Deel 4 staats Flashcards
WG 19 t/m WG 25 (53 cards)
Definitie van grondrechten?
WG 19
Grondrechten zijn in formeel criterium te zien als juridische documenten van hogere orde dan rechten uit de formele wet. Deze grondrechten zijn onder meer vastgelegd in de Grondwet, het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Als je meer naar de inhoud gaat kijken wordt het wat vager; dan kun je grondrechten omschrijven als rechten die fundamenteel zijn voor de persoonlijke vrijheid van de mens, voor de handhaving van de persoonlijke autonomie. Ze worden ook wel gekwalificeerd als grondbeginselen van een menswaardige samenleving of als fundamentele waarborgen voor de bescherming van de menselijke waardigheid. Er wordt van de formele grondrechtenomschrijving uitgegaan.
Soorten grondrechten?
WG 19
De klassieke grondrechten zijn volgens de geschiedenis op te vatten als subjectieve rechten, die de overheid verplichten tot passiviteit. Ook bestaan er sociale grondrechten die instructienormen die een aanspraak op overheidsprestaties formuleren. De tweedeling hierin moet niet heel grof gezien worden, soms vergen klassieke grondrechten ook aanspraken op overheidsprestaties. Bijvoorbeeld het kiesrecht vergt van de overheid dat zij verkiezingen organiseren, terwijl het wel gezien wordt als een klassiek grondrecht. Een meer uitgewerkte grondrechtentypologie zou er als volgt uit kunnen zien:
1. Bodemnormen die beogen de mens in zijn fysieke en psychische kern te beschermen.
2. Vrijheidsrechten, waarborgen de vrijheid van individuen en groepen om bepaalde activiteiten ongehinderd te doen.
3. Gelijkheidsnormen, bijvoorbeeld discriminatieverboden.
4. Politieke participatierechten, het passief en actief kiesrecht in combinatie met vrije, geheime verkiezingen.
5. Grondrechten op rechtsbescherming, de onafhankelijke rechter.
6. Aanspraken op actief overheidsoptreden
Welke grondrechten gelden in Nederland?
WG 19
1) De Grondwet en het Statuut;
2) Bepalingen in verdragen (EVRM, IVBPR, ESH, IVESCR) en besluiten van volkenrechtelijke organisaties inclusief het Unierecht (VEU, VWEU, Handvest);
3) De ‘grondrechtscheppende’ jurisprudentie van nationale, internationale en supranationale rechters.
Extinction Rebellion is een internationale organisatie die zich verzet tegen klimaatverandering en verlies van biodiversiteit. Zij genereert aandacht voor deze doelen door veelvuldig de A12 te blokkeren. Valt het blokkeren van een snelweg onder de reikwijdte van een grondrecht en zo ja welk grondrecht?
WG 19
Art. 9 Grondwet zou in aanmerking kunnen komen. Een betoging moet gaan om een groep mensen die hun mening uit. Wel moet het uiten van de mening het centrale aspect zijn, indien het uiten van de mening naar de achtergrond verdwijnt valt het buiten de reikwijdte. Het bokkeren van de snelweg kan dus beschermd worden door art. 9 Grondwet, zolang het betogen het centrale aspect blijft.
Uit de jurisprudentie blijkt dat de rechter in verhoudingen tussen burgers grondrechten kan laten doorwerken (horizontale werking). De wijze waarop dat gebeurt verschilt zoals u in de jurisprudentie van deze week kunt zien. Vergelijk HR 30-3-1984, AB 1984, 366 (Turkse werkneemster) en HR 18-6-1993, NJ 1994, 347 (Verplichte aidstest). Geef aan op welke wijze de HR in beide zaken een grondrecht betekenis toekent; welke verschillen in de aanpak van de rechter ziet u hierbij als u beide zaken vergelijkt?
WG 19
In het Turkse werkneemster arrest stelt de Hoge Raad dat in redelijkheid niet kan worden verwacht dat een werknemer die tijdig tevoren, onder opgaaf van redenen, toestemming voor een snipperdag heeft gevraagd om een voor hem belangrijke godsdienstige feestdag te vieren, op die dag aanwezig is. Hier heeft de Hoge Raad een belangenafweging gemaakt, maar geen specifieke wettelijke grondslag genoemd. Het komt natuurlijk neer op een honorering van het recht op godsdienstuiting. Hier is sprake van een indirecte horizontale werking. In het verplichte Aidstest arrest gebruikt de Hoge Raad art. 6:162 als een wettelijke bepaling op grond waarvan inbreuk gemaakt mag worden op een grondrecht. De Hoge Raad stelt namelijk dat dit artikel voldoet aan de eis van een wettelijke grondslag opgenomen in de beperkingsclausule van art. 11 Grondwet. Hier is sprake van directe horizontale werking.
a) Zohra Kahlid verhuurt twee appartementen op de bovenverdieping van haar grachtenpand aan studenten. In de huurovereenkomst staat de clausule dat het niet is toegestaan op de ramen activistische dan wel posters van politieke bewegingen te plakken of door vlaggen, spandoeken of anderszins de uitstraling van het pand negatief te beïnvloeden; schending van deze clausule is een ontbindende voorwaarde. Student Melda is actief lid van Milieudefensie en heeft al twee aanvaringen met Kahlid gehad vanwege een spandoek uit het raam en een poster op het raam die de vervuiling door Shell in Nigeria aan de kaak stelden. Vervolgens plakt ze toch weer een poster voor het raam (‘Tata steelt onze gezondheid’). Khalid zegt haar de huur op. Melda verweert zich met een beroep op haar vrijheid van meningsuiting. Heeft zij kans van slagen?
b) Stel dat Melda niet bij Khalid een kamer huurde maar in het voormalige gemeentekantoor, nu omgebouwd tot studentenunits. De gemeente is eigenaar en verhuurder. Verandert dit iets in uw antwoord?
WG 19
Deelvraag A
Grondrechten kennen in beginsel een erg beperkte horizontale werking (werking tussen burgers onderling). Het niet mogen plakken van posters o.i.d. op de ramen van je huurwoning maakt daarom geen inbreuk op je grondrechten. In beginsel kunnen grondrechten namelijk alleen ingeroepen worden tegen de overheid.
Deelvraag B
Hier moet je kijken naar HR Rasti Rostelli. Hieruit blijkt dat ook wanneer de overheid privaatrechtelijk handelt er sprake is van een verticale werking en dus kan de overheid zich niet beroepen op grondrechten. De overheid mag ook niet op inhoud beperken en dat gebeurt hier wel, dus de gemeente mag hier niet Melda’s vrijheid van meningsuiting beperkingen en mag haar dus niet uit het huis zetten.
Dit betekent dus dat er sprake is van een schending van art. 7 Grondwet. De gemeente verbiedt hier dan de posters op grond van hun inhoud. Namelijk alleen politieke posters mogen niet, was er een algeheel verbod op het plakken van posters dan was er misschien niet direct een inbreuk op art. 7 Grondwet.
Bespreek het arrest Verfbommetje. Leg bij aanvang van uw bespreking kort in eigen woorden uit wat wordt bedoeld met de reikwijdte van een grondrecht.
WG 19
Verdachte had een verfbom gegooid op de gouden koets, in de koets zaten op dat moment Willem Alexander en Maxima wie een rondje maakten ter gelegenheid van hun huwelijk. Het OM had art. 111 en 112 Sr ten laste gelegd, allebei vormen van belediging. Het middel klaagt dat vervolging op grond van art. 112 Sr een onaanvaardbare inbreuk maakt op het aan verdachte toekomende recht van vrijheid van meningsuiting zoals bedoeld in art. 10 EVRM. De Hoge Raad oordeelt dat een gedraging als het gooien van een verfbom niet valt onder de reikwijdte van art. 10 EVRM. Met de reikwijdte wordt bedoeld in hoeverre gedragingen of uitlatingen beschermd worden door een bepaald grondrecht. Aangezien het gooien van een verfbom geen gedraging is die niet wordt beschermd door art. 10 EVRM. Het is namelijk niet kenbaar dat de gedraging moet worden begrepen als een deelname aan enig debat over een onderwerp waarop de overtuiging van verdachte ziet, hoeft ook niet getoetst te worden of het grondrecht mag worden ingeperkt.
Wat houdt een socialiserende uitleg van een klassiek grondrecht (vaak aangeduid als positieve verplichtingen) in? Geef daarvan een voorbeeld.
WG 19
De socialiserende uitleg van klassieke grondrechten houdt in dat men een positieve verplichting leest in een klassiek grondrecht. Zo moet de overheid demonstraties faciliteren. De overheid moet zorgen dat er de mogelijkheid is om te demonstreren en dat demonstranten veilig zijn. Denk hierbij aan het inzetten van politie of het aanwijzen van een plek voor tegendemonstranten.
Waarom is het nuttig is dat grondrechten via verschillende rechtsbronnen worden beschermd?
WG 19
Dit is nuttig aangezien grondrechten niet onaantastbaar zijn. Dit betekent dat de Nederlandse Grondwet gewoon deel uitmaakt van de Nederlandse rechtsorde en dus ook door het parlement gewijzigd kunnen worden. Mocht er een parlement zijn dat grondrechten probeert aan te tasten door een grondwetswijziging, dan zijn er nog verdragen waar men op kan terugvallen. Dit geldt ook andersom. Mocht het parlement een mensenrechtenverdrag opzeggen, dan is er nog de Grondwet waar men op kan terugvallen.
Verschillen klassieke grondrechten en sociale grondrechten?
WG 19
In de eerste plaats houden de bepalingen inzake sociale grondrechten, anders dan die inzake klassieke grondrechten, slechts zelden normen in die in rechte afgedwongen kunnen worden. Evenmin verlenen zij bevoegdheden aan de overheid. De klassieke grondrechten bevatten primair afweerrechten, terwijl sociale grondrechten vooral inspanningsplichten voor de overheid formuleren.
Een tweede verschil is dat horizontale werking van sociale grondrechten moeilijk denkbaar is, tenzij tussenkomst van de wetgever of bestuur. Er moet worden aangenomen dat de burger nou eenmaal niet krachtens de Grondwet of verdragen verplicht is zorg te dragen voor voldoende werkgelegenheid enz.
Ten derde speelt de kwestie van de beperking van grondrechten bij de sociale grondrechten niet.
Ten vierde kan worden gewezen op de grondwettelijke structuur van de sociale grondrechten, die afwijkt van de klassieke. Toch moeten alsnog de verschillen niet te serieus genomen worden sinds er gevallen zijn waarin klassieke grondrechten toch overheidsinspanning vereisen.
Wat zijn de gevolgen van direct horizontale werking?
WG 19
Als sprake is van grondrechtelijke belangen tussen burgers, baseert de rechtspraak zich meestal op regels van het burgerlijk recht. Directe horizontale werking komt eigenlijk nooit voor. Er is dus sprake van indirecte werking. Aanvaarding van directe horizontale werking zou veel problemen met zich meebrengen. Bijvoorbeeld dat de grondslagen van het privaatrecht, de contractsvrijheid in hoge mate worden aangetast. Wat de overheid krachtens de grondrechten niet mag, wordt dan immers tevens bepalend voor het rechtsverkeer tussen burgers onderling. De burger is nou eenmaal niet aan het gezag van zijn medeburgers onderworpen.
Waarom kunnen absoluut geformuleerde grondrechten niet altijd absoluut werken?
WG 20
Het gaat dan om inherent limitations, dat houdt in dat grondrechten die absoluut geformuleerd worden soms alsnog te beperkt zijn. Soms zijn er hele zwaarwegende belangen die ervoor zorgen dat er soms toch een beperking moet zijn. Het kan zijn dat er dan bijvoorbeeld andere grondrechten weer in het geding komen. Dan moet er dus een belangenafweging gemaakt worden tussen de grondrechten. Het recht op leven is ongeclausuleerd maar dat betekent niet dat een militair niet uitgezonden zou mogen worden op een gevaarlijke missie. Voorbeelden van absoluut geformuleerde grondrechten die niet beperkt kunnen worden: art. 114 Gw (verbod op de doodstraf) en art. 3 EVRM (folterverbod).
Let op voor mondeling: als het gaat over beperking van een grondrecht is het iets neutraals of iets goeds. Dit betekent dat het een toegestane belemmering is. Als je zegt het recht is geschonden of er is een inbreuk op het recht gemaakt, dan is de beperkingsclausule niet goed in acht genomen.
Wat zijn algemene en bijzondere beperkingen van grondrechten?
WG 20
Algemene beperkingen zijn onbedoelde/onbewuste beperkingen van grondrechten. Dit zijn neveneffecten van een regel. Bijzondere beperkingen zijn bedoelde/bewuste beperkingen van grondrechten. Het verschil is hier van belang, omdat iedere beperking van een grondwet herleidbaar moet zijn op een grondwettelijke beperkingsclausule. Een grondrecht moet namelijk wel redelijk uitgevoerd kunnen worden (redelijke uitleg).
Voorbeelden:
De regel dat je niet op de snelweg mag lopen. De consequentie is dat je bepaalde grondrechten dus niet op de snelweg kunt uitoefenen. Dit is een algemene beperking. Of wanneer iemand een kapel wil bouwen die in strijd is met het bestemmingsplan. Het doel van het bestemmingsplan is dan niet het beperken van de vrijheid van godsdienst, maar het is een onbedoeld neveneffect van het bestemmingsplan.
Een bijzondere beperking is een regel uit het wetboek van strafrecht, dat je niet mensen mag beledigen op basis van hun godsdienst. Dit is een beperking van de vrijheid van meningsuiting uit art. 7 Gw.
Hoe werkt de grondwettelijke beperkingssystematiek van grondrechten?
WG 20
Grondrechten die beperkt mogen worden kennen een beperkingsclausule. Daarin staat door wie (competentie), in welk geval (doelcriteria) en hoe (dus procedurele voorschriften) een grondrecht beperkt mag worden.
a. Competentievoorschriften geven dus aan wie het grondrecht mag beperken. Meestal is dit de wetgever in formele zin:
Indien de wetgever in formele zin zelf beperkingen formuleert moet hij ook alle elementen vastleggen, dus hoe ver de beperking mag gaan. Hij moet dus specifiek zijn.
Ook moet hij een algemene regel vastleggen, dus niet het grondrecht beperking in een specifiek geval.
In veel gevallen mag de formele wetgever deze bevoegdheid delegeren let op de terminologie (‘bij of krachten’ of een vorm van ‘regelen’. De delegatiegrondslag moet voldoende specifiek bepaald zijn, zie Drugspand Venlo.
b. Doelcriteria:
Indien er een doel is genoemd mag het grondrecht enkel beperkt worden om dit doel te dienen.
Lees de uitspraak Jezus redt. Hoe oordeelt u over het betoog van appellant, die de in witte dakpannen gevatte tekst ‘Jezus redt’ moest verwijderen wegens strijd met de welstandsnota van de gemeente?
WG 20
Appellant is van mening dat het verbieden van de letters op zijn dak in strijd is met de godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting art. 6 en 7 van de Grondwet en 9 en 10 van het EVRM. Ik ben het met appellant eens dat hier inbreuk wordt gemaakt op zijn godsdienstvrijheid en op zijn vrijheid van meningsuiting. Ik denk echter niet dat hier een ongeoorloofde inbreuk wordt gemaakt op zijn rechten. Ik sluit mij bij het standpunt van de Afdeling aan dat de beperking gerechtvaardigd is nu het belang van de welstand reëel is en er geen verbod op inhoud plaatsvindt. Waardoor aan de voorwaarden in beide beperkingsclausules is voldaan en de rechten dus ingeperkt mogen worden.
Welke uitzonderingen zijn er op de leer van de bijzondere beperkingen?
WG 20
a. De rechter laat algemene beperkingen soms toch toe, ook als ze niet te herleiden zijn tot een grondwettelijke beperkingsclausule zie Jesus Redt. Zo werd daar een beperking van art. 6 Gw toegelaten op grond van de welstandnota, terwijl daar niet aan de competentietoets en aan de doelcriteria wordt voldaan. Er is geen specifieke delegatiegrondslag vanuit de formele wetgever. Er is dus niet voldaan aan de competentietoets. Het belang van de welstand is niet opgenomen als een van de doelen in art. 6 lid 2 Gw. Daar is dus ook niet aan voldaan. Toch laat de rechter dit toe, aangezien de beperking niet het doel heeft het Grondrecht te beperken en dus een algemene beperking is.
b. Soms gebruikt de formele wet die een grondrecht beperkt toch nog een vage formulering. Zie art. 10 eerste lid Ambtenarenwet 2017.
c. De jurisprudentie kent soms ongeschreven beperkingsgronden toe zie Ambtenaar Rij-instructeur. Daarin is bepaald dat de vrijheid van onderwijs ex art. 23 Grondwet beperkt mag worden. Deze berust niet op de grondwettelijke beperkingsclausule. Toch erkent de Centrale raad een beperking. Ze introduceren zelf een beperking die inhoudt dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn grondrecht niet zo ver mag gaan dat de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst in volstrekt ontoelaatbare mate wordt aangetast.
d. Ook mogen de noodbevoegdheden van de Gemeentewet inbreuk maken op grondrechten. Hier ontbreekt echter wel een specifieke wettelijke grondslag voor. Art. 175/176 van de Gemeentewet zijn niet voldoende specifiek. Dit volgt uit de uitspraak Verbod persconferentie.
Stel: het Hoofd van de Afdeling Openbaar bestuur van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is aanhanger van de Qanon-complottheorieën. In zijn vrije tijd is hij daarom gestart met het geven van online-cursussen voor andere aanhangers van deze theorie. Zijn leidinggevende verbiedt hem deze cursussen te geven. Indien hij dat blijft doen, volgen disciplinaire straffen. Kan de ambtenaar een beroep doen op de vrijheid van onderwijs? En kan dit grondrecht worden beperkt door de leidinggevende? Beantwoord deze vragen aan de hand van CRvB Ambtenaar-rijinstructeur.
WG 20
De ambtenaar kan een beroep doen op de vrijheid van onderwijs. Hij is namelijk drager van grondrechten. Dit is een grondrecht in verticale verhouding tot de overheid, hier valt ook onder het geven van onderwijs. Op grond van de Grondwet is er geen mogelijke beperking. De CRvB heeft echter bepaald dat een inbreuk op dit grondrecht is toegestaan indien de ambtenaar zo ver gaat in de uitoefening van zijn grondrecht dat de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst in volstrekt ontoelaatbare mate wordt aangetast. Gelet op zijn functie als hoofd van het openbaar bestuur tasten de activiteiten die hij uitvoert de goede functionering van de openbare dienst in volstrekt ontoelaatbare mate aan. Qanon staat er namelijk om bekend het functioneren van de overheid in twijfel te trekken door te stellen dat de er een kleine groep mensen is die alles bestuurt. Door dit gedachtegoed naar buiten te brengen komt zijn eigen integriteit en geloofwaardigheid in het geding. Dit is onacceptabel als hoofd van de Afdeling Openbaar bestuur, medewerkers zullen namelijk niet meer goed naar hem luisteren. Dit betekent dat zijn vrijheid van onderwijs ingeperkt mag worden.
Wat wordt bedoeld met het woord ‘wet’ in het EVRM?
WG 21
Het Hof is van oordeel dat er pas sprake is van een wet als een norm voldoende toegankelijk, duidelijk en precies is geformuleerd, zodat burgers daarop hun gedrag kunnen afstemmen. De Hoge Raad rekent niet alleen ‘algemene, door den algemenen wetgever vastgestelde regelen’, maar ook ‘wettelijke voorschriften of geldend recht’, waarmee hij doelde op plaatselijke of gemeentelijke regelingen. De Afdeling (bestuurs)rechtspraak rekent onder omstandigheden ook een beleidsregel tot wet mits die duidelijk en voor eenieder toegankelijk is. Ook ongeschreven recht kan volgens de Nederlandse rechter de uitoefening van grondrechten beperken.
Waarom hebben verdragen, in het bijzonder het EVRM, in de rechtspraktijk toegevoegde waarde bij grondwettelijke grondrechtenbescherming in Nederland?
WG 21
De belangrijkste reden hiervoor is art. 120 Gw: de rechter mag wetten in formele zin niet toetsen aan de grondwet, maar op grond van art. 94 Gw mag hij de wet in formele zin wel toetsen aan verdragsbepalingen waaronder die van het EVRM. Uit art. 93 Gw blijkt ook dat heldere bepalingen van internationale organisaties rechtstreeks doorwerken. Als er strijd met internationaal en nationaal recht ontstaat geeft art. 94 Gw aan dat het een ieder verbindende internationale recht voorrang heeft. Vaak omvat een grondrecht uit het EVRM ook meer qua reikwijdte dan een wet uit de grondwet.
Er zijn verder nog wat redenen:
- Toetsingen aan verdragen zijn veel inhoudelijker dan toetsingen aan de grondwet.
- Toezicht op de naleving van de grondrechten van verdragen zijn intensiever, dan die van de grondwet, want het EVRM heeft zijn eigen gerechtshof die hierover gaat.
Wat verstaat het EHRM onder inherent limitations?
WG 21
Dat houdt in dat grondrechten soms absoluut geformuleerd (bijv. art. 6 EVRM of art. 3 Eerste Protocol bij EVRM). worden, maar alsnog te beperken zijn. Dit kan bijvoorbeeld wanneer er zwaarwegende belangen zijn in de samenleving die ervoor zorgen dat een absoluut geformuleerd recht beperkt moet worden.
Denk hierbij bijv. aan EHRM Golder. Hierin wordt gezegd dat art. 6 EVRM alleen waardevol als je hierin ook toegang tot de rechter leest. Denk bijv. aan het heffen van griffierechten. Je hebt dus wel toegang tot de rechter, maar je moet wel altijd griffierechten betalen.
Onder welke voorwaarden mogen de rechten vastgelegd in de artikelen 8-11 EVRM worden beperkt?
WG 21
In lid 1 staat altijd het grondrecht dat beschermd wordt door het artikel. In lid 2 staat vervolgens een beperking van dit recht, deze beperking moet voldoen aan de volgende drie vereisten:
I. “voorzien bij wet”:
> EHRM Sunday Times: accessible, forseeable (toegankelijk, voorzienbaar) in casu was er sprake van een wet, maar de regel was niet noodzakelijk in een democratische samenleving, want niet proportioneel. Let op: ook ongeschreven recht kan een basis zijn om grondrechten te beperken.
1) de wet moet toegankelijk zijn, en moet toepasbaar zijn voor de burger.
2) voorzienbaarheid vereisten. De regel moet duidelijk genoeg zijn, maar ook zodanig duidelijk dat een burger zijn gedrag er op moet kunnen aanpassen.
!! ZEG NOOIT OP TENTA: het staat in een wet in formele zin. Dan heb je er niks van begrepen. Je moet gwn de vereisten afwerken. Want een wet in formele zin kan namelijk ook heel vaag zijn en niet toegankelijk is. Het punt is juist dat ook ongeschreven regels aan dit criteria kunnen voorzien. !!
II. Legitiem doel; volksgezondheid, onpartijdigheid rechterlijke macht waarborgen etc.
III. Noodzakelijk in een democratische samenleving (EHRM Handyside). Hoe leg je dit begrip uit? Noodzakelijk betekent dat er een dringende maatschappelijke behoefte moet zijn voor de beperking van een grondrecht (pressing social need). Vervolgens wordt dit getoetst aan een proportionaliteitstoets: de beperking moet evenredig zijn tot het nagestreefde doel. Bovendien moet de beperking relevant zijn (bijvoorbeeld een beperking van de vrijheid van meningsuiting is niet relevant voor de bestrijding van de coronacrisis).
Wat houdt de margin of appreciation-doctrine in? Leg uit aan de hand van het Handyside-arrest.
WG 22
In het Handyside arrest zegt het EHRM dat er voldaan moet worden aan het noodzakelijkheidsvereiste indien de vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt. Dit vereiste vertaalt zich in een proportionaliteitstoets, de verschillende belangen worden dus afgewogen en voor een beperking moet sprake zijn van een ‘pressing social need’. Dit betekent dus een zwaarwegend maatschappelijk belang. Het antwoord op de vraag of er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang laat het hof over aan de lidstaten zelf. Zij kunnen dit namelijk zelf het beste inschatten. Dit is de margin of appreciation die de lidstaat toekomt.
Een prinses van Monegaskische afkomst, woonachtig in Duitsland, ondervindt veel overlast van paparazzi van Duitse kranten en roddelbladen. Zij stelt een beroep in tegen enkele kranten en tijdschriften en vordert op grond van artikel 8 EVRM voor de Duitse rechter dat de paparazzi haar niet langer mogen lastigvallen in haar privéleven. De rechter wijst (tot in hoogste instantie) deze eis niet toe, omdat de pers nu eenmaal het recht van vrije nieuwsgaring heeft, gebaseerd op artikel 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting). Zij wil beroep instellen bij het EHRM, maar stuit op artikel 34 EVRM: zij kan alleen een klacht indienen tegen een lidstaat (in casu Duitsland), maar niet tegen de kranten en tijdschriften, waartegen de prinses in Duitsland procedeerde. Beargumenteer met behulp van relevante jurisprudentie dat de prinses beroep kan instellen in Straatsburg.
WG 21
De staat heeft een positieve verplichting om de grondrechten te waarborgen en te beschermen. Ook moeten de nationale grondrechten in lijn zijn met de grondrechten uit het EVRM.
Art. 34 EVRM –> je kan alleen klachten indienen tegen een staat. Dus als je je beroept op grondrechten in een horizontale verhouding dan kun je niet naar Straatsburg. Je moet dus eigenlijk de staat de schuld geven dat jij in je grondrechten bent geschonden. De Duitse overheid is verplicht om je grondrechten te beschermen. Je kan ook zeggen dat de nationale rechter, onderdeel van de staat, de grondrechten niet goed heeft toegepast. Op deze manier betrek je Duitsland in het geding.
Zie hiervoor EHRM Khurshid Mustafa and Tarzibachi v. Sweden –> beroep op art. 10 EVRM ten opzichte van de Zweedse staat. In r.o. 33 en 34 staat dat het hof eigenlijk niet gaat over horizontale geschillen maar het hof kan niet passief blijven.
Benoem de belangrijkste redenen achter de totstandkoming van het EU-Handvest.
WG 22
Door het meer verweven raken van het Europese recht met de nationale rechtsorde ontstond er een vraag naar Europese Grondrechten. Vooral het feit dat Duitsland verklaarde dat Europese regels door het constitutionele hof buiten toepassing gelaten dienden te worden gelaten mocht een regel in strijd zijn met Duitse grondrechten zorgde voor een noodzaak. Een andere oorzaak was dat de Europese Unie strenge eisen stelde bij associatieovereenkomsten met derde landen, terwijl de EU zelf geen grondrechten kende.