De oudheid Flashcards
(26 cards)
Grieks theater: tragedie
Dionysos (5)
- god van de wijn & vruchtbaarheid
- vereerd in rituelen/religieuze ceremonies
- men kwam tot extase
- bij rituelen–> koor liederen:
- dithyramben: vertelde leven Dionysos
Grieks theater: tragedie
Arion (1)
eerste dithyrambedichter
Grieks theater: tragedie
Thespis (5)
- gezien als uitvinder tragedie
- vond mom uit = toneelstuk met masker
- veruimde toneelstof: puur religieuze karakter verdween, helden en halfgoden
- eerste rondgereisd met koor
- eerste theatergezelschap
Grieks theater: tragedie thema’s (3)
- komen uit griekse mythen en legendes:
- Trojaanse oorlog
- koningshuis van Thebe
Grieks theater: tragedie
personages (3)
- protagonist: hoofdrolspeler
- antagonist: tegenspeler, doet meestal hoofdrol crisis aan, bedreiger
- tritagonist: derde speler = verzoener/waar protagonist en antagonist over twisten
Grieks theater: tragedie
het koor (6)
- koorleden die als groep optreden
- geeft commentaar op doen en laten van personages
- vraagt soms begrip toeschouwer
- voorgeschiedenis drama vertellen
- gebeurtenissen samenvatten
- personages aankondigen
Grieks theater: tragedie
opvoeringspraktijk (1: 3, 2)
- maskers gaven rolwisseling aan + stelde stereotype voor + herkenbaar voor publiek + grote mondopening met trechter als megafoon
- cothurnen: soepele laarzen met verhoogde zool (20cm)
- kleding: lange, rijkversierde gewaden: bedekte cothurnen
spelers tragedie (3)
- alleen mannen: 3
- hoofdrol: 1 acteur, andere
- rollen: 2 andere spelers: goede fysiek +mentale conditie !!
typische voorstellingen (4)
- van ‘s morgens tot ‘s avonds
- 3 tragedies + 1 komedie
- vaak opvoeringen dagen achtereen–> deel uit van reeks activiteiten bv stedelijke Dionysia = 6dagen jaarlijks in Athene
- willekeurig 5 juryleden uit publiek
het publiek (4)
- kritisch
- fout in vertolking: boegeroep, gestamp/gesis
- mocht eten en drinken
- ordehandhavens: ernstige rellen veroorzaken = doodstraf
scène waarop gespeeld werd (4)
- krap
- weinig/geen decor
- paar rekwisieten
–> Grieks theater = statisch en declamatorisch
het speelvlak (6)
- orchestra: cirkelvormig speelvlak waar koor zong en danste
- theatron: trapgewijs oplopende banken
- skène: laag houte gebouw: telkens opnieuw opgetrokken bij voorstellingen, als kleedruimte/rekwisieten + decor langs voor
- theologeon: platform waarop goden konden verschijnen
- proskenion/logeion: laag/ondiep podium
- parodos: toegang tot orchestra
Aischylos werken (2)
- Agamemnon
- Prometheus
Sophocles werken (2)
- Elektra
- koning Oedipus
Euripides werken (1)
- Orestes
opbouw tragedie: Aristoteles (2)
- met Poëtica als theoreticus van Griekse toneel beschouwd
- regels en wetten tragedie van hem bv: algemene handelingsschema
opbouw tragedie: Aristoteles
algemene handelingsschema (5)
- vast verloop
1) uiteenzetting feiten: proloog/meerdere bedrijven
2) uitwerking groeiend conflict leid via motorisch moment naar crisis (hoogtepunt)
3) peripetie = beslissende wending/plotse verandering–> anagnorisis = held tot inzicht
4) catastrofe
Grieks theater: wet van de 3 eenheden
1) eenheid van tijd: stuk mag niet langer dan 24u duren
2) eenheid van plaats: handeling op 1 plaats afspelen
3) eenheid van handeling: verhaal heeft 1 centrale verhaallijn
Typische ingrediënten Griekse tragedie: bodeverhaal (4)
bode komt verslag uitbrengen van gebeurtenissen die ze niet op podium kunnen tonen:
- te gruwelijk
- vooraf gespeeld
- technische bezwaren (bv veldslag)
Typische ingrediënten Griekse tragedie: deus-ex-machina (2)
god die op podium wordt gehezen en conflict oploste (grieken)/ een onwaarschijnlijke gebeurtenis die vastgelopen plot tot einde brengt (nu)
vormkenmerken van tragedie (6)
- proloog: onderwerp wordt uiteengezet: verassing nauwelijks aanwezig + onderwerpen ontleend aan overbekende legende
- parodos = plechtige intrede koor; voorafgegaan door fluitspeler
- meerdere epeisodia
- stasimon = koorzang
- exodus: uittocht koor = ontknoping drama–> vaak in bodeverhaal
- in korte bedenking koor: zedenles
Aischylos (6)
- invoering 2de speler= antagonist –> botsing karakter mogelijk
- verwijderde komische elementen uit tragedie–> in afzonderlijk stuk = saterspel
- centraal thema= mens die goddelijke wetten overtreed
- mens verliest altijd
- groot aandeel koor
- Agamemnon + Prometheus
Sophocles (7)
- invoering 3de speler = tritagonist
- bijrollen voor niet adellijke personage
- onderzoekt gedrag mens in noodlot
- thema’s: broosheid van menselijk geluk, ironie noodlot, loutering door lijden grootsheid
- confrontatie tussen karakters
- evenwicht tussen koor en dialoog
- Koning Oedipus, Elektra
Euripides (9)
- verschillende acteurs spreken en zingen
- conflict –> motorisch moment–> ontknoping
- ingewikkeldere intriges ontwarren: deus-ex- machina
- personage in lompen: verschil arm/rijk
- personages gaan ten onder aan eigen zwakheden en hartstochten
- dicht bij alledaagse werkelijkheid
- karakterdrama: handelingen personage psychologisch analyseren
- koor verdwijnt naar achtergrond–> proloog
- Orestes; Medea