deel 9 Flashcards

(15 cards)

1
Q

Beschrijf de werking van de ademhaling

A

Autonoom systeem
1. Ruimte in borstholte wordt groter door contractie/afplatting diafragma (buikademhaling)
2. Ruimte in borstholte groter door intercostale spieren tillen de borstkas op (borstademhaling)
3. Pleura parietalis met diafragma + borstwand vergroeid, volgt de beweging
4. Pleura visceralis vergroeid met longweefsel gaat mee in de beweging
5. Longblaasjes worden uitgerekt
6. Onderdruk in longen, lucht naar binnen gezogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf het proces van uitademing

A

Passief systeem
1. Ademhalingsspieren verslappen
2. Ribben zakken terug, diafragma neemt rustpositie in
3. Thoraxvolume verkleint
4. Lucht door overdruk naar buiten geduwd
5. Inademen actief proces kost ATP
6. Uitademen passief proces kost geen ATP
7. Geforceerde expiratie kost wel energie; hoesten, blaffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is atelectase?

A

Afwezige of onvolledige ontplooiing van longblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer ontstaat atelectase?

A
  1. Primair: voor de geboorte, O2 via navelstreng
  2. Secundair: NA geboorte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de oorzaken van secundaire atelectase?

A
  1. Bij verwonding van binnen of buitenaf met gat in parietale of viscerale vlies
  2. Bij obstructie in een bronchi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er bij verwonding van binnen of buitenaf?

A
  1. er is een gat ontstaan, hierdoor Vaccuum verdwijnt
  2. Long schrompelt ineen/verkleving
  3. Klaplong/pneumothorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er bij obstructie in een bronchi?

A

Geen lucht in achterliggende deel van de long, valt samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem de kenmerken van longelasticiteit

A
  1. Speelt rol bij leegduwen longen
  2. Longen minder elastisch of deels afsluiting longen
    • Meer restlucht blijft achter
    • Minder O2 uitwisseling mogelijk
    • Zuurstofgehalte bloed kan dalen
    • Benauwdheid: extra druk in longen
    • Samenknijpen buikspieren om middenrif verder naar voren te duwen
    • Dubbelslag = geforceerde expiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van dubbelslag?

A

Bronchiën deels afgesloten door bv allergie met slijmvorming. Er ontstaat ventielwerking. Wel in, niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf het proces van ventielwerking

A
  1. Lucht kan er in maar niet uit door afsluiting
  2. Longen worden opgepompt
  3. Door extra druk (uitduwen van ademen) scheurtjes in de alveoli
  4. Lucht raakt tussen de alveoli in bindweefsel (oedeemvorming)
  5. Gevolg is dubbelslag wordt sterker. Meer weefsel gaat kapot
  6. Scheur in viscerale vlies, samenvallen long, lucht in pleurale ruimte want het vacuum is weg. Ook wel dampig genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar letten we op bij onderzoek van ademfrequentie?

A
  1. Type ademhaling
  2. Ritme ademhaling
  3. Frequentie ademhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vaak haalt een paard adem per minuut?

A

8-14 keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vaak haalt een hond adem per minuut?

A

10-30 keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe vaak haalt een kat adem per minuut?

A

20-40 keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan de ademhaling beïnvloeden?

A
  1. Leeftijd
  2. Buikvulling
  3. Koorts
  4. Conditie (dik/dun)
  5. Temperatuur/vochtigheid omgeving
  6. Psychische oorzaken (stress, onrust, angst)
  7. Vermoeidheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly