deel 4 Flashcards
(32 cards)
Wat is de computermetafoor in de context van cognitie?
Het idee van de hersenen als informatieverwerker, met abstract denken en humor.
Deze metafoor benadrukt dat we betekenis geven aan waarnemingen en deze gebruiken bij beslissingen.
Wat is de metafoor van het Zwitsers zakmes?
Een multifunctioneel, flexibel instrument met gespecialiseerde functies dat zich doorheen de evolutie aanpast.
Dit illustreert modulaire en parallelle informatieverwerking.
Wat zijn de drie stadia van geheugen?
- Codering
- Opslag
- Oproep
Geheugen werkt beter als informatie onze aandacht heeft, emotioneel prikkelt, aansluit bij eerdere ervaringen en herhaald wordt.
Wat is expliciet geheugen?
Het deel van het langetermijngeheugen waarin bewuste herinneringen worden opgeslagen.
Voorbeelden zijn feiten en gebeurtenissen zoals de hoofdstad van Frankrijk.
Wat is impliciet geheugen?
Bevat onbewuste herinneringen en vaardigheden die automatisch worden toegepast.
Voorbeelden zijn motorische vaardigheden zoals fietsen.
Wat is het verschil tussen expliciet en impliciet geheugen?
Expliciet geheugen is bewust en gaat over feiten en gebeurtenissen, terwijl impliciet geheugen onbewust werkt en over automatische vaardigheden gaat.
Noem twee geheugenverbeteringstechnieken.
- Associatie
- Visualisatie
- Acroniemen
- Ezelsbruggetjes
Deze technieken helpen bij het verbeteren van geheugenprocessen.
Wat verwijst cognitie naar?
Mentale processen zoals waarnemen, leren, onthouden, redeneren en probleemoplossing.
Wat is denken in de context van cognitie?
Het cognitieve proces dat betrokken is bij het vormen van een nieuwe mentale representatie door beschikbare informatie te manipuleren.
Wat zijn concepten in de context van cognitieve processen?
Mentale groeperingen van soortgelijke objecten, ideeën of ervaringen.
Wat zijn natuurlijke concepten?
Mentale classificaties die zich ontwikkelen op basis van alledaagse ervaring.
Prototypes zijn typische voorbeelden van een concept.
Wat zijn artificiële concepten?
Concepten gedefinieerd door regels of kenmerken, niet gebaseerd op voorbeelden of ervaring.
Wat zijn de drie niveaus van conceptorganisatie?
- Superordinate niveau
- Basale niveau
- Subordinate niveau
Dit helpt bij het categoriseren van informatie voor efficiënter denken.
Wat is een schema?
Een cluster van verwante concepten die een algemeen conceptueel kader vormen voor het denken over een thema, voorwerp, persoon of situatie.
Wat is een script?
Een specifieke vorm van schema over specifieke gebeurtenissen, met verwachte samenhang van gebeurtenissen en handelingen.
Wat is het effect van intuïtie in besluitvorming?
Het vermogen om een oordeel te vormen zonder bewust te redeneren.
Wat is probleemoplossing?
Een cognitief proces waarbij een doel wordt bereikt ondanks obstakels.
Wat zijn algoritmen in de context van probleemoplossing?
Procedures of formules ontworpen om een speciaal probleem correct op te lossen.
Wat zijn heuristieken?
Vuistregels die snelle beslissingen mogelijk maken, maar foutgevoelig kunnen zijn.
Wat is divergent denken?
De capaciteit om een vraag op verschillende manieren te interpreteren en veel mogelijke antwoorden te vinden.
Wat zijn veel voorkomende foutieve heuristieken?
- Confirmation bias
- Hindsight bias
- Anchoring bias
- Representativiteitsbias
- Availability bias
Deze biases beïnvloeden beslissingsprocessen.
Wat is creativiteit?
Een mentaal proces dat nieuwe responsen voortbrengt die bijdragen aan de oplossing van problemen. Het is het vermogen om originele en waardevolle ideëen te genereren.
Wat is de definitie van intelligentie?
De mentale capaciteit om kennis te verwerken, te redeneren en problemen op te lossen.
Wat zijn de belangrijkste tests voor het meten van intelligentie?
- Stanford-Binet-test
- Wechsler-testen
Deze tests meten cognitieve vaardigheden.