Week 2 Flashcards

(13 cards)

1
Q

Polygenic

A

Het betrokken zijn van meerdere genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Monogenetic

A

Het betrokken zijn van 1 gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Targeted mutation

A

Gen dat wordt veranderd om de functie te veranderen
> overexpressief
> onderexpressief
> uitschakelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gene silencing

A

Het uitschakelen van cellen. Tegenwoordig vaak door RNA interference.
> Twee strengen RNA die genen uitschakelen met dezelfde volgorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

QTL (quantitative trait loci)

A

Geef een ‘ongeveer’ locatie van genen aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Phenylketonuria (PKU)

A

Recessief
Oorzaak:Gen PAH op chromosoom 12
> het enzym dat phenylalanine afbreekt werkt niet meer goed.

Zorgt voor een laag IQ en breinbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fragyle X syndroom

A

X-chromosoom
Oorzaak: tripple repeat van CGG op het X-chromosoom (premutatie)
> Vrouwen: kunnen compenseren

Meest voorkomend IQ beschadiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kunnen genen bij het Fragyle X syndroom ervan weerhouden worden om vertaald te worden naar RNA?

A

Dit kan door DNA methylation:
Deze bindt aan een methyl groep van het DNA, normaal gesproken bij CG repeat sites. (tripple repeat in CCG komt hiervandaan?)
Deze volle mutilatie heeft hypermethylatie tot gevolg, deze zorgt ervoor dat het gen niet meer overgeschreven kan worden naar DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Maten van (familiare) overeenkomst:

  • Relative Risk/ Relatieve risico
  • Correlatie
  • Concordantie/ discordantie
A

Relatieve Risico:
Hoe groot is de kans om een aandoening te ontwikkelen als het in je familie voorkomst?

Correlatie:
.00 - 1.00 samenhang

Concordance:
Aanwezigheid van een conditie in 2 familieleden / afwezigheid ..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 issues in adoptieonderzoek

A
  1. Adoptie is sterk afgenomen (voorbehoedsmiddelen, abortus)
  2. Niet representatief
  3. Prenatale omgeving
  4. Selectieve plaatsing
  5. Open adoptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zygositeit

A

heterozygosity: The presence of different alleles at a given locus on both members of a chromosome pair.
homozygosity: The presence of the same allele at a given locus on both members of a chromosome pair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Equal Environment Assumption Tweelingmodel

A

De omgevingsinvloeden voor MZ twins zijn niet meer gelijk dan voor DZ twins
> Toetsen door gebruik te maken van misclassificatie van zygositeit

“mislabeled” MZ twins zijn net zo gelijk als “correcte” MZ twins

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bevindingen zijn generaliseerbaar naar de algemene bevolking
lager geboortegewicht (zowel MZ als DZ) en een kortere zwangerschapsduur
tweelingen zijn niet anders als het gaat om: (5)

A
1- Persoonlijkheid
2- Psychopathologie
3- Motorische Ontwikkeling
4- Intelligentie
5- Geluksgevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly