deel 3 Flashcards

(50 cards)

1
Q

Wat is leren?

A

Leren is het proces waarbij ervaringen blijvende veranderingen in gedrag of mentale processen veroorzaken.

Dit sluit aan bij de nurture-benadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn instincten en reflexen?

A

Instincten en reflexen zijn aangeboren gedragingen waarbij ervaring en leren geen rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is habituatie?

A

Afleren om te reageren op onbelangrijke, herhaaldelijke prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het mere exposure effect?

A

Herhaalde blootstelling leidt tot een positievere evaluatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is stimulus-respons leren?

A

Een behavioristische leertheorie waarbij gedrag wordt geleerd door associatie zonder aannames over tussenliggende mentale processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is klassieke conditionering?

A

Een elementair leerproces waarbij bestaand gedrag wordt gekoppeld aan een nieuwe stimulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat ontdekte Pavlov?

A

Pavlov ontdekte klassieke conditionering tijdens zijn onderzoek naar de spijsvertering van honden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een ongeconditioneerde stimulus?

A

Een stimulus die een natuurlijke, onbewuste respons oproept.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een neutrale stimulus?

A

Elke stimulus die geen geconditioneerde respons oproept vóór het leerproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een geconditioneerde respons?

A

Een respons die wordt opgeroepen door een oorspronkelijk neutrale stimulus na een leerproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is verwerving in klassieke conditionering?

A

De leerfase waarin een neutrale stimulus herhaaldelijk gekoppeld wordt aan een ongeconditioneerde stimulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is conditionering van hogere orde?

A

Een vorm van leren waarbij een al geconditioneerde stimulus wordt gebruikt om een nieuwe stimulus te conditioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het belang van timing in klassieke conditionering?

A

Associatie tussen NS en UCS wordt pas geleerd als UCS relatief snel volgt op NS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is extinctie in klassieke conditionering?

A

De afname van een geconditioneerde respons door de afwezigheid van een ongeconditioneerde stimulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is spontane herstel?

A

Het terugkeren van een uitgedoofde geconditioneerde respons na een rustperiode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is stimulusgeneralisatie?

A

De uitbreiding van een aangeleerde respons naar stimuli die lijken op de geconditioneerde stimulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is stimulusdiscriminatie?

A

Het leren van een nieuwe respons op een specifieke stimulus, maar niet op andere gelijkende stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is contraconditionering?

A

Angst afleren door een positieve stimulus te koppelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is evaluatieve conditionering?

A

Een techniek waarbij de houding van mensen wordt beïnvloed door associatie met positieve stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is operante conditionering?

A

Een vorm van leren waarbij de consequenties van gedrag de kans op herhaling beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de wet van het effect?

A

Gedrag dat beloond wordt, komt vaker voor.

22
Q

Wat is trial-and-error leren?

A

Gradueel leren door veel gedragingen uit te proberen en te observeren welke tot het gewenste effect leiden.

23
Q

Wat is een bekrachtiger?

A

Elke omstandigheid die op een respons volgt en die de respons versterkt.

24
Q

Wat is positieve bekrachtiging?

A

Het aanbieden van een aangename stimulus na een respons.

25
Wat is negatieve bekrachtiging?
Het weghalen van een aversieve stimulus na een respons.
26
Wat is positieve straf?
Een negatieve stimulus toevoegen om gedrag te verminderen.
27
Wat is negatieve straf?
Een positieve stimulus wegnemen om gedrag te verminderen.
28
Wat zijn bekrachtigingsschema’s?
Verschillende relaties tussen respons en bekrachtiger.
29
Wat is continue bekrachtiging?
Een systeem waarbij alle correcte responsen bekrachtigd worden.
30
Wat is intermitterende bekrachtiging?
Een systeem waarbij slechts sommige correcte responsen bekrachtigd worden.
31
Wat is het Premack Principle?
Een geliefde activiteit kan gebruikt worden om een minder populaire activiteit te bekrachtigen.
32
Wat is het verschil tussen klassieke en operante conditionering?
Klassieke conditionering beïnvloedt gedrag door stimuli die voorafgaan aan de respons, terwijl operante conditionering beïnvloedt door de gevolgen van de respons.
33
Wat is inzichtelijk leren?
Problemen oplossen door herorganisatie van percepties.
34
Wat is latent leren?
Leren zonder directe bekrachtiging, maar toepasbaar in de toekomst.
35
Wat is sociaal leren?
Leren door observatie en imitatie.
36
Wat is langetermijnpotentiëring?
Een biologisch proces waarbij de verbinding tussen zenuwen versterkt wordt.
37
Wat zijn spiegelneuronen?
Zorgen ervoor dat dezelfde netwerken in onze hersenen worden geactiveerd wanneer we zien dat anderen beloond of bestraft worden.
38
Wat is leren?
Nieuwe gedragingen worden geleerd na het zien van gedrag van anderen en de gevolgen van dat gedrag.
39
Wat is langetermijnpotentiëring?
Biologisch proces waarbij de verbinding tussen zenuwen versterkt wordt.
40
Wat zijn spiegelneuronen?
Activeren dezelfde hersengebieden bij observatie als bij uitvoering.
41
Wat is de rol van spiegelneuronen in leren?
Zorgen ervoor dat dezelfde netwerken in onze hersenen worden geactiveerd wanneer we zien dat anderen beloond of bestraft worden.
42
Wat betekent extinctie in de hersenen?
Het vergeten van onbelangrijke (of ongewenste) associaties doordat bepaalde neurotransmitters geblokkeerd worden.
43
Geef een voorbeeld van een situatie waarin extinctie optreedt.
Posttraumatische stress-syndroom.
44
Welke twee afzonderlijke hersencircuits zijn er betrokken bij leren?
* Banen betrokken bij klassieke en operante conditionering * Banen betrokken bij complexe vormen van leren
45
Wat is stimulus-respons leren?
Waarneembaar gedrag (klassieke en operante conditionering).
46
Wat zijn de kenmerken van cognitief leren?
* Mentale processen * Leren door informatieverwerking * Complexe vorm van leren
47
Wat zijn de kenmerken van stimulus-respons leren?
* Focus op waarneembare gebeurtenissen * Leren door associaties te leggen * Eenvoudige vorm van leren
48
Hoe treden leerprocessen op?
Soms samen, soms sequentieel om gedragsveranderingen te veroorzaken.
49
Wat is sociaal-constructivisme?
Leren gebeurt in sociale interactie.
50
Wat is de meest recente visie op leren?
Sociaal-constructivisme.