Hoofdstuk 1 Flashcards

(26 cards)

1
Q

hoe verloopt celcultivering

A
  • cellen worden uit een weefsel geisoleerd
  • cellen worden in een medium gebracht = primaire cultuur
  • de cellen delen en vormen een monolaag
  • de primaire cultuur gaat over in een secundaire
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschil primaire en secundaire cultuur

A

primair: cellen rechtstreeks uit het weefsel, delen nog
secundair: komen van de primaire cultuur en zijn door ‘immortalisatie’ onsterfelijk….de cellijn is nu stabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

types celculturen

A
  • monolaag
  • kolonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

MEM

A

minimaal essentieel medium
- serum
- isotone zouten
- energie; glucose
- vitamines, aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in wat voor condities moet een celcultuur kunnen groeien en waarom

A

in een 5% CO2 omgeving
om pH van 7,4 te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

groeisubstraat + doel

A
  • van plastic of glas
  • kan nog gecoat zijn
  • zorgt voor een adherente celcultuur
  • voorkomt apoptose/anoikis
  • fungeert ntrlk als fysische drager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe kunnen kankercellen groeien in een medium

A

in 3D, dus niet gewoon een monolaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe werkt celtransfer

A
  • bij adherente cellen is er eerst een confluente monolaag nodig
  • dan toevoeging trypsine en EDTA
  • trypsine verknipt celadhesiemoleculen
  • EDTA capteet calcium
  • cellen komen van elkaar en substraat los
  • worden dan verdund en aan een nieuw substraat toegevoegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

adherente celcultuur

A

cellen hangen aan elkaar en aan het medium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een stamcel

A
  • kan zich voortdurend delen
  • kan nog differentiëren tot verschillende celtypes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

soorten stamcellen

A
  • totipotent: cel kan een volledig mens worden
  • pluripotent: kan geen volledig mens worden maar wel alle weefseltypen
  • multipotent: kan alleen alle celtypen worden binnen een bepaald weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kan je een cellijn bewaren

A

invriezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

iPSC

A
  • geïnduceerde stamcellen
    -somatische cellen worden afgenomen en in cultuur gebracht
  • dedifferentiatie tot stamcel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

probleem bij stamcellen

A

cellen groeien cel in goed groeimedium
- contaminatie met micro organismen; antibiotica resistente mycoplasmas)
- contaminatie met vreemde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe kan je de genetische zuiverheid van een cellijn dan controleren

A
  • karyotypering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat kan je doen wanneer de cellijn genetisch gezien instabiel wordt

A
  • stock cultures gebruiken
  • ingevroren bewaard
17
Q

wat is een stock culture

A
  • voorraad aan ingevroren cellen (waarmee je experimenteert)
  • je kan ze gebruiken als je cellen genetisch geinstabiliseerd zijn waardoor je geen nieuwe moet kweken of isoleren
18
Q

preparen van weefsels

A

1) fixeren
2) inbedden
3) snijden

19
Q

doel prepareren

A

weefsels observeerbaar maken voor EM of LM door
- dunne coupes te maken waar licht of elektronen door kunnen
- weefsels contrasteren door achteraf te kleuren

20
Q

resolutie van een lichtmicroscoop en waardoor wordt die bepaald

A
  • 200 nm
  • door objectief en golflengte vh licht
  • natuur vh preparaat; gefixeerd of levend (contrast)
21
Q

hoe krijg je contrast bij een LM

A

klaverveld: gekleurd preparaat: obv lichtabsorptie
fase contrast: niet gekleurd, levend preparaat: obv verschillen in dichtheid ondergaat het invallend licht een faseverschuiving, je krijgt een zwart wit beeld

22
Q

hoe verloopt de kleuring bij een coupe

A
  • eerst deparaffineren met tolueen
  • dan alcoholreeks in omgekeerde richting
  • dan kleuring
23
Q

kleurtechnieken bij LM

A
  • HE
  • immunohistochemie
  • enzymkleuring
  • oil red
24
Q

welke technieken kunnen bij fluorescentiemicroscopie gebruikt worden

A
  • immunofluorescentie
  • tagging
  • ion gevoelige fluorochromen
25
wat is deconvolutie
een soort techniek/software waarbij van een gewoon beeld van een fluorescentiemicroscoop een beeld met hogere resolutie gemaakt wordt, alsof het met een confocale gemaakt is
26
probleem bij TEM
de coupes kunnen zodanig gesneden zijn dat je een vertekend beeld krijgt van hoe de structuur er daadwerkelijk in zij geheel uit ziet