DEEL 1: De operatie: Pre-op Flashcards

1
Q

Welke 4 fasen zijn er in de pre-op fase?

A
  1. Diagnose
  2. Indicatiestelling
  3. Patiënteninformatie
  4. Pre-operatieve evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 4 onderdelen bestaat diagnosestelling?

A
  1. Anamnese
  2. Klinisch onderzoek
  3. Technische onderzoeken
  4. Probleemomschrijving (o.b.v. 1-2 & 3)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat de anamnese?

A
  1. Uitdiepen van de klacht
  2. Systeemanamnese
  3. Antecedenten (vroegere operatie, meds, familiale)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vraag stellen we ons bij de indicatiestelling?

A

Welke houding/ interventie is het best geschikt voor deze patiënt met deze aandoening?
Voor- en nadelen van ingreep afwegen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn indicaties voor heelkundige ingrepen? (7)

A

1) Levensreddende ingrepen (bv. bloeding)
2) Tumoren
3) Herstellen beschadigde lichaamsdelen
4) Infecties
5) Functionele chirurgie (ingreep op functie van orgaan)
6) Herstel congenitale misvormingen
7) Diagnostische ingrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke onderdelen bestaat een pre-operatieve evaluatie?

A

1) Anamnese
2) K.o.
3) Bijkomende onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het doel van een pre-op evaluatie?

A

1) Patiënt zo goed uitwerken dat risico op onvoorziene complicaties verkleind wordt
2) Beter inschatten operatief risico
3) Aanpassen anesthetische of chirurgische techniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het doel van een pre-op vragenlijst?

A

Vraagt naar zaken die mogelijks van invloed kunnen zijn bij de ingreep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke topics op een pre-op vragenlijst?

A
  • allergie
  • usus/abusus
  • medicatie
  • eerdere operaties
  • algemene zaken (kunstgebit, lenzen, pacemaker,…)
  • orgaanspecifieke zaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke medicatie dient zeker te worden verder gezet tijdens OP?

A
  • corticosteroïden

- bronchodilatoren (anesthesie kan bronchospasme geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe breken je PPW en NPW?

A
PPW = echt positieven / (echt positief + vals positief)
NPW = echt negatief / (echt negatief + vals negatief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De testen die routinematige worden uitgevoerd hangen af van de … en … .

A
  • Hoe ziek is de patiënt: ASA klasse van de patiënt

- Hoe zwaar is de operatie: kleine / intermediaire / grote of complexe operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom kan een urinecultuur aangewezen zijn als pre-op onderzoek?

A

Een urosepsis is een groot risico voor infectie van een prothese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor staat ASA-classificatie? Waarvoor dient het?

A

American society of anesthesiologists.

Is een maat voor de fitheid van de patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de vijf klassen van de ASA-classificatie?

A
  1. Pt zonder lichamelijke of psychische aandoeningen (behalve diegene waarvoor OP).
  2. Pt. met niet ernstige systemische aandoeningen zonder functionele weerslag.
  3. Pt. met ernstige systemische aandoeningen
  4. Pt. met levensbedreigende systemische aandoening
  5. Pt. van wie verwacht wordt dat hij, zonder de ingreep, binnen de 24u zal overlijden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ga je pre-op uitwerken?

A

1) Cardiaal
2) Pulmonaal
3) Renaal
4) Endocrien
5) Stollingsstoornissen

17
Q

1/3 van alle peri-operatieve mortaliteit door:

A

cardiale oorzaken

per-operatief AMI mortaliteit hoger dan buiten operatie

18
Q

Wanneer is een ECG pre-operatief aangewezen?

A

Niet routinematig!!
Bij risicofactoren volgens hartrisico-index
>65 jaar en intermediaire/zware ingreep

19
Q

Wat is the two flight test?

A

Test bij cardiale uitwerking.

Als patiënt nog 2 etages met de trap kan doen, is die fit genoeg om de operatie aan te kunnen.

20
Q

Waarmee wordt rekening gehouden bij de hartrisico index?

A

1) Cardiovasculaire ischemische aandoeningen, hartfalen, CVA, TIA
2) Nierfunctiestoornissen (~ atherosclerose, vaatlijden)
3) DM met insuline (~ (coronair) vaatlijden)

21
Q

Wat zijn cardiale aandachtspunten (pre-op)

A

1) Interferentie pacemaker/ defib en coagulatie
2) Hartbeschermende medicatie geven
3) Continu monitoring per-op
4) Antibioticaprofylaxe bij klepafwijkingen (~endocarditis)

22
Q

Welke pulmonale risicofactoren kunnen post-op longproblemen geven?

A

1) Roken
2) COPD
3) Anesthesie >3u
4) >60 jaar
5) Obesitas
6) Ingreep in bovenbuik/thorax

23
Q

Wat zijn risicofactoren voor post-op renale problemen?

A

1) Voorafbestaand nierlijden
2) Diabetes
3) Volumedepletie
4) Shock/ hypovolemie voor of tijdens ingreep
5) NSAID’s pre- en post-op kunnen nierfunctie verder doen dalen.

24
Q

Welke aandoeningen zijn belangrijke bij de endocriene pre-operatieve uitwerking?

A

1) Diabetes
2) Hyperthyreoidie
3) Hypothyreoidie
4) Steroidgebruik

25
Q

Wat zijn de risico’s van diabetes mbt chirurgie?

A

1) Hogere mortaliteit (CV aantasting)
2) Slecht geregeld diabetes: slecht wondgenezing/ immuunfunctie
3) Autonome neuropathie (zenuwen werken minder)
- > kunnen maagledigingsstoornissen geven (! aspiratie)
- > RR-schommelingen

26
Q

Geef twee voorbeelden van aangeboren stollingstoornissen + R.

A

1) Hemofilie (R\ stollingsfactoren)

2) Verhoogde tromboseneiging (R\ LMWH)

27
Q

Bij welke twee medicatietypes krijg je een verworven stollingstoornis?

A

1) Anti-coagulantie

2) Anti-aggregantia

28
Q

Met anti-aggregantia moet je stoppen zo…

A

Noodzakelijk

29
Q

Met anticoagulantia moet je stoppen zo… .

En indien niet, overbruggen met…

A

mogelijk.

LMWH

30
Q

Hoe corrigeren voor anti-aggregantia?

A

Trombocytenconcentraat (functionele)

31
Q

Hoe corrigeren voor anti-coagulantia? En DOAC?

A
Vit K (bij vit K -antagonisten) - indien tijd genoeg
FFP = Stollingsfactoren - indien urgent
DOAC = geen antidoot => stollingsfactoren
32
Q

Wat mbt aspirine pre-op?

A

Hoeft niet gestopt, behalve bij tandheelkunde

33
Q

Wat zijn de voorwaarden van een dagopname?

A

1) Pre-op anesthesiologisch consult
2) Pt ASA klasse I of II
3) Procedures met beperkte duur (2 à 3 u)
4) <500ml verwacht bloedverlies
5) Weinig kans op complicaties
6) Begeleiding bij ontslag + toezicht eerste nacht
7) Adequate nazorg aanwezig

34
Q

In de 19e eeuw mbt asepsie:

A
  • ontdekking microben als oorzaak van infecties

- ontwikkeling sterilisatie en steriele technieken

35
Q

In de 19e eeuw mbt tot anesthesie

A

Ontwikkeling lokale -> spinale -> IV