Overheidsfinanciën Flashcards

(33 cards)

1
Q

Overheidsbegroting

A

Raming (gefundeerde inschatting) van de inkomsten en uitgaven van die overheid voor het komende jaar. Eens goedgekeurd is de begroting ook een machtiging voor de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De begroting bestaat uit drie onderdelen:

A
  • De middelenbegroting (verwachte ontvangsten van de overheid)
  • De algemene uitgavenbegroting
  • De algemene toelichting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Specialiteitsprincipe

A

Het specialiteitsprincipe moet worden gerespecteerd =

  • de middelen voorzien in de begroting moeten gebruikt worden voor datgene waarvoor ze zijn toegekend (kwalitatief aspect)
  • maar ook dat de goedgekeurde bedragen uit de begroting ook niet mogen overschreden worden (kwantitatief aspect)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Collectieve goederen en diensten

A

Goederen en diensten die door de overheid aangeboden aan de consument en waar gratis gebruik van kan worden gemaakt. Bij collectieve goederen is het zo dat niemand van het gebruik kan worden uitgesloten (wegen, defensie,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Begrotingssaldo

A

Het saldo van de overheidsinkomsten en overheidsuitgaven in een bepaald jaar. Dat een begrotingsoverschot zijn (positief saldo) of een begrotingstekort (negatief saldo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Primair saldo

A

Verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid, exclusief de rentelasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Overheidsschuld

A

De totale schuld van de overheid, tot stand gekomen door een opeenstapeling van tekorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Overheidsontvangsten (overheidsinkomsten)

A

Inkomsten van de overheid, bestaande uit fiscale ontvangsten, parafiscale ontvangsten en (niet)parafiscale ontvangsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Parafiscale overheidsontvangsten

A

De ontvangsten van de overheid uit de sociale zekerheidsbijdragen van werknemers en werkgevers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overheidsuitgaven

A

Uitgaven van de overheid, onder te verdelen in drie grote categorieën zijnde overheidsbestedingen, transferuitgaven en rentelasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De overheidsbestedingen van de federale overheid:

A

De uitgaven van de overheid gemaakt in het kader van het aanbieden van collectieve goeden en diensten. Omvat de wedden en lonen van ambtenaren.

Bv. De overheid biedt onderwijs aan, stoelen, banken, gebouwen, maar ook de lonen van de leerkrachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De uitgaven aan sociale zekerheid (transferuitgaven):

A
  • De uitgaven die de overheid doet om de gezinnen de nodige transferinkomens te kunnen uitkeren. Het voorzien in pensioenen, werkeloosheidsuitkeringen, leeflonen, studiebeurzen,…
  • Daarnaast zijn er ook transfers naar ondernemingen (subsidies) en aan het buitenland.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De intresten op de overheidsschuld (rentelasten):

A

De intresten die de overheid moet betalen op de overheidsschuld die in het verleden is opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Schuldgraad

A

Overheidsschuld uitgedrukt als een percentage van het BBP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bruto binnenlands product
BBP

A

Een maat voor de economische activiteit in een land, gemeten als de waarde van de geproduceerde finale goederen en diensten in dit land in een bepaalde periode (meestal een jaar)

Het BBP vormt de noemer van de schuldgraad (waarbij de teller de totale overheidsschuld is).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Excessive Deficit Procedure

A

Procedure voor buitensporige tekorten voor EU-lidstaten waarbij strengere begrotingsregels worden opgelegd aan lidstaten met structurele en grote problemen met de overheidsfinanciën.

17
Q

Recessie

A

Periode van inkrimpende economie, gekenmerkt door afnemende productie, werkloosheid, minder investeringen wegens onzekerheid,…

18
Q

Structureel overheidstekort

A

= het deel van het tekort dat niet gerelateerd is aan de economische toestand. Ook bij een herstellende/ bloeiende economie, zal dit tekort nog bestaan

19
Q

Verdringings- of koekoekseffect

A

De rentelasten die de overheid moet betalen maken dat de overheid minder andere uitgaven kan doen

20
Q

Rentesneeuwbaleffect

A

Effect waar door de hogere overheidsschuld ook hogere rentelasten moeten betaald worden, wat dan opnieuw voor hogere begrotingstekorten zorgt.

21
Q

Crowding-outeffect

A

Effect waar de overheid omwille van een grote overheidsschuld als grote vrager optreedt op de financiële markt en zo de intrest de hoogte in duwt.

22
Q

Specialiteitsbeginsel van de begroting

A

Omvat een kwalitatief aspect (de middelen moeten worden gebruikt voor datgene waarvoor ze werden voorzien, er kan niet naar andere zaken worden overgeschreven) en een kwantitatief aspect (het verbod de begrote bedragen te overschrijden)

23
Q

Grootte-orde overheidsinkomsten en –uitgaven

A

De overheidsbestedingen omvatten loonkosten van ambtenaren bij de federale overheid (ongeveer 1/3de van de overheidsbestedingen)

24
Q

Wat is de rol van de overheid in economie?

A

De overheid komt in een economie tussen:

  • Voor de allocatie van goederen en productiefactoren
  • Voor het herverdelen van inkomens
  • Om de economische activiteit te stabiliseren of net aan te zwengelen
  • Voor het voorzien in collectieve goederen en diensten
  • Via de sociale zekerheid
  • In het loonmatigingsbeleid
25
De grote rubrieken binnen de overheidsontvangsten kunnen toelichten
De ontvangsten van de overheid kunnen in drie grote categorieën worden ingedeeld: De fiscale ontvangsten: De belastingen die aan de overheid worden betaald. - Zowel de directe belastingen (geheven op inkomsten uit arbeid, op winsten, op inkomsten uit kapitaal - Als de indirecte belastingen (geïnd wanneer zich bepaalde transacties voordoen) De ontvangsten van de overheid uit de sociale zekerheid: of parafiscale ontvangsten. SZ-bijdragen van werknemers, werkgevers en zelfstandigen die ze aan de overheid betalen. De niet-(para)fiscale ontvangsten: een soort van ‘restcategorie’ van ontvangsten van de overheid (retributies, boetes, inkomsten uit overheidsbedrijven,…) We stellen vast dat de ontvangsten van de overheid vooral uit fiscale ontvangsten bestaat (met voornamelijk ontvangsten uit personenbelasting en BTW).
26
De grote rubrieken binnen de overheidsuitgaven kunnen toelichten
De federale overheid draagt een deel van haar middelen over naar de andere beleidsniveaus (EU, gemeenschappen, gewesten, ...). Op het federale niveau kunnen de overheidsuitgaven ook in drie grote groepen worden onderverdeeld: De overheidsbestedingen van de federale overheid: De uitgaven van de overheid om te voorzien in de collectieve goederen en diensten die zij aanbiedt. Bv. de overheid biedt onderwijs aan, stoelen, banken, gebouwen, maar ook de lonen van de leerkrachten. Diensten kunnen poetsdiensten in scholen zijn De uitgaven aan sociale zekerheid (transferuitgaven): - De uitgaven die de overheid doet om de gezinnen de nodige transferinkomens te kunnen uitkeren. Het voorzien in pensioenen, werkeloosheidsuitkeringen, leeflonen, studiebeurzen,… - Daarnaast zijn er ook transfers naar ondernemingen (subsidies) en aan het buitenland. De intresten op de overheidsschuld (rentelasten): De intresten die de overheid moet betalen op de overheidsschuld die in het verleden is opgebouwd. De eerste twee categorieën (overheidsbestedingen en uitgaven) samen zijn primaire overheidsuitgaven Met andere woorden de hoofdmoot van de uitgaven van de overheid gaat naar sociale zekerheid. Binnen de sociale zekerheid gaan de uitgaven vooral naar pensioenen, geneeskundige zorg en ziekte- en invaliditeitsuitkeringen
27
→ Cijfermateriaal over overheidsfinanciën kunnen interpreteren
28
5 Convergentiemaatregelen voor invoering euro
Inflatie Rente Stabiliteit van de munt (wisselkoers) Twee criteria met betrekking tot overheidsfinanciën: - Begrotingstekort: het jaarlijkse overheidstekort mag niet hoger zijn dan 3% van het bruto binnenlands product (BBP). - Overheidsschuld: de schuldgraad mag niet meer bedragen dan 60% van het BBP, of moet "voldoende afnemen" als deze grens wordt overschreden.
29
Duid het verband tussen het bereiken van economische doelstellingen en de beschikbare overheidsfinanciën
Het Stabiliteits- en GroeiPact (SGP) werd afgesproken. Doelstelling van dit pact: Om ook na de oprichting van de eurozone te zorgen voor verantwoorde overheidsfinanciën. De twee Maastricht-criteria inzake overheidsfinanciën (begrenzing begrotingstekort en schuldgraad) werden behouden en aangevuld met preventieve en corrigerende maatregelen: - Preventief: lidstaten moesten jaarlijkse stabiliteits- en convergentieprogramma's indienen inzake hun overheidsfinanciën - Correctief: indien het begrotingstekort de 3% van het BBP oversteeg, kan een Excessive Deficit Procedure worden opgestart. Dat kon leiden tot sancties (geldboetes) voor het betrokken land.
30
De verschillende economische strekkingen m.b.t. overheidstussenkomst en overheidsfinanciën
Zowat alle economische strekkingen zijn het erover eens dat een overheid in min of meerdere mate een rol moet spelen in de economie en de samenleving en bijgevolg wel schulden mag maken/hebben. Over de omvang van de schuldgraad zijn ze het dan wel niet helemaal eens. Er zijn twee belangrijke economische strekkingen in deze: 1. Het (neo)klassieke economisch denken 2. Het (neo)Keynesiaanse denken
31
De verschillende economische strekkingen m.b.t. overheidstussenkomst en overheidsfinanciën - 1. Het (neo)klassieke economisch denken
Zij zijn van mening dat de overheid schulden mag maken voor publieke investeringen, voor het financieren van uitzonderlijke gebeurtenissen (denk aan bijkomende kosten/verlies aan inkomsten door het Corona-virus) en voor het financieren van rendabele overheidsbedrijven. Voor alle andere zaken zijn zij voorstander van het laten spelen van het zelfregulerende karakter van de economie (bijv. door de wet van vraag en aanbod). Deze strekking ziet de rol van de overheid dus eerder beperkt, met uitzondering van het soms flexibel inspelen op verstorende economische omstandigheden. De overheidsbegroting moet zoveel als mogelijk altijd sluitend zijn.
32
De verschillende economische strekkingen m.b.t. overheidstussenkomst en overheidsfinanciën - 2. Het (neo)Keynesiaanse denken
In deze economische strekking is men in wat meer gevallen voorstander van een wat grotere overheidstussenkomst. Men gaat er in deze stroming van uit dat de overheid economische schommelingen zoveel mogelijk moet dempen, zelfs als de overheid hiervoor "in het rood" moet gaan. Zij spreken van deficit spending, waarbij de overheid in tijden van laagconjunctuur prioriteit geeft aan het aanzwengelen van die economie en niet aan het in toom houden van de overheidsschuld.
33
Wat zijn de gevolgen van te grote overheidsschuld?
Het verdringings- of het koekoekseffect ­- De rentelast maakt (voor dat bedrag van die rentelast (in 2023 11 miljard)) onmogelijk ­- Die rentelast heeft andere uitgaven verdrongen Het rentesneeuwbal effect ­- Dat is een potentieel gevaar bij een hoge schuld Bv. vorig jaar heeft dit effect niet afgespeeld maar het zou wel kunnen op een bepaald moment. ­- Het sneeuwbal effect= het wordt steeds groter en groter en groter= men moet al gaan lenen om interesten op een andere lening te sluiten. Intrest die op interest moet betaald worden. Het crowding-outeffect ­- Dit geeft voor een stuk weer dat de markt waarop de overheid geld gaat vragen is de zelfde markt waarop ik geld ga vragen. BV. als ik geld wil lenen voor een huis gaan we naar dezelfde markt van spaarders. ­- We komen op een markt die heel “crowded” is. → vraag en aanbod. Een heel hoge vraag betekent een hoge prijs ­- DUS er is een opwaartse druk op de rente