deel 8 Flashcards

(17 cards)

1
Q

Wat gebeurt er bij een larynxparalyse?

A

Dier kan kraakbeentjes niet terugschuiven door spierverlamming

Voorbeeld: bouvier – erfelijke aandoening in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is cornage bij een paard?

A

Verlamde zenuw, de N. laryngus recurrens

Dit leidt tot bijgeluid door vernauwde luchtdoorgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van het strottenklepje?

A
  1. Sluit luchtpijp af,
  2. gootjes erlangs voor voedseltransport
  3. strottenhoofd opgehangen aan schedle en verbinding door tongbeen
  4. normaal - slokdarm dicht luchtpijp open
  5. slikken, luchtpijp dicht, slokdarm open
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is het strottenhoofd verbonden?

A

Opgehangen aan de schedel en verbinding door tongbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer wordt het ademautomatisme onderbroken?

A

Slikken, hoesten, braken, hikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gebeurt het onderbreken van een ademautomatisme bewust of onbewust?

A

Onbewust ter bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kenmerken van de luchtpijp?

A
  • Kraakbeenringen als skelet
  • Ringen gesloten door spiertjes: diameter variabel
  • Binnenzijde bedekt met slijmvlies
  • In borstkas vertakking naar 2 hoofdbronchi
  • Steeds kleiner wordende bronchien en bronchioli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is de CO2 in de bloedvaten hoger of lager dan in de long?

A

Hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bevatten de bronchioli en hoe heet dat?

A

Bevatten bloedvaten, het capillaire netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kenmerken van de longen?

A
  • Alveolaire of respiratoire bronchioli = gasuitwisselingsdeel/ademhalingssysteem
  • Geen kraakbeen en een dunne wand
  • Longtrechtertjes (longblaasjes/alveoli)
  • Longblaasjes omgeven door capillair netwerk
  • Door zeer dunne wand passage van O2 en CO2 mogelijk (diffusie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt het passage systeem in de longen?

A
  • CO2 gaat van hoge druk (long) naar lage druk (bloed)
  • O2 bindt zich aan hemoglobine
  • CO2 gaat van hoge druk (bloed) naar lage druk (long)
  • In weefsel omgekeerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is de macroscopische bouw van de longen?

A
  • Lobulus – aantal respiratoire alveoli omgeven door bindweefselkapsel
  • Meerdere lobuli > lobus = longkwab
  • Links en rechts 3 longkwabben, rechts 1 extra bijkwam, de mediastinale kwab
  • Paard heeft nauwelijks insnijdingen tussen longkwabben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaan de vliezen in de borstholte?

A
  • Parietale blad: vergroeid met borstwand en diafragma
  • Viscerale blad: vergroeid met longweefsel en ligt op de longkwabben
  • Pleurale holte – ruimte met wat vocht: luchtdicht met vacuum, bladen kunnen niet los van elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noemen we de vliezen in de pleurale holte?

A

Dit zijn de sereuze vliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken van de sereuze vliezen?

A
  • Glanzen
  • Vochtig
  • Doorschijnend
  • Glijden langs elkaar heen, belangrijk voor respiratie
  • Onderdruk in ruimte tussen vliezen helpt bij ademhalen: passief proces
  • Bij pneumonie/pleuritis zijn de vliezen stroef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van het mediastinum?

A
  • Scheidingswand tussen linker en rechter long
  • Bevat hart in hartzakje, lymfeknopen, grote bloedvaten, slokdarm, luchtpijp
17
Q

Wat bevindt zich in de borstkas?

A
  • Longen: 3 links, 3 rechts, 1 bijkwab rechts
  • Sereuze vliezen: parietale blad/viscerale blad/pleurale holte
  • Mediastinum: grote bloedvaten, lymfeknopen, luchtpijp, slokdarm, hart (hartzakje)