dingen die ik niet wist stoornissen Flashcards

1
Q

PTSD prevalentie

A

7%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

PTSD gender verschil

A

vrouwen meer risico dan manne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

risicofactoren PTSD

A
  • (natuur)rampen
  • al bestaande angststoornissen
  • genetische factoren
  • hyperactief fight or flight response
  • verminderd hippocampus volume
  • lagere cortisollevels
  • klassieke en operante conditionering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

PTSD behandeling

A

systematisch desensibiliseren

stressverminderende therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Agoraphobia behandeling

A

zelfde als voor specifieke fobieën

exposure treatment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 groepen social anxiety

A

fear of public speaking
fear of different social situations
generalized social anxiety

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

SAD prevalentie amerika en internationaal

A

USA: 12%

3-7% internationaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

SAD behandeling

A

cognitieve therapie

mindfulnessbased interventions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prevalentie paniekstoornis

A

3-5%

28% van de mensen heeft soms een paniekaanval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

agorafobie agr

A

begin 20 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

SAD age

A

vroege basisschool jaren

adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

paniekstoornis age

A

late adolescentie - mid 30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

paniekstoornis theorieën

A

43-48% erfelijkheid
slechte regulatie van het fight or flight
misinterpretatie van lichamelijke processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

paniekstoornis behandeling

A

cognitive behavioral therapy

psychoeducation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

GAD prevalentie

A

14%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

GAD theorieën

A

chronische activatie van het sympatisch zenuwstelsel

defect in het GABA neurotransmittersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

GAD behandeling

A

cognitieve therapie
benzodiazepines
tricyclic antidepressants, SSRI
SNRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

OCD age mannen en vrouwen

A

mannen: 15-19
vrouwen: 20-29

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

OCD behandeling

A
  • exposure en response prevention
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

depressie biologische oorzaak

A
  • disfunctie serotinine regulatie
  • tekort aan monoamine neurotransmitters
  • structurele en functionele hersenabnormaliteiten:
    prefrontale cortex, anterior cingulate, Amygdala, Hippocampus
  • chronisch geactiveerde stress respons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

depressie medicatie

A
  • SSRI
  • SNRI
  • tricyclic antidepressiva
  • MAOI’s
  • ECT
  • rTMS
  • VNS
  • DBS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bipolair gender

A

geen verschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bipolair hersenen

A
  • afwijkingen in het functioneren van de AMygdala en de prefrontale cortex
  • meer activiteit in het striatum
  • witte stof abnormaliteit
  • disregulatie van het dopamine systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

manie behandeling

A

interpersoonlijke en sociale ritme therapie

familie-focus therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

cyclothymic disorder

A

wisselen tussen hypomanie en milde depressie voor ten minste 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

prevalentie dissociatieve identiteitsstoornis

A

1-6% van de mensen met psychiatrische zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

korsakoffs syndroom

A

globale amnesia die voortkomt uit alcoholmisbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

paranoïde PSS prevalentie

A

0.7% - 5.1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

paranoïde PSS behandeling

A
  • uitdagen van paranoïde gedachten
  • kalme, rustige en duidelijke therapist
  • cognitieve therapie: focusen op zelfregulering en verminderen van angst en vijandigheid tegenover aderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

schizoide prevalentie

A

0.8-1.7%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

schizoide behandeling

A

bewustzijn van gevoelens vergoten en sociale skills oefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

schizotypical kenmerken

A
  • isolation, lack of emotions
  • paranoia and suspiciousness
  • ideas of reference
  • magical thinking
  • illusions similiar to hallucinations
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

schizotypical prevalentie

A

3.9%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

schizotypical gender

A

mannen > vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

schizotypical erfelijkheid

A

0.81

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

schizotypical brein

A

problemen met attentie, geheugen en dopamine regulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

schizotypical behandeling

A
  • sociale skills en contacten verbeteren

- zoeken van objectieve bewijzen tegen de bizarre gedachten

38
Q

antisociale PSS gender

A

mannen > vrouwen

39
Q

Antisociale PSS theorieën

A
  • deels erfelijk
  • lage serotininelevels
  • defecten in verbale kunnen en executieve functies
  • lage hoeveelheid van arousal zorgt voor risicogedrag
40
Q

Antisociale PSS behandeling

A
  • impulscontrol
  • anger management
  • herkennen van triggers
  • betere copingsstijlen ontwikkelen
  • werken aan empathie
41
Q

PTSD medicijnen

A

SSRi of benzodiazepinen

42
Q

paniekstoornis medicijnen

A

tricyclix antidepressants

benzodiazepines

43
Q

OCD medicijnen

A

antidepressiva
SSRI
atypische antipsychotica

44
Q

depressie behandeling

A

cognitieve gedragstherapie

interpersoonlijke therapie

45
Q

manie medicijnen

A
  • lithium
  • anti-convulsant
  • atypical antipsychotics
46
Q

schizotypical medicijnen

A
  • neuroleptics
  • atypische antipsychotica
  • antidepressiva
47
Q

Antisociale PSS medicijnen

A
  • Lithium

- atypische antipsychotica

48
Q

Borderline prevalentie

A

5.9%

49
Q

borderline theorieën

A
  • emotionele disregulatie
  • slecht zelfbeeld
  • splitting
  • genetische factoren
50
Q

Borderline behandeling

A
  • dialecticale gedragstherapie
  • Systems Training For EMtional Predictability and Problem Solving
  • Transference-focused Therapy
  • Mentalization-based treatment
51
Q

Histrionische PSS prevalentie

A

1.8%

52
Q

Histrionische PSS behandeling

A
  • verdiepen en uiten van verstopte emoties in een meer sociaal geaccepteerde manier
  • levensdoelen stellen en plannen maken die niet goedkeuring van anderen nodig hebbem
53
Q

Narcisme prevalentie

A

4.7-7%

54
Q

vermijdende PSS prevalentie

A

2.4%

55
Q

vermijdende PSS medicijnen

A

SSRI

56
Q

Vermijdende PSS behandeling

A

sociale skills leren
negatieve en automatische gedachten uitdagen
blootstelling aan enge situaties

57
Q

afhankelijke PSS prevalentie

A

0.49%

58
Q

OCD pss prevalentie

A

7.9%

59
Q

OCD pss behandeling

A
  • support behandeling
  • verminderen van compulsief gedraf
  • aanpassingen in schema’s maken
  • ## relaxoefeningen
60
Q

OCD pss medicatie

A

SSRI

61
Q

Alcoholist behandeling

A
  • zelf hulp groepen
  • helft stopt uit zichzelf
  • cognitief gedrag behandeling
  • stress coping mechanismes
  • zelf-monotoring
  • drinken-weigeren en vervanging voor alcoholische dranken
  • social engeneering
62
Q

Schizofrenie prevalentie US en wereldwijd

A

1-2% in de US

0.5-2% wereldwijd

63
Q

schizofrenie hersenafwijkingen

A
  • vermindering in de witte en grijze stof
  • vergrote ventrikel
  • minder actieve en kleinere prefrontal cortex
  • abnormaal functioneren van de hippocampus
  • (voor de) geboorte problemen
  • disregulatie van dopamine in het brein vergoot de positieve symptomen
  • problemen met GABA en glutamate
64
Q

schizofrenie medicatie

A
  • typische antipsychotica
  • atypische antipsychotica
  • antidepressiva
  • stemmingsstabilisatoren
65
Q

schizofrenie behandeling

A
  • ECT
  • cognitieve interventies
  • gedragsinterventies
  • sociale interventies
  • familie therapie
  • assertive community treatment programs
66
Q

ongediffirentieerde schizofrenie

A

binnen 2 soorten schizofrenie vallen

67
Q

residual schizofrenie

A
  • milde versie van schizofrenie

- acute fase gehad, maar nu geen duidelijke positieve symptomen

68
Q

gedeelde psychotische stoornis

A

iemand ontwikkelt een delusion na contact met iemand met dezelfde delusie

69
Q

insomnia behandeling

A

cognitieve gedragstherapie

70
Q

narcolepsie

A
  • zomaar in slaap vallen
  • cataplexie
  • levendige dromen waarin alle senses worden gebruikt
71
Q

narcolepsie medicatie

A
  • modafinil
  • sodium oxybate
  • selegiline
  • antidepressiva
72
Q

obstructieve slaapapneu behandeling

A

CPAP machine

operatie om de blokkade weg te halen

73
Q

circidiane slaap waak ritme stoornis oorzaak

A

storingen in het biologische slaapwaak ritme worden behouden door mechanismes in de hypothalamus en in de suprachiasmatic nucleus

74
Q

stoornissen in arousal medicatie

A

antidepressiva

75
Q

stoornissen in arousal behandeling

A

gedragstherapie in de vorm van schematisch wakker worden

76
Q

REM slaapstoornis oorzaak

A

abnormale functionering dopamine systeem

77
Q

REM ss medicatie

A

clonazepan
benzodiazepinen
antidepressiva

78
Q

restless leg synroom oorzaak

A

abnormaliteiten in het dopamine systeem

ijzertekort

79
Q

somatische symptoom stoornis behandeling

A
  • psychodynamische therapie
  • gedragstherapie
  • cognitieve therapie
  • cognitieve gedragstherapie
80
Q

pseudocyesis

A

iemand lijkt zwanger te zijn, terwijl dit niet zo is

81
Q

Anorexia nervosa prevalentie volwassen vrouwen, adolescent meisjes, mannen

A

vrouwen: 0.9%
Meisjes: 0.3%
MAnnen: 0.3%

82
Q

anorexia hersenen

A

disfunctie hypothalamus

disregulatie van de neurotransmitters en hormonen die het gevoel geven van vol zitten en honger hebben

83
Q

anorexia behandeling

A

cognitieve gedragstherapie
relaxoefeningen
familietherapie
vertrouwensband met de therapist is essentieel

84
Q

anorexia erfelijkheid

A

56%

85
Q

bulimia erfelijkheid

A

41%

86
Q

bulimia hersenen

A

serotininetekort leidt tot trek in koolhydraten

87
Q

bulimia behandeling

A
cogniteve gedragstherapie
een normaal eetpatroon volgen
irrationele gedachten uitdagen
interpersoonlijke therapie
supportieve-expressieve therapie
psychodynamische therapie
gedragstherapie
88
Q

bulimia medicatie

A

anitdepressiva

89
Q

binge eating disorder hersenen

A

een increase in ghrelin > zorgt voor honger

90
Q

Gender identity erfelijkheid

A

62%