTP of GDP
20
Q

wat bepaalt de dynamiek van de microtubuli

A

de aanwezigheid van een beta tubuline GTP cap

21
Q

hoe goeien microtubuli

A
  • vanuit MTOC/centrosoom
  • gamma-TuRC en augmine vormen soort nucleatiecentrum
  • nuclatie, elongatie, steady state
  • catastrofe vs rescue
22
Q

steady state bij microtubuli

A

meer opbouw dan afbraak, omdat de afbraak doorgaans sneller verloopt dan de opbouw

23
Q

microtubulaire inhibitoren

A
  • fungeren als antimitoticum
  • taxol: stabilisatie
  • colchicine, colcemide, nocodazole: destabilisatie
24
Q

microtubuli-gemediteerd transport

A

anterograad: - -> + door kynesine
retrograad: + -> - via dyneïne

25
kynesine
- verschillende types - heterotetrameer - 2 MT-bindende domeinen, via linker domeinen gekoppeld aan de stalk die overloopt in de staart, die vesikels en organellen bindt - atp hydrolyse bij elke conformatieverandering
26
dyneïne
- bindt materiaal via dynactine complex - power stroke beweging - Lis1 eiwit is cruciaal voor functie van het dyneïne
27
pathologie ivm Lis1 eiwit
- lissencefalie - dyneine functioneert niet goed - glad oppervlak vd hersenen
28
coöperatie tussen kinesine en myosine
overgang van transport op MT naar actine the celcortex om materiaal aan de buitenkant vd cel te brengen
29
bouw cilia en flagellen
- basaal lichaam: moedercentriool - overgangsfase: 9 doubletten - axonema: 9+1 doublet met nexine en dyneine
30
rol van nexine
- voorkomt dat door de activiteit van dyneine de doubletten elkaar voorbijschuiven - zorgt voor buiging en dus slagbeweging
31
intraflagellair transport
- dmv kynesine 2 en dyneine - aan de buitenkant van de flagellen, dus tussen PM en buitenste doublet - IFT-partikels, nodig voor opbouw
32
primaire cilia
- slechts 1 per cel - als antenne, voelt de omgeving en geeft signalen door aan de cel - 9 doubletten
33
twee pathologieën ivm primaire cilia
- Bardet-biedl - mutatie in genen nodig zijn voor het transport van eiwitten naar de cilia - polycystic kidney disease
34
IFT-partikels
nodig voor de opbouw van flagellen
35
microtubuli tijdens mitose
- morfologie verandert doorheen celcyclus - duplicatie tijdens S-fase - vorming asterfiguur tijdens profase - vorming spoelfiguur in prometafase - kinetochore MT oriënteren chromosomen naar evenaarvlak in metafase - astrale MT zorgen voor organisatie van de spoelfiguur
36
kinetochoor
eiwit op centromeer waaraan kinetochore microtubuli hechten