Deel 2 Staats Flashcards

Werkgroep 9 t/m 15 (44 cards)

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is, in hoofdlijnen, de structuur van het Koninkrijk?

WG 8

A

De structuur van het Koninkrijk is in principe een federale. De vier landen, Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, behartigen ex art. 41 Statuut elk hun eigen belangen. Koninkrijksaangelegenheden worden op grond van art. 6 Statuut in samenwerking behartigd. De Koning is het hoofd van de koninkrijksregering ex art. 2 statuut en elk der landen. De Koning wordt door een gouverneur vertegenwoordigt in de Caribische delen van het Koninkrijk ex art. 2 lid 2 Statuut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke Koninkrijksambten constitueert het Statuut en waarom wijken deze ambten materieel nauwelijks af van de ambten in de Grondwet?

WG 8

A

De geconstitueerde Koninkrijksambten zijn de Koning art. 1a Statuut, de Gouverneur art. 2 lid 2 Statuut, de Koninkrijksregering art. 2 lid 1 jo 4 Statuut, de raad van ministers van het Koninkrijk art. 7 Statuut, de wetgever van het Koninkrijk (Nederlandse Staten Generaal en Koninkrijksregering) en de Raad van State van het Koninkrijk art. 13 Statuut. Deze wijken materieel nauwelijks af van de ambten in de Nederlandse Grondwet, omdat deze ambten deel uitmaken van de Koninkrijksambten. Zo zijn alle Nederlandse ministers samen met de gevolmachtigde (in totaal 3) ministers van de andere landen de Koninkrijksministerraad.

Deze ambten wijken nauwelijks af van de ambten in de Grondwet, want het in feite de ambten zijn die in de Grondwet zijn geregeld, maar dan voorzien van enkele aanvullingen. Met aanvullingen bedoel ik leden uit de overige drie landen van het Koninkrijk, die het ambt bijwonen in geval van Koninkrijkszaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de procedure van totstandkoming van de rijkswet?

WG 8

A

De procedure wordt beheerst door de Nederlandse Grondwet en wordt aangevuld door regelingen uit het Statuut vastgelegd in artikel 15 e.v. Eerst wordt het behandeld in de Rijksministerraad ex art. 10-12 Statuut. Vervolgens gaat het voor advies naar de Raad van State ex art. 73 Gw. Hierna wordt het wetsvoorstel gestuurd naar de overzeese Staten en Staten-Generaal van Nederland ex art. 15 Statuut. Daarna behandeld de Staten-Generaal het wetsvoorstel. De gevolmachtigde ministers mogen de behandeling bijwonen en voorlichting verstrekken ex art. 17 eerste lid Statuut. Ze mogen amendementen voorstellen ex art. 17 lid 4 Statuut, tijdelijk veto uitspreken ex art. 18 lid 1 Statuut. Ook hebben ze initiatiefrecht ex art. 15 lid 3 Statuut. Ook kunnen de Staten een gedelegeerden afvaardigen die dezelfde bevoegdheden, met uitzondering van het initiatiefrecht, heeft als de gevolmachtigde minister om de Staten-Generaal te beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de procedure van wijziging van het Statuut?

WG 8

A

Dit is vastgelegd in art. 55 e.v. Statuut. Wijziging geschiedt bij Rijkswet, deze moet worden aanvaard bij landsverordening door Aruba, Curaçao en Sint-Maarten in twee lezingen ex art. 55 lid 2 Statuut. Daarna moet het voorstel worden aangenomen door de Staten-Generaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Art. 142 Grondwet bepaalt dat de Grondwet bij de wet met het Statuut in overeenstemming kan worden gebracht. De reguliere procedure van grondwetswijziging is dan niet van toepassing. Geef aan waarom de wetsvorm hier volstaat. Betrek daarbij de relevante bepaling uit het Statuut.

WG 8

A

Op grond van art. 55 Statuut kan het Statuut worden gewijzigd. Dit geschiedt bij Rijkswet, echter zijn er wel afwijkende bepalingen. Art. 55 lid 2 bepaalt dat de Staten van de overzeese landen de Statuutswijziging moeten accepteren bij landsverordening in twee lezingen. Art. 55 lid 3 Statuut bepaalt dat indien een statuutwijziging lijdt tot een afwijking met de Grondwet de Grondwet gewijzigd kan worden met in achtneming van de bepalingen rondom Grondwetwijziging. Art. 142 Gw bepaalt dat dit bij wet mag gebeuren, dit is dus de relevante bepaling benoemd in art. 55 lid 3 Statuut. De wetsvorm volstaat hier omdat er waarborgen in het Statuut zijn neergelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stappenplan grondwetswijziging:

WG 8

A

1) Wetsvoorstel wordt gedaan. Wordt ook wel verklaringswet genoemd. De wet verklaard dat er een verandering in de grondwet in overweging wordt genomen
2) De eerste lezing. Moet worden aangenomen bij normale meerderheid. De kamer kan het voorstel
a) Splitsen. Het voorstel wordt in stukken gehakt. Dit doen ze om de kans te vergroten dat het wetsvoorstel wordt aangenomen. Splitsingsrecht zie je terug in artikel 137 lid 2 Grondwet
b) Amendementen.
De helft van de aantal stemmen + 1
3) Tussentijdse verkiezingen
* Reden hiervoor is volksraadpleging. Komt in de praktijk meestal niet echt voor.
* Ook extra democratische legitimatie
4) Tweedelezing
* Wordt een nieuwwetsvoorstel ingediend
* Voorstel moet met een 2/3 meerderheid van de Tweede Kamer worden aangenomen
* Wetsvoorstel gaat naar de Eerste Kamer, daar ook een 2/3 meerderheid
* Kan geen amendementen meer doen maar kan nog wel gesplitst worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt bedoeld met de opmerking dat de Grondwet een ‘open karakter’ heeft? Geef voorbeelden waarmee het open karakter kan worden geïllustreerd.

WG 9

A

De Grondwet regelt zaken betreffende de invulling van grondrechten, de inrichting en bevoegdheden van overheidsverbanden en van de rechterlijke ambten niet heel specifiek en verwijst soms zelfs voor invulling naar de wetgever. Dit betekent dat er grote ruimte is voor aanpassing naar maatschappelijke verhoudingen door regering, Staten Generaal en de rechter, zonder dat de Grondwet zelf herzien hoeft te worden. Ook zorgt dit ervoor dat internationaal en supranationaal recht makkelijk toepassing kan vinden zonder wijziging van de Grondwet. Een voorbeeld is bijvoorbeeld art. 116 Gw waar de organisatie van de rechterlijke macht wordt overgelaten aan de wet in formele zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In veel staatsrechtelijke literatuur gaat men uit van een formele en materiële constitutie. Verklaar het onderscheid en bespreek het belang ervan.

WG 9

A

o Constitutie is de algemene benaming van het samenstel van rechtsregels
o Formele constitutie –> er moet sprake zijn van een geschreven regeling die is vastgesteld in een wet. Voor de wet moet een bijzondere wijze van totstandkoming en herziening hebben plaatsgevonden. Dit is de grondwet
o Materiele constitutie –> is het geheel van de geschreven en ongeschreven regels die op grond van hun inhoud kunnen worden aangemerkt als normen die de grondslagen van de inrichting van de staatsorganisatie en de verhouding met de burgers vastleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op dinsdag 31 mei 2022 splitste de Tweede Kamer voor het eerst in de geschiedenis een wetsvoorstel. Deze splitsing vond plaats in tweede lezing. Leg uit wat het splitsingsrecht behelst en in hoeverre het verschilt ten opzichte van het recht van amendement.

WG 9

A

Het splitsingsrecht kan worden gezien als het recht op initiatief en het recht op amendement. De Staten-Generaal kan er op deze manier voor zorgen dat een voorstel niet wordt verworpen op grond van een specifieke of meerdere ondergeschikte bepalingen, door deze af te splitsen en individueel over te stemmen. De splitsing verschilt met het recht van amendement aangezien er niet letterlijk gesleuteld kan worden aan het voorstel in tweede lezing. De kamers moeten ex art. 137 lid 3 het voorstel overwegen zoals het is ingediend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk grondwettelijk overgangsrecht is van toepassing in het kader van grondwetsherzieningen?

WG 9

A

o Artikel 140 grondwet
o Artikel 140 houdt in dat de bestaande wetten en andere regelingen en besluiten die in strijd zijn met een verandering in de grondwet gehandhaafd blijven, totdat daar een voorziening voor is getroffen (dus tot ze zijn aangepast of ingetrokken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de wijzigingsprocedure van elk van onderstaande bepalingen:

a) Het wijzingen van art. 100 Gw ter invoering van een parlementair instemmingsrecht voor de inzet van de krijgsmacht.

b) Het toevoegen van een extra lid aan artikel 132a Gw dat bepaalt dat het Caribische deel van Nederland de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba omvat.

c) De introductie van een terugzendrecht van de Eerste Kamer door wijziging van art. 85, 86 en 87 Gw.

d) Het schrappen van art. 132 lid 4 Gw zodat de regering niet langer bevoegd is om besluiten van de besturen van provincies en gemeenten te vernietigen wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

WG 9

A

A. Verdediging van het Koninkrijk is een Koninkrijksaangelegenheid. Het inzetten van de krijgsmacht is daarom een Koninkrijksaangelegenheid en zal via Rijkswet ex 15 e.v. Statuut gewijzigd moeten worden.

B. Aangezien de BES eilanden openbare lichamen zijn horen ze in het Nederlandse staatsbestel. Dit zou dan ook via de herzieningsprocedure ex art. 137 Grondwet moeten gebeuren.

C. Dit is een Nederlandse aangelegenheid echter is het een wetgevende bevoegdheid en valt het onder artikel 5 lid 1 Statuut, lid 3 bepaald dat hiervoor de Rijkswet procedure moet worden gevolgd.

D. Dit is een Nederlandse aangelegenheid en moet daarom geschieden ex art. 137 Grondwet. Dit valt onder art. 45 Statuut, waardoor artikel 10 Statuut van toepassing is en de gevolmachtigde minister mee mag doen in de beraadslaging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Totstandkomingsprocedure wet in formele zin

WG 10

A

>

Procedure:  o	Voorbereiding tekst en toelichten  	Aanwijzingen voor de regelgeving  	Inbreng deskundigheid en creëren van voldoende maatschappelijke draagvlak door besprekking met maatschappelijke organisaties, deskundigen, en adviesinstanties 
Bespreking ministerraad (bij wetsvoorstel afkomstig van de regering)(artikel 4 lid 2 sub a onder 1 RvOMR) 
Afdeling advisering Raad van State  o	Regeringsvoorstel artikel 73 Grondwet, jo. 17 Wet RvS o	Initiatiefvoorstel artikel 73. jo. 18 Wet RvS
Indiening en behandeling  o	Indiening bij regeringsvoorstellen: TK (artikel 82 eerste en tweede lid jo. 83 Grondwet) (behandeling TK dan EK, zie artikel 85, grondwet 9.14 RvOTK)  o	Indiening bij iniatiefvoorstellen: EK
Bekrachtiging (artikel 87 Grondwet)
Bekendmaking en inwerkingtreding (artikel 88 Grondwet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De zelfstandige AMvB

WG 10

A

De zelfstandige AMvB kwam vaak voor in de tijd vóór het Meerenberg-arrest van 1879: de Koning wordt bevoegd geacht om zonder wettelijke grondslag burgers bindende AMvB’s uit te vaardigen. Bij overtreding van een van deze AMvB’s werd een strafbedreiging uit de Blanketwet gehanteerd. De essentie van het arrest brengt met zich mee dat het wordt omgedraaid: de Koning is alleen bevoegd tot hetgeen de Grondwet hem uitdrukkelijk toekent.

De regering is dan ook grondwettelijk gezien bevoegd om zelfstandig elke gewenste inhoud aan een AMvB te geven (art. 89 lid 1 Gw), tenzij deze bepalingen door straffen te handhaven bevat (art. 89 lid 2 Gw) of op een andere manier in strijd met de Grondwet of wet komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen het formele wetsbegrip, het materiële wetsbegrip en de wet in materiële zin?

WG 10

A
  • Formele wetbegrip ziet niet op inhoud van het besluit (a.v.v. of beschikking). Procedure bepaalt of sprake is van een ‘wet’. Formele wetsbegrip ziet op procedure van totstandkoming van de wet: regering en SG gezamenlijk volgens procedure 81-88 GW
  • Materiele wetsbegrip: normatief van aard: welke normen moeten in de wet in formele zin worden vastgesteld vanwege waarborgen verbonden aan de procedure en sterke democratische legitimatie
  • Wat in materiele zin: besluiten die avv’s inhouden. Deze termen ziet dus op de inhoud, niet op de procedure
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zoek de Aanwijzingen voor de regelgeving op.
a)Welk doel hebben de Aanwijzingen?
b) In wat voor besluit zijn de Aanwijzingen vervat?
c) Wie is aan de Aanwijzingen gebonden?

WG 10

A

a. De Aanwijzingen hebben als doel de wetgevingstechniek en kwaliteit te waarborgen ex aanwijzing 1.1.

b. De Aanwijzingen zijn vastgelegd in een beleidsregel door de minister president.

c. Aanwijzing 1.2 lid 1 bepaalt dat de ministers, staatsecretarissen en de onder hen ressorterende personen aan de Aanwijzingen zijn gebonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat was er aan de hand in meerenberg?

WG 10

A
  • Rechtsregel voor 1887
    Wetgevende bevoegdheid kan slechts door de Kroon worden uitgeoefend, indien deze is toebedeeld door de Grondwet, of uitdrukkelijk is gedelegeerd door een wet in formele zin.
  • Rechtsregel na 1887
    De Kroon is zelfstandig bevoegd om Algemene Maatregelen van Bestuur op te stellen, zonder dat dit is toebedeeld in de Grondwet of gedelegeerd door een wet in formele zin. Als de Algemene Maatregel van Bestuur echter voorschriften bevat door straffen te handhaven, dient dit gebaseerd te zijn op een wet in formele zin. Enkel delegatie is dan niet voldoende.
  • ‭De Koning werd, tenzij de Gw deze bevoegdheid ontzegde, bevoegd geacht zonder wettelijke grondslag AMvB’s uit te vaardigen‬‬
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef vervolgens precies aan onder welke voorwaarden art. 89 Gw zelfstandige AMvB’s mogelijk acht en welke beperkingen voortvloeien uit:
1. de jurisprudentie
2. de wet
3. de Aanwijzingen voor de regelgeving.

WG 10

A

In 1887 is deze visie van de Hoge Raad gecodificeerd in art. 89 Gw, maar niet volledig. Tegenwoordig mag de regering amvb’s uitvaardigen op grond van delegatie of zelfstandig. Dit laatste mag alleen voor amvb’s die niet doormiddel van een straf worden gehandhaafd. Dit vloeit voort uit art. 89 lid 2 Gw. Uit het Fluorideringsarrest vloeit voort dat ook voor feitelijk ingrijpend overheidshandelen een wettelijke (wet in formele zin) grondslag benodigd is. Uit de Aanwijzingen voor de regelgeving art. 2.22 vloeit voort dat algemeen verbindende voorschriften neergelegd in zelfstandige amvb’s niet worden gebruikt, tenzij dit nodig is in uitzonderlijke situaties als tijdelijke regeling. Ook vloeien er beperkingen voort uit de Awb, namelijk uit art. 5:4 en 4:23 Awb.

19
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende vormen van geclausuleerde delegatie?

WG 11

A

Waardering geclausuleerde delegatie:​
Voordeel: beoogt nadeel dat met delegatie gepaard gaat – verlies medezeggenschap parlement – te verminderen. MAAR​
Het is aan de Kamers zelf in hoeverre zij, bijvoorbeeld in het kader van gecontroleerde delegatie, willen reageren (slapend of traag parlement heeft grote gevolgen).​
Enkele parlementaire rechten kunnen ze niet uitoefenen, zoals amendementsrecht. ​

Nadeel: verminderde snelheid totstandkoming regelgeving, terwijl snelheid een van de redenen is om tot delegatie te komen. ​

Let wel, zoals bekend: gedelegeerde wetgevingsbevoegdheid heeft niet betrekking op hoofdlijnen wettelijke regeling en parlement krijgt er controlemogelijkheden voor terug.

20
Q

Op welke wijze kan een ambt wetgevende bevoegdheid toegekend krijgen? Wat is ter zake de betekenis van het Meerenberg-arrest?

WG 11

A

Een ambt kan wetgevende bevoegdheden krijgen via attributie uit de Grondwet. Deze bevoegdheid kan via (als dit toegestaan is) overgedragen worden aan een ander ambt via delegatie en zelfs subdelegatie.
HR Meerenberg heeft bepaalt dat een ambt alleen een wetgevende bevoegdheid bezit wanneer deze expliciet door de grondwet is toegekend, in plaats van het idee van de Koning dat hij de bevoegdheid bezat tenzij de grondwet dit expliciet uitsloot. Expliciete toekenning door de Grondwet is dus nodig voor een wetgevende bevoegdheid (behoudens delegatie e.d.).

21
Q

Wanneer en onder welke voorwaarden staat de Grondwet toe dat de wetgever in formele zin de hem toekomende wetgevingsbevoegdheid delegeert? Wat bepalen de Aanwijzingen voor de regelgeving hieromtrent?

WG 11

A

Delegatie is mogelijk, maar slechts indien en voor zover de constitutie dit toestaat. De constitutie kent een vaste terminologie: bij ‘bij of krachtens de wet’, of een vorm van de woorden ‘regels’ of ‘regelen’ is delegatie toegestaan. Ook wanneer de grondwet zwijgt, is delegatie mogelijk.
Aanwijzingen voor de regelgeving:
- Aanwijzing 2.19. Primaat van de wetgever:
Hoofdelementen moeten in de wet worden opgenomen, dit zijn i.i.g. de reikwijdte en
structurele elementen van de regeling.
- Aanwijzing 2.20. Grondwettelijke delegatieverboden:
Herhalen de vaste terminologie van de constitutie, maar stellen ook dat een delegatieverbod onverlet laat dat het stellen van als uitvoering te beschouwen regels over details toch aan een lagere regelgever mag worden overgelaten, m.u.v. de delegatieverboden inzake klassieke grondrechten.
- Aanwijzing 2.21. Bij wet vast te stellen voorschriften:
Deze aanwijzing somt een aantal categorieën van voorschriften op ten aanzien waarvan niet reeds uit de Grondwet voortvloeit dat zij bij wet moeten worden vastgesteld, maar vaststelling bij wet wel wenselijk is.
- Aanwijzing 2.23. Begrenzing delegatie:
Delegatie van regelgevende bevoegdheid wordt in de delegerende regeling zo concreet en nauwkeurig mogelijk begrensd.
- Aanwijzing 2.24. Toelaatbaarheid delegatie aan minister:
Delegatie van regelgevende bevoegdheid aan een minister wordt beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details, voorschriften die vaak wijziging behoeven en grote spoed-zaken.
- Aanwijzing 2.25. Rechtstreekse delegatie aan minister:
Delegatie van regelgevende bevoegdheid aan een minister geschiedt, indien mogelijk, rechtstreeks in de wet.
- Aanwijzing 2.26. Terminologie bij delegatie en subdelegatie:
Voor delegatie aan regering wordt de formulering ‘bij algemene maatregel van (rijks)bestuur’ gebruikt.

22
Q

Wat is geclausuleerde delegatie en welke vormen bestaan er?

WG 11

A

Er is een bepaalde betrokkenheid van het parlement bij het besluit. Het parlement heeft echter wel een andere rol dan bij een normale wetgevingsprocedure. De geclausuleerde delegatie is te vinden in de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Art. 2:36: er wordt een ontwerp voorgelegd aan S-G.
Art. 2:37: voorwaardelijke delegatie, er is een AMvB die bekrachtigd is en binnen 4 weken inwerking treedt, tenzij het parlement zegt dat het toch bij wet moet.
Art. 2.39: tijdelijke delegatie, AMvB kan worden vastgesteld maar moet op den duur vervangen worden door een wet.
Art. 2.40: delegatie onder het vereiste van goedkeuring bij wet, er wordt een AMvB opgesteld die goedgekeurd moet worden bij wet anders moet hij worden ingetrokken.
- Voordeel: compensatie voor het verlies aan democratische legitimatie
- Nadeel: er gaat snelheid verloren t.o.v. delegatie

23
Q

Wie is naar volkenrecht bevoegd tot het sluiten van een verdrag?

WG 12

A

Artikel 7 lid 1 sub a Weens verdragen Verdrag:
- degene die daarvoor verleende volmacht tonen
- degenen van wie uit de praktijk van de betrokken staten of uit andere omstandigheden blijkt dat het hun bedoeling was deze persoon als vertegenwoordiger van de staat te beschouwen en niet de overlegging van een volmacht te verlangen
- staatshoofden, regeringsleiders en ministers van Buitenlandse zaken

24
Q

Wie is naar Nederlands constitutioneel recht bevoegd tot het sluiten van een verdrag?

WG 12

A

Op grond van het Nederlandse constitutionele recht ex art. 91 jo. 90 Grondwet is de regering bevoegd tot het sluiten van verdragen.

25
Op welke twee wijzen kan het parlement een verdrag goedkeuren? Bespreek beide procedures en de juridische grondslag daarvan. WG 12
Uitdrukkelijke goedkeuring - artikel 4 rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen - de S-G keurt het verdrag uitdrukkelijk bij wet goed Stilzwijgende goedkeuring - artikel 5 rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen - de regering legt een verdrag ter stilzwijgende goedkeuring over aan beide kamers. Indien niet binnen dertig dagen na de overlegging door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een van de kamers de wens te kunnen word gegeven dat het verdrag uitdrukkelijk wordt goedgekeurd, is de goedkeuring verleend
26
In welke gevallen vindt parlementaire goedkeuring van een verdrag bij rijkswet plaats? In hoeverre is de procedure van goedkeuring bij rijkswet anders dan goedkeuring bij wet? WG 12
Dit hoeft alleen indien de verdragen Aruba, Curaçao of Sint Maarten gaan raken ex art. 2 lid 3 Rijkswet. Hier verschilt de procedure enkel daarin dat de goedkeuring bij rijkswet geschiedt en niet bij wet.
27
Stel, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ondertekent namens de Nederlandse regering een internationaal verdrag over het tegengaan van discriminatie jegens de LHBT-gemeenschap. Het verdrag regelt de mogelijkheid van positieve discriminatie jegens LHBT’ers. Volgens sommige fracties in de Tweede Kamer is dit in strijd met art. 1 Gw, nu die bepaling iedere vorm van discriminatie verbiedt. a) Is de minister van BZK bevoegd om namens Nederland een verdrag te ondertekenen? Beoordeel dit zowel aan de hand van het volkenrecht als het nationale constitutionele recht. b) Hoe wordt bepaald of er sprake is van strijd met art. 1 Gw, wie beslist hierover en welke procedure moet worden gevolgd ten aanzien van de goedkeuring van dit verdrag mocht dat het geval zijn? c) Stel, het parlement weigert het ondertekende verdrag goed te keuren. Is Nederland aan het verdrag gebonden? Betrek in uw antwoord het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht d) Stel, dat een burger een beroep doet op een verdrag waaraan het Koninkrijk wel volkenrechtelijk is gebonden, maar dit verdrag niet door het parlement is goedgekeurd. Hoe oordeelt de rechter over dit beroep? e) Stel, het parlement keurt het ondertekende verdrag goed. De Algemene Wet Gelijke Behandeling (Awgb), die een uitwerking vormt van art. 1 Gw regelt in art. 2, derde lid, dat positieve discriminatie slechts mogelijk is ten aanzien van vrouwen en personen behorende tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep ten einde feitelijke nadelen verband houdende met de gronden ras of geslacht op te heffen of te verminderen. De Awgb biedt dus geen ruimte voor positieve discriminatie van LHBT’ers. Het zojuist goedgekeurde verdrag is in strijd met de Awgb. Wat betekent dit voor de geldigheid van het verdrag? f) Stel dat Nederland het verdrag wil opzeggen. Onder welke voorwaarden en op welke wijze kan dat? Beoordeel dit zowel aan de hand van het volkenrecht als het nationale constitutionele recht. WG 12
Deelvraag A Nee, de minister is volkenrechtelijk niet bevoegd op grond van art. 7 Weens verdragenverdrag. Op grond van het Nederlands constitutionele recht is de minister slechts bevoegd indien hij een volmacht heeft. Deelvraag B Aangezien de Nederlandse rechter niet de grondwettelijkheid van verdragen mag toetsen ex art. 120 Grondwet moeten de Staten Generaal en de regering dit doen. Indien dit verdrag zou leiden tot strijdigheid met de Grondwet moet de goedkeuring aan de hand van art. 6 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen jo. 91 lid 3 Grondwet. Dit betekent dat de goedkeuring enkel kan geschieden met een twee derde meerderheid in beide Kamers. Deelvraag C Instemming van de Staten Generaal is een nationaal vereiste geen volkenrechtelijk. Art. 46 Weens verdragenverdrag stelt dat de instemming van een Staat om gebonden te worden aan een verdrag niet ongeldig verklaard mag worden als dit in strijd met het nationale recht is gebeurd. Tenzij dit onmiskenbaar was voor de verdragsluitende wederpartij. Hier betreft het een minister van Binnenlandse zaken, het is hier dus niet onmiskenbaar niet de bedoeling geweest dat hij niet bevoegd was, het is namelijk gebruikelijk voor ministers om verdragen te sluiten. Dit zou betekenen dat Nederland aan het verdrag is gebonden. Deelvraag D De rechter zal dit beroep goedkeuren, aangezien Nederland gewoon is gebonden. Een vereiste hier is wel dat het verdrag eenieder verbindend is. Dit houdt in dat het verdrag rechten en plichten aan een burger geeft, onvoorwaardelijk is en voldoende duidelijk. Deelvraag E Dit betekent dat het verdrag onverminderd geld. Aangezien verdragen boven de wet staan ex art. 94 Grondwet. Deelvraag F Opzeggen kan op de wijze waarin het Verdrag voorziet. Wel bepaalt de Grondwet dat de opzegging goedgekeurd moet worden door de Staten Generaal.
28
Verschil gewone internationale recht en het Unierecht WG 12
1) Het gewone internationale recht werkt slechts in de nationale rechtsorde indien het nationale constitutionele recht dat bepaalt of toelaat. Het Unierecht heeft uit zichzelf voorrang. 2) Het Unierecht werkt, ongeacht de constitutie, uit eigen kracht in de nationale rechtsorde. 3) Het nationale constitutionele recht bepaalt op welke wijze het internationale recht toegepast moet worden, het Unierecht bepaalt dat zelf.
29
Monisme en dualisme betekenis?
Het monisme: in een monistische visie is de interne rechtsorde van de staten onderdeel van een hogere of meer omvattende rechtsorde, de volkenrechtelijke. De volkenrechtelijke normen richten zich volgens deze visie rechtstreeks tot de ambten en onderdanen. Kortom: de verdragsbepalingen bezitten als zodanig werking binnen de nationale rechtsorde. Het dualisme: de volkenrechtelijke rechtsorde en die van staten zijn gescheiden rechtssystemen. De volkenrechtelijke norm bindt slechts de staten. Om deze te kunnen binden aan ambten en onderdanen binnen een staat is een besluit van een ambt van die staat vereist, zodat de volkenrechtelijke norm kan worden omgezet in nationaal recht.
30
HR 3 maart 1919, NJ 1919, 371 (Grenstractaat Aken) essentie? WG 13
Nederland kent (al voor de Grondwetswijziging van 1953) een monistisch stelsel: internationaal recht werkt meteen door in de Nederlandse wetgeving en hoeft niet eerst getransformeerd te worden. Ook biedt deze uitspraak een grond voor verdragsconforme interpretatie. De wetgever kan niet eenzijdig en eigenhandig afwijken van een verdrag.
31
HvJ EEG 5 februari 1963, 26-62, ECLI:EU:C:1963:1 (Van Gend & Loos) WG 13
Bepalingen van Europees recht kunnen rechtstreekse werking hebben indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. In dit arrest heeft het Hof een aantal voorwaarden gesteld, waarvan het afhangt of een bepaling rechtstreekse werking bezit of niet. Deze voorwaarden zijn: Een bepaling moet een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhouden; De maatregel moet een negatieve verplichting behelzen; De verplichting mag geen reserves bevatten; en De nakoming van de Europeesrechtelijke norm moet niet van andere wetgeving afhankelijk zijn gesteld. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, kan gezegd worden dat het Europees recht zich ertoe leent ‘om onmiddellijk effect te verlangen in de rechtsbetrekkingen tussen de lidstaten en hun justitiabelen’.
32
HvJ EEG 15 juli 1964, 6-64, ECLI:EU:C:1964:66 (Costa) WG 13
Het Europees recht heeft een autonome rechtsorde in het leven geroepen, die in zowel dualistische als monistische staten automatisch in de nationale rechtsorde wordt opgenomen. Hierdoor moet de rechter een nationale bepaling die tegenstrijdig is met het Gemeenschapsrecht buiten beschouwing laten. Het Europees recht geniet dus van voorrang boven elke nationale bepaling die in strijd is met Europees recht.
33
HR 2 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1797 (Rusttijden) essentie? WG 13
De rechtstreekse toepasselijkheid van een gemeenschapsverordening brengt mee dat zij zonder nadere maatregel tot opneming in het nationale recht in werking treedt en ten gunste of ten laste van de rechtssubjecten wordt toegepast (r.o. 3.5). Een op grond van het EG-verdrag vastgestelde verordening zoals EEG-Verordening 3820/85 waarvan in deze zaak sprake is, heeft krachtens dat verdrag en niet krachtens enig nationaal besluit gelding en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Die gelding is niet gebaseerd op art. 93 en 94 Gw (r.o. 3.6).
34
Wat houden het monisme en het dualisme in de context van de doorwerking van het internationale recht in? WG 13
Het monisme en dualisme zijn twee verschillende stelsels die zien op de doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde. In monistische stelsels wordt het nationale stelsel als onderdeel van een grotere internationale rechtsorde beschouwd. Het internationale recht werkt in zo een stelsel dus direct door in de nationale rechtsorde. In dualistische stelsel bestaat er een scheiding tussen nationaal recht en internationaal recht. Internationaal recht werkt niet direct door in de nationale rechtsorde, het moet worden omgezet naar nationaal recht
35
Welke criteria hanteert de Hoge Raad in Rookverbod voor de een ieder verbindendheid van verdragsbepalingen? WG 13
In dit arrest is bepaald dat een verdragsbepaling eenieder verbindend is, wat betekent dat het directe werking heeft ex art. 93 Grondwet, indien het onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is in de context waarin de bepaling wordt ingeroepen. Deze inhoudelijke beoordeling van de bepaling is pas aan de orde indien niets is gezegd over de eenieder verbindendheid van de bepaling in de totstandkomingsgeschiedenis of in de tekst.
36
In Rookverbod is sprake van een contextuele benadering. Wat wordt hiermee bedoeld? WG 13
Dit betekent dat de beoordeling of een verdragsbepaling eenieder verbindend is afhangt van de context. In de context waarin een bepaling wordt ingeroepen, dus de specifieke situaties van het geval, moet worden beoordeeld of de bepaling onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om toe te passen.
37
Bespreek aan de hand van de verplichte jurisprudentie de doorwerking van de bepalingen van het Unierecht en maak een vergelijking met de wijze waarop het internationale recht doorwerkt. Ga daarbij in het bijzonder in op de positie van de Nederlandse Grondwet. WG 13
Het internationale recht werkt in Nederland rechtstreeks door in de nationale rechtsorde, Nederland hanteert het monistische stelsel ex Grenstractaat Aken arrest. Wel bepaalt de Grondwet hoe het recht doorwerkt. In Nederland is ervoor gekozen dat internationaal recht boven het nationale recht gaat ex art. 94 Grondwet. In het Van Gend en Loos arrest en het Costa/Enel arrest is bepaald dat Unierecht anders dan internationaal recht doorwerkt in de lidstaten. Het Hof stelt dat de verdragsluitende landen op bepaalde terreinen hun soevereiniteit hebben overgedragen aan de Europese Unie. Dit betekent dan ook dat het primaire en secundaire EU recht het hoogste recht is en directe werking kent, ongeacht wat de Grondwet over internationaal recht bepaalt.
38
Hoe komt een verdrag tot stand?​
Onderhandelen – internationaal​ Aanneming en authentificatie van de tekst – internationaal ​ Ondertekenen/sluiten verdrag – internationaal​ Eventueel goedkeuring parlement – nationaal​ Bekrachtiging – internationaal​ Bekendmaking​ ​ Gevolg: art. 26 WVV. ​
38
Welke voorrangsregels dient een rechter toe te passen als twee regelingen van dezelfde categorie (bv. twee wetten in formele zin) met elkaar in strijd zijn? Wat als deze voorrangsregels tot verschillende uitkomsten leiden? WG 14
Hier zijn twee regels voor: a. De lex posterior (de nieuwe wet gaat voor de oude wet); b. De lex specialis (de bijzondere wet gaat voor de algemene). Als toepassing leidt tot verschillende uitkomsten wordt in het algemeen aangenomen dat de lex specialis regeling voor gaat. Aangezien de bijzondere regeling meer op de concrete situatie ziet.
38
In de hoorcolleges van het eerste semester kwamen de arresten Waterpakt, Arbeidskostenforfait en Levenslange gevangenisstraf ter sprake. In hoeverre zijn deze arresten verbonden aan de normenhiërarchie en het leerstuk van rechterlijke toetsing WG 14
Waterpakt In dit arrest heeft de Hoge Raad nog eens bevestigd dat zij geen wetgevingsbevel kunnen geven aan de formele wetgever. Wel kunnen zij het wettelijk stelsel toetsen aan het Europees recht, aangezien dit supranationaal recht is. Het probleem is hier dat het buiten toepassing laten van de nationale bepalingen niet zorgt voor het goed implementeren van de nitraatrichtlijn. Eigenlijk, om goed te voorzien in het geschil, zou er wetgeving gemaakt moeten worden. Een bevel om wetgeving te maken mag de rechter niet uitgeven. Arbeidskostenforfait In dit arrest bepaalt de Hoge Raad dat zij de bevoegdheid hebben om recht te vormen in het geval een wet in formele zin strijdig is met een bepaling van het EVRM of het IVBPR, een voorbeeld van de lex posterior regel en op grond van art. 94 Gw. Wel zegt de Hoge Raad dat zij van de bevoegdheid om recht te vormen terughoudend gebruik zullen maken in het licht van art. 120 Gw. Indien er bij het oplossen van een discrepantie gebruik kan worden gemaakt van verschillende wegen en de keuze tussen een van beide een rechtspolitieke is, zal de Hoge Raad deze keuze overlaten aan de wetgever. Wel zal de Hoge Raad zelf voorzien in het maken van een keuze, indien nagelaten wordt door de wetgever om een keuze te maken. Levenslange gevangenisstraf Het EVRM bepaalde dat een levenslange gevangenisstraf, zonder kans om vrij te komen, in strijd was met art. 3 EVRM. Volgens het EHRM zou er altijd een herbeoordeling mogelijk moeten zijn. De Nederlandse praktijk was daarom in strijd met het EVRM. De Hoge Raad heeft geen gebruik gemaakt van art. 94 Gw, aangezien buiten toepassing laten van de Nederlandse bepaling ertoe zou leiden dat veel gedetineerden automatisch vrij zouden komen na 25-30 jaar. Daarom heeft de Hoge Raad ervoor gekozen om de zaak te schorsen, totdat de wetgever wetgeving had gemaakt.
39
Leg uit wat het toetsingsverbod uit artikel 120 van de Grondwet inhoudt en bespreek de omvang daarvan aan de hand van de termen materiële en formele toetsing. Besteed in de uitleg over de omvang van het toetsingsverbod onder meer aandacht aan de arresten Prof. Van den Bergh en Harmonisatiewet. WG 14
De rechter mag dus niet in de beoordeling treden van de grondwettigheid van verdragen en wetten in formele zin ex art. 120 Gw. Ook mag hij verdragen en wetten in formele zin niet buiten toepassing laten op grond van algemene rechtsbeginselen, zoals voortvloeit uit het Harmonisatiewet arrest. Hier lijkt dus een sterke scheiding te zijn tussen de rechtsprekende macht en de wetgevende macht, de rechter mag wetten die tot stand zijn gekomen doormiddel van het democratische proces niet buiten toepassing laten. Met andere woorden gaat hij niet op de stoel van de wetgever zitten. Wel heeft de Hoge Raad een kleine opening gelaten voor zichzelf, hij kan een wet in formele zin buiten toepassing houden in het specifieke geval. Dit enkel wanneer toepassing zozeer in strijd zou komen met fundamentele rechtsbeginselen dat het onredelijke en onbillijk zou zijn. In zo een geval, zoals in het Ziektekostenverzekering arrest, tast hij echter niet de geldigheid van de wet aan, maar past hij hem contra legem toe in een enkel geval. Daarmee vormt hij dus geen nieuw recht, maar beslecht hij enkel een specifiek geschil. De rechter is dus terughoudend met het innemen van wetgevende taak.
40
Bespreek wat de betekenis is van art. 120 Grondwet voor de plaats van de rechter in het staatsbestel. Bespreek dit onder andere aan de hand van de arresten Harmonisatiewet en Ziektekostenverzekering. WG 14
De rechter mag dus niet in de beoordeling treden van de grondwettigheid van verdragen en wetten in formele zin ex art. 120 Gw. Ook mag hij verdragen en wetten in formele zin niet buiten toepassing laten op grond van algemene rechtsbeginselen, zoals voortvloeit uit het Harmonisatiewet arrest. Hier lijkt dus een sterke scheiding te zijn tussen de rechtsprekende macht en de wetgevende macht, de rechter mag wetten die tot stand zijn gekomen doormiddel van het democratische proces niet buiten toepassing laten. Met andere woorden gaat hij niet op de stoel van de wetgever zitten. Wel heeft de Hoge Raad een kleine opening gelaten voor zichzelf, hij kan een wet in formele zin buiten toepassing houden in het specifieke geval. Dit enkel wanneer toepassing zozeer in strijd zou komen met fundamentele rechtsbeginselen dat het onredelijke en onbillijk zou zijn. In zo een geval, zoals in het Ziektekostenverzekering arrest, tast hij echter niet de geldigheid van de wet aan, maar past hij hem contra legem toe in een enkel geval. Daarmee vormt hij dus geen nieuw recht, maar beslecht hij enkel een specifiek geschil. De rechter is dus terughoudend met het innemen van wetgevende taak.
41
Welke ambten spelen in Nederland een rol bij de beoordeling van de grondwettigheid van wetsvoorstellen? WG 15
Op dit moment spelen alleen de wetgevende macht en de bestuurlijke macht een rol in de beoordeling van de grondwettelijkheid van wetten in formele zin. Bij de wetgevende macht houden de Raad van State, de regering en de Staten Generaal zich hiermee bezig en bij de bestuurlijke macht het kabinet.
42
Met welke argumentatie claimt het U.S. Supreme Court in Marbury vs. Madison de bevoegdheid om de wet aan de grondwet te toetsen? Welke andere argumenten kunt u bedenken? Welke argumenten kunt u bedenken die tegen de stelling pleiten dat de bevoegdheid om de wet aan de Grondwet te toetsen bij de rechter thuishoort? WG 15
De zittende president Adams werd verslagen door Jefferson in de race om het presidentschap. De president heeft een grote rol in de benoeming van rechters. Adams benoemde zoveel mogelijk rechters voordat hij het Witte huis moest verlaten, hier waren formaliteiten aan verbonden, deze formaliteiten waren nog niet voltooid toen Jefferson aan de macht kwam, hij hield dit uiteindelijk tegen. Marbury meende dat hij alsnog het recht had om rechter te worden, hij beriep zich daarom op art. 12 van de judicial act. De U.S Supreme court stelt dat de constitutie het hoogste recht is, daardoor is elke wet die in strijd is met de constitutie nietig. De U.S. Supreme Court haalt aan dat de rechters een eed moeten afleggen om recht te spreken volgens de Grondwet, hieruit leidden zij af dat ze ook wetten in formele zin moeten toetsen aan de Grondwet. In het geval dat de wetgever een wet heeft gemaakt die in strijd is met de Grondwet zullen zij deze eed anders moeten breken. Argumenten tegen toetsing De rechterlijke macht kan worden gepolitiseerd. De rechter is niet democratisch gekozen. De Grondwet bindt nog steeds de wetgever, de Grondwet is dus wel degelijk van groot belang ook zonder toetsing. Als er discussie over wordt gevoerd of een wet Grondwettig is dan gebeurt dat op dit moment in openbaarheid, namelijk in Eerste of Tweede Kamer. Als de rechter mag toetsen zal dit binnen het geheim van de Raadkamer vallen en gebeurt het dus heimelijk. Argumenten voor toetsing 94 Gw bepaalt dat de rechter wel mag toetsen aan internationale mensenrechtenverdragen, het is inconsistent dat de rechter niet mag toetsen aan de Nederlandse Grondwet. Toetsing aan de Nederlandse Grondwet zal zorgen voor een betere bescherming van de Nederlandse burger, dit aangezien de mensenrechtenverdragen een minimumbescherming bieden. Toetsing zal extra rechtsbescherming bieden, bijvoorbeeld wanneer de wetgever de bepalingen in de Grondwet veronachtzaamd. De rechter heeft een rechtsvormende taak dus zou mede de betekenis van de Grondwet moeten interpreteren.