DNA Flashcards

(4 cards)

1
Q

DNA bevindt zich in de …(1), hierin bevinden zich …(2) chromosoomparen. Verschillende versies van een gen heten … (3), als een mens twee dezelfde versies heeft spreekt men van ‘homozygoot/ dizygoot’ (4), als een organisme hiervan 2 verschillende versies heeft spreekt men van ‘homozygoot/ dizygoot’ (5).

A

1) celkern
2) 23
3) allelen
4) homozygoot
5) dizygoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een chromosoom bestaat uit 2 strengen die samen een zogenaamde …(1) vormen. De 2 DNA strengen lopen in ‘dezelfde/tegenovergestelde’ (2) richting. Deze 2 strengen worden bij elkaar gehouden door baseparen, deze 4 soorten nucleotiden zijn: …(3) die een paar vormt met …(4), en …(5) die altijd een paar vormt met … (6).

A

1) dubbele helix
2) tegenovergestelde
3) Adenine (A)
4) Thymine (T)
5) Cyyodine (C)
6) Guanine (G)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De belangrijkste functie van DNA is …(1) bij celdeling, hierbij … (2) de dubbele helix en de complementerende bases hechten zich aan de streng, met als resultaat … (3).

A

1) celreplicatie (dupliceren)
2) deelt (breekt)
3) 2 dubbele helixen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De tweede belangrijke functie van DNA is de vorming van eiwitten (ook wel moleculaire genetica genoemd). De eerste stap van genexpressie is … (1), waarin van DNA … - RNA (mRNA) (2) wordt geproduceerd. mRNA bestaat uit ‘1 steng/dubbele streng’ (3), en de complementaire base van A is nu niet … (4) maar … (5). Het proces waarin mRNA wordt omgezet in aminozuren heet … (6). Dit vindt plaats in … (7), waar mRNA samenkomt met … -RNA (tRNA) (8) moleculen die verbonden zijn met een … (9). Drie bases vormen samen een … (10), die coderen voor 20 aminozuren.

A

1) transcriptie
2) messenger-RNA
3) 1 streng
4) Thymine (T)
5) Uraciel
6) Translatie
7) Ribosoom
8) Transfer - RNA
9) Aminozuur
10) Codon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly