Organellen Flashcards

(49 cards)

1
Q

Wat zijn de functies van de celmembraan

A
  • integriteit
  • celherkenning
  • selectieve barrière
  • compartimentalisering
  • flexibiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de dikte van de membraan

A

7 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom zouden celmembranen dynamisch kunnen zijn

A

bv budding, endo- en exocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

types membraaneiwitten

A

integraal single pass
integraal multi pass
acyl-verankerd
lipideveranderd
perifeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

membraanzijden

A

de oriëntatie blijft behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mitochondriën: opbouw

A
  • dubbel membraan
  • intermembranaire ruimte
  • cristae met F0F1 partikels
  • matrixgranules
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden mt’en aangekleurd?

A
  • immunohistochemie
  • janusgroen
  • GFP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zijn mt’en doorlaatbaar?

A

Ja, in de buitenste membraan zitten porines (beta barrel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

enkele functies van mt’en

A
  • atp synthese
  • calcium opslag
  • thermogenese in bruin vet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar bevindt het mtDNA zich

A

waar de cristae het minst op elkaar gestapeld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe delen mt’en zich

A

binaire fissie
er is dan ook veel import van eiwitten uit het cytosol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

proces waarbij mt’en worden vernietigd

A

mitofagie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MCS en belang ervan

A

contactplaatsen tussen organellen
communicatie
uitwisseling van ionen, fosfolipiden,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dynamiek van mt’en

A

fusie
fissie
verplaatsing via cytoskelet
statisch waar veel app nodig is (bv spiervezels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gevolg van organellen

A

ze hebben elk jun eigen set eiwitten
die eiwitten moeten nr het juiste organel gebracht worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar gaan eiwitten zonder signaalsequentie naartoe

A

kern, mt’en, peroxisomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar gaan eiwitten met signaalsequentie naartoe

A

ER, Golgi, membraan, lysosomen, extracellulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

topologie van de secretieweg

A

carboxyterminaal deel: wijst nr cytosol
aminoterminaal deel: wijst nr lumen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe is het eiwittransport bij vrije vs gebonden ribosomen

A

vrije: posttranslationeel
gebonden: cotranslationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

3 algemene stappen in cotranslationeel transport

A
  • binding aan translocon
  • translocatie
  • opvouwing
21
Q

cotranslationeel transport: leg uit

A
  • hydrofobe signaalsequentie
  • srp en srp receptor
  • interactie ribosoom/translocon
  • translocon opent door signaalsequentie
  • signaal peptidase
  • translatie en verdere translocatie
  • opvouwing
22
Q

structuur srp eiwit

A

6 eiwitten
rna streng

23
Q

GTPase

A

rol van GAP en GEF

24
Q

transmembranaire eiwitten

25
leg de types membraaneiwitten uit
1 : afkliefbaar signaalpeptide STA sequence N-terminus in lumen, C-terminus in cytosol 2 : niet-afkliefbaar signaal SA sequence N-terminus in cytosol, C-terminus in lumen 3: niet-afkliefbaar signaal SA sequence N-terminus in lumen, C-terminus in cytosol 4: multi pass afwisselend STA en SA
26
insertie van een staart verankerd eiwit
- aanmaak in cytosol (vrij ribosoom) - hydrofobe sequentie w door get3 herkend - brengt het nr get1, get2 in membraan - C-terminus zit in membraan
27
GPI-anker
- fosfolipide + suikergroep - precursor in membraan (staart verankerd eiwit) - GPI transamidase zet sequentie over naar GPI anker
28
correcte opvouwing van eiwitten
- rol chaperones - Bip eiwit - export slechte eiwitten en vervolgens afbraak door proteasoom - disulfide isomerasen
29
glycosylatie in ER
- aanmaak precursor start aan cytolosolische zijde - N-glycosylatie, oligosacharide w overgebracht op asparagine - 3 glucoses, 1 mannose w verwijderd - wordt in Golgi afgewerkt
30
functies GER
- Ca opslag - synthese cholesterol, Steroidhormonen, fosfolipiden dus kortom vetten - detoxificatie - afbraak van suikers
31
detoxificatie
hydroxylering en sulfatering maken gifstoffen meer hydrofiel waardoor ze makkelijker afgebroken worden
32
fosfolipidesynthese
- acetyl coA en glycerol-3-fofaat - fosfatidinezuur - CDP-choline -> P-choline - fosfatidylcholine - rol scramblasen en flippen
33
1e sorteerpunt bij vesiculair transport van ER naar Golgi
ERGIC Herkent KDEL-sequentie en brengt het eiwit terug naar het ER
34
regio's in Golgi
- Cis Golgi netwerk - Golgi stack; cis, medial, trans - Trans Golgi netwerk
35
eiwitglycosylatie N vs O
O: enkel in Golgi eenvoudige suikers op OH groep van Ser en Thr stapsgewijze toevoeging van suikers N: begint in rer hoog mannose -> complexe oligosach op NH2 van Asn grote precursor die met transfereren, glycosidasen w bewerkt
36
functionele verschillen in Golgi-cisternen
elke cistern heeft eigen set eiwitten
37
Transport doorheen Golgi
- vesikel gemedieerd - cistern maturatie
38
wat maakt dat vesikels in verschillende richtingen getransporteerd worden
manteleiwitten - copII - copI - Clathrine
39
algemene werking vesiculair transport
- budding - rab eiwit voor energie - transport afhankelijk van manteleiwitten - fusie - recyclage manteleiwitten , niet-cargo eiwitten, vesikel zelf
40
hoe komt het dat je lysosomen kan aantonen via immunohistochemie
- kleuring specifieke zure hydrolasen
41
wegen naar het lysosoom
- autofagocytose - fagocytose - endocytose - afsnoering van golgi
42
hoe wordt een autofagosoom gevormd
het ER maakt met zijn membraan een vesikel rond de cel-eigen component
43
transport van Golgi naar lysosomen
- hydrolase w gemerkt door mannose-6-fosfaat - binding op receptor in trans Golgi netwerk - budding + Cathrine coat - fusie met lysosoom/endosoom - verwijderen fosfaat - recyclage van M6P receptor
44
link endosomen-lysosomen
endosoom matureert versmelt met lysosoom, dan pas is er afbraak
45
hoe worden plasmamembraaneiwitten afgebroken
via MVB's rol ESCRT eiwitten
46
voorbeelden lysosomale opstapelingsziekten
ziekte van Gaucher ziekte van Tay-Sachs
47
peroxisomen + functie
- oxidative enzymes + catalase -oxidatie van vetzuren/toxische stoffen catalase neutraliseert het H2O2 dat erbij vrijkomt
48
pathologie ivm peroxisomen
ALD: adrenoleukodystrophie geen oxidatie van vetzuurketens
49
EV's
exosomen apoptotic bodies microvesikels