De arbeidsmarktwerking Flashcards

(39 cards)

1
Q

Arbeidsmarkt

A

Het geheel van vraag naar en aanbod van de productiefactor arbeid. De vraag naar arbeid komt van bedrijven en overheid, het aanbod van arbeid komt van de gezinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Er kunnen twee onevenwichten op deze arbeidsmarkt zijn:

A
  1. De vraag kan groter zijn dan het aanbod: Dat wil zeggen dat de ondernemingen en de overheid meer jobs in te vullen hebben dan er werkwilligen en werkenden zijn van de zijde van de gezinnen. = een krapte op de arbeidsmarkt. Openstaande vacatures zullen dan moeilijk of niet ingevuld geraken.
  2. De vraag kan kleiner zijn dan het aanbod: Er zijn dan meer werkwilligen en werkenden van de zijde van de gezinnen, dan dat er werknemers gezocht worden door de bedrijven en de overheid. = werkloosheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Arbeidsmarktkrapte

A

Situatie op de arbeidsmarkt waarbij de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod van arbeid. Vacatures raken hierdoor moeilijker ingevuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie indicatoren om de situatie op de arbeidsmarkt in kaart te brengen?

A

Die worden veelal tegelijkertijd gemonitord.

  • De werkgelegenheidsgraad (of werkzaamheidsgraad)
  • De activiteitsgraad
  • De werkloosheidsgraad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Indicator om de situatie op de arbeidsmarkt in kaart te brengen? De werkgelegenheidsgraad (of werkzaamheidsgraad)

A

Dit is de verhouding van het aantal werkenden tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd. → Met andere woorden deze indicator geeft aan hoeveel % van alle mensen tussen 15 en 64 jaar effectief aan het werk zijn.

Statbel houdt de data over de arbeidsmarkt bij. In het Vlaams Gewest bedroeg deze indicator 72,6 in het vierde kwartaal in 2024. Dat wil zeggen dat er op 1000 mensen die op beroepsactieve leeftijd zijn in Vlaanderen 726 mensen aan het werk waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indicator om de situatie op de arbeidsmarkt in kaart te brengen? De activiteitsgraad

A

Dit is de verhouding van de beroepsbevolking op de bevolking op beroepsactieve leeftijd. → Het is dus een maat voor hoeveel mensen op beroepsactieve leeftijd zich effectief aanbieden op de arbeidsmarkt (als werkende of als werkzoekende).

In het Vlaams Gewest bedroeg deze indicator 75,5 in het vierde kwartaal in 2024. Dat wil zeggen dat er op 1000 mensen op beroepsactieve leeftijd 755 waren die zich hebben aangeboden op de arbeidsmarkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indicator om de situatie op de arbeidsmarkt in kaart te brengen? De werkloosheidsgraad

A

Dit is de verhouding tussen het aantal werkzoekenden op de beroepsbevolking. → Met andere woorden, deze indicator geeft aan hoeveel % van de mensen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt op zoek zijn naar werk.

In het Vlaams Gewest bedroeg deze indicator 3,8% in het vierde kwartaal van 2024. Dat wil zeggen dat er van 1000 mensen die willen werken, 38 werkzoekend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke zaken worden er nog gebruikt buiten de 3 indicatoren, om te meten hoe het met de arbeidsmarkt is gesteld?

A

De spanningsindicator (of spanningsratio): Geeft het aantal werkzoekenden zonder werk per openstaande vacature. Hoe lager deze indicator, hoe groter de krapte op de arbeidsmarkt.

De vacaturegraad: Geeft het aantal vacatures ten opzichte van het aantal jobs in een sector, organisatie, … (in %). Kortom, de vacaturegraad is het aantal vacatures gedeeld door het (aantal bezette arbeidsplaatsen + aantal vacatures).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Open werkloosheid

A

Administratief geregistreerde werklozen die voorkomen in statistieken over werkloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verdoken werkloosheid

A

Werkloosheid die niet uit statistieken blijkt. Het gaat om personen die wel willen werken, maar niet als werkzoekende ingeschreven zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Technische werkloosheid

A

Werkloosheid die het gevolg is van een uitzonderlijke gebeurtenis (brand, machinebreuk, corona, …). Eens de gebeurtenis over nemen medewerkers hun voormalige functie terug op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Conjuncturele werkloosheid

A

Werkloosheid die het gevolg is van een laagconjunctuur (lage bestedingen, lage productie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Structurele werkloosheid

A

Werkloosheid die niet het gevolg is van schommelingen in de economie. De oorzaken van deze werkloosheid liggen vooral aan de wijze en plaats van de productie van goederen en diensten en aan culturele of demografische wijzigingen die het aanbod op de arbeidsmarkt beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Frictiewerkloosheid (frictionele werkloosheid)

A

Tijdelijke werkloosheid die het gevolg is van het niet direct vinden van een job nadat men zich op de markt aanbiedt (na het behalen van een diploma of bij het veranderen van werk). Het afstemmen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt heeft wat tijd nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Seizoenswerkloosheid

A

Tijdelijke werkloosheid die zich voordoet in sectoren waar de productieomvang seizoensgevoelig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Laagconjunctuur

A

Periode waarin de bestedingen en productie relatief langzaam groeien of afnemen. Deze periode is vaak gekenmerkt door hogere werkloosheid en lagere inflatiedruk

17
Q

Hoogconjunctuur

A

Periode waarin de bestedingen en productie sneller groeien dan de trend. Deze periode is vaak gekenmerkt door lagere werkloosheid en hogere inflatiedruk

18
Q

Beroepsbevolking

A

Het deel van de totale bevolking in de leeftijd tussen de 15 en 65 jaar, dat een baan heeft of zoekt

19
Q

Bevolking op beroepsactieve leeftijd

A

Het deel van de totale bevolking in de leeftijd tussen 15 tot en met 64 jaar

20
Q

Werkgelegenheidsgraad

A

Verhouding van het aantal werkenden tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Geeft aan hoeveel procent van de mensen tussen 15 en 64 jaar effectief aan het werk zijn

Statbel houdt de data over de arbeidsmarkt bij. In het Vlaams Gewest bedroeg deze indicator 72,6 in het vierde kwartaal in 2024. Dat wil zeggen dat er op 1000 mensen die op beroepsactieve leeftijd zijn in Vlaanderen 726 mensen aan het werk waren.

21
Q

Werkloosheidsgraad

A

Verhouding van het aantal werkzoekenden tot de beroepsbevolking. Geeft aan hoeveel procent van de mensen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt werkzoekend zijn

In het Vlaams Gewest bedroeg deze indicator 3,8% in het vierde kwartaal van 2024. Dat wil zeggen dat er van 1000 mensen die willen werken, 38 werkzoekend zijn.

22
Q

Activiteitsgraad

A

Verhouding van de beroepsbevolking tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Is een maat voor hoeveel mensen op beroepsactieve leeftijd zich effectief aanbieden op de arbeidsmarkt (als werkende of als werkzoekende).

In het Vlaams Gewest bedroeg deze indicator 75,5 in het vierde kwartaal in 2024. Dat wil zeggen dat er op 1000 mensen op beroepsactieve leeftijd 755 waren die zich hebben aangeboden op de arbeidsmarkt.

23
Q

Spanningsratio

A

Maat voor de krapte op de arbeidsmarkt. Deze ratio geeft de verhouding tussen het aantal werkzoekenden zonder werk (in bemiddeling) en het aantal beschikbare vacatures.

24
Q

Vacaturegraad

A

Aantal openstaande vacatures ten opzichte van het totaal aantal arbeidsplaatsen in een economie, een sector, een organisatie. Hoe hoger de vacaturegraad, hoe meer vraag naar personeel.

25
Knelpuntberoep
Beroep waarvoor het voor de werkgevers moeilijk is om geschikte kandidaten te vinden
26
Werkloosheidsval
Een situatie waarbij het voor iemand economisch interessanter is om werkloos te blijven dan om een job aan te nemen. Oorzaak hiervan kan liggen in de sociale zekerheid, in kosten verbonden aan de arbeid of aan belastingen.
27
ILO
International Labor Organization
28
Som ILO criteria voor waardig werk op en leg uit.
- De arbeid gebeurt uit vrije wil (dus geen gedwongen arbeid) - De vergoeding voor de arbeid laat toe om te voorzien in een waardig onderhoud (voeding, scholing, ...) - De fundamentele arbeidsrechten zijn voorzien voor de werknemers. Er is aandacht voor veilige en aangename arbeidsomstandigheden, voor een maximum aantal werkuren en voor voldoende rusttijden en -dagen - Er is voorzien in sociale bescherming bij werkloosheid, ziekte, ongeval, ... - Er is een sociale dialoog mogelijk, waarbij zowel de werknemer als de werkgever zich mag uitspreken en gehoord zal worden. Medewerkers hebben het recht om zich te organiseren, recht om collectieve conventies te onderhandelen. - Er is sociale gelijkheid op het werk, iedereen wordt gelijk behandeld ongeacht bijv. geslacht.
29
→Cijfermateriaal i.v.m. de arbeidsmarkt kunnen interpreteren
30
Welke kansengroepen zijn er op de arbeidsmarkt?
- Jongeren - Ouderen (55+) - Laag- of kortgeschoolden - Mensen met een migratieachtergrond - Vrouwen Bij deze groepen is er een grotere kans opwerkloosheid en/of duurt de werkloosheid ook langer.
31
Welke oorzaken zijn er van Werkloosheid?
Werkloosheid doet zich voor wanneer de gezinnen de productiefactor arbeid meer aanbieden dan dat die gevraagd wordt door de bedrijven en de overheid. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen open en verdoken werkloosheid. In wat volgt gaat het altijd om open werkloosheid. - technische werkloosheid - seizoenswerkloosheid - frictiewerkloosheid - Conjuncturele werkloosheid - Structurele werkloosheid
32
Welke gevolgen zijn er van Werkloosheid?
Individuele gevolgen: - Gezien de werkloosheid is er gaan primaire bron van inkomsten meer en is men aangewezen op een vervangingsinkomen. Het uitgavenpatroon zal hieraan aangepast moeten worden. Werk is eigenlijk echter veel meer dan enkel een bron van inkomsten. Werken geeft structuur en soms ook betekenis aan het leven. Het zorgt ook voor veel sociale contacten en voor sociale en professionele ontplooiing. Kortom, er zijn negatieve financiële en psychosociale gevolgen voor langdurig werklozen. - Geen primair inkomensbron - Minder betekenis van en structuur in het leven - Minder sociale contacten - Minder verdere professionele ontplooiing - Redelijk persistent → langdurige werkloosheid Maatschappelijke gevolgen: - (hoge) werkloosheid in een maatschappij betekent het niet inzetten van productieve krachten, die mogelijk nodig zijn om (beter) aan alle behoeften te kunnen voldoen. Daarnaast heeft werkloosheid een negatief impact op de overheidsfinanciën. Enerzijds heeft de overheid veel extra uitgaven (transferinkomens naar de werklozen), maar anderzijds loopt ze ook inkomsten mis (minder ontvangen belastingen). Sommige studies wijzen ook op een verband tussen hoge werkloosheidscijfers in een maatschappij en het voorkomen van criminaliteit. - Ontvangsten (belastingen, SZ-bijdragen, rest - Negatief impact op overheidsuitgaven (SZ, eigen werking, rentelasten - Mogelijke link met hogere criminaliteit - Minder inzet van productieve middelen
33
Hoe kan werkloosheid (en instrumenten die de overheid daarvoor heeft) bestreden worden?
Conjuncturele werkloosheid kan aangepakt worden door de vraag naar goederen en diensten te verhogen. Het gaat hier om de maatregelen om de economische groei te stimuleren. De overheid kan hiervoor volgend beleid voeren: 1. Een expansief monetair beleid 2. Een expansief budgettair beleid Het bestrijden van de structurele werkloosheid kan gericht zijn op: 1. Het aanpakken van kwantitatieve onevenwichten 2. Het aanpakken van kwalitatieve onevenwichten
34
Hoe kan werkloosheid (en instrumenten die de overheid daarvoor heeft) bestreden worden? 1. Een expansief monetair beleid
Dit is een beleid waarbij de monetaire overheid (voor ons is dat de Europese centrale bank) de rentevoet zal verlagen. Het afsluiten van leningen wordt hierdoor aantrekkelijker voor consumenten en bedrijven. Dit zal een positief effect hebben op de hoeveelheid gevraagde goederen en diensten door die twee economische actoren. Meer vraag naar goederen en diensten, zal leiden tot meer vraag naar arbeidskrachten.
35
Hoe kan werkloosheid (en instrumenten die de overheid daarvoor heeft) bestreden worden? 2. Een expansief budgettair beleid
Dit is het beleid waarbij de overheid haar eigen bestedingen optrekt, dus zelf meer vraag naar goederen en diensten initieert. Een tweede aspect van dit beleid is het verlagen van de fiscale druk bij gezinnen en bedrijven. Hierdoor ontstaat bij hen een groter beschikbaar inkomen en meer vraag naar goederen en diensten.
36
Hoe kan werkloosheid (en instrumenten die de overheid daarvoor heeft) bestreden worden? 1. Het aanpakken van kwantitatieve onevenwichten
Dit betreft o.a. stimuleren van een competitief ondernemersklimaat. Dit moet ervoor zorgen dat de vraag naar goederen en diensten wordt ingevuld door productie in het binnenland en niet enkel/hoofdzakelijk door productie in het buitenland. Hiervoor is een duidelijk juridisch kader, aantrekkelijke fiscaliteit voor ondernemingen, ondersteuning voor zelfstandigen, administratieve vereenvoudiging, ... belangrijk. Loonmatiging en verlaging van de loonkosten zijn ook essentieel in het aanpakken van kwantitatieve onevenwichten: te hoge lonen maken het immers onaantrekkelijk voor producenten om de productiefactor arbeid in te zetten en zet hen eerder aan tot kapitaalsintensievere productie. Stimulering van het aanwerven van bepaalde kansengroepen: de overheid kan bedrijven verplichten/(financieel) stimuleren om kansengroepen aan te trekken. Denk bijv. aan banen voor jongeren, 55+'ers, mensen met een arbeidshandicap, ... Ook het uitbouwen van tewerkstelling in de sociale economie kan in dit beleid worden gekaderd.
37
Hoe kan werkloosheid (en instrumenten die de overheid daarvoor heeft) bestreden worden? 2. Het aanpakken van kwalitatieve onevenwichten
Hiervoor zet de overheid in op de betere afstemming van het onderwijsaanbod op de vraag op de arbeidsmarkt (denk aan de stimulering van STEM-opleidingen). Ook het stimuleren van het levenslang leren, trajecten voor herscholing en bijscholing in flexibele trajecten spelen hierin een rol.
38
Hoe kan arbeidsmarktkrapte (en instrumenten die de overheid daarvoor heeft) bestreden worden?
Het vergroten van het aanbod op de arbeidsmarkt kan op verschillende manieren gebeuren: - Een zeer voor de hand liggende manier is migratie, waarbij er een bijkomende toestroom ontstaat van werkenden en werkzoekenden zonder werk (wzw). Dit betreft ook een flexibiliteit/mobiliteit binnen België over de Gewesten heen. Taal en afstand zijn daar de drempels, waar bijvoorbeeld taalopleidingen en thuiswerk/flexibele organisatie aan zouden kunnen tegemoet komen. - Anderzijds kan ook getracht worden om het aanbod te laten toenemen door het verhogen van de activiteitsgraad. Duaal leren kan daar een oplossing voor zijn, gezien dit maakt dat mensen op beroepsactieve leeftijd al tijdens hun studies structureel actief zijn op de arbeidsmarkt. - Een derde oplossing zit in het verhogen van de uitstroomleeftijd waarop mensen de arbeidsmarkt verlaten. De vergelijking van de cijfer hieronder toont niet alleen aan dat de activiteitsgraad in Vlaanderen eerder laag is in vergelijking met de koplopende EU-landen (bovenste figuur), maar dat dat bovendien erg uitgesproken wordt als we inzoomen op de populatie +55 jaar (onderste figuur). In vergelijking met andere landen stappen dus vrij veel mensen in de leeftijdscategorie 55 - 64 jaar uit de arbeidsmarkt. Een oplossing om hen toch langer aan het werk te houden, is het werkbaar houden van het werk door hen bijvoorbeeld in te zetten op functies die fysiek minder belastend zijn. - Ten vierde kan een aantal deeltijds tewerkgestelden gemotiveerd worden om voltijds te werken. Ook hiervoor kan gedacht worden aan het werkbaar maken van het werk door flexibele uren, thuiswerk, een andere organisatie van het werk, .. Het verkleinen van de vraag naar arbeid: - In concreto betekent dit het nadenken over het vervangen van arbeid door kapitaal. Denk aan bijv. de inzet van robots in de horeca, in onthalen van ziekenhuizen, ... Een aandachtspunt is echter wel dat er mogelijk een verschuiving ontstaat van de krapte naar meer technologische profielen om deze transactie mogelijk te maken en dat de kansengroep van laaggeschoolden moeilijker inzetbaar is voor deze meer technologische profielen.
39
→Cijfers over Belgische doelstelling binnen de SDG8 kunnen interpreteren.