Domein E: Ruilen Over De Tijd. Flashcards
(36 cards)
Intertemporle substitutie
Ruilen over tijd: consumptie uitstellen of vervroegen.
Sparen
Consumptie wordt uitgesteld door inkomen niet direct te gebruiken en opzij te zetten.
Lenen
Consumptie wordt vervroegd door inkomen uit te geven dat nog niet is verdiend.
Individuele prijs van tijd
- Lenen: maximale prijs die een gezin bereid is aan een financiële instelling te betalen voor het vervroegen van consumptie.
- Sparen: minimale compensatie die een gezin zou willen ontvangen voor het uitstellen van consumptie.
Risico-aversie
Bij hoge mate van risico-aversie zullen mensen geen schulden aangaan om toekomstige verplichtingen te voorkomen en zal er gespaard worden om toekomstige uitgaven te kunnen blijven bekostigen.
Wat gebeurd er door inflatie?
Inflatie zorgt ervoor dat schulden en spaartegoeden reeën in waarde dalen: men zal uitgaven vervroegen vanwege de lagere toekomstige koopkracht.
Inflatie -> minder sparen en meer lenen.
Intertemporele ruil
Het schuiven met koopkracht.
Wat doet iemand bij een hoge tijdvoorkeur en iemand bij een hoge risico-aversie?
Hoge tijdsvoorkeur -> koopkracht vroegtijdig willen verzilveren -> nu consumeren -> lenen (rente als prijs).
Hoge risico-aversie -> koopkracht later willen verzilveren -> consumptie uitstellen -> sparen (rente als beloning).
Wat is het gevolg van inflatie op de marktrente?
Inflatie stijgt -> reële waarde spaartegoeden daalt -> sparen dalen -> aanbod vermogen daalt -> marktrente stijgt.
Inflatie stijgt -> reële waarde schulden daalt -> lenen stijgt -> vraag vermogen stijgt -> marktrente stijgt
Formule overheidssaldo (begrotingssaldo)
Overheidssaldo (begrotingssaldo) = belastingen (B) - overheidsbestedingen (O)
Wat houdt het stabiliteitspact in?
- Het begrotingstekort mag maximaal 3% van het bbp zijn.
- De staatsschuld max maximaal 60% van het bbp zijn.
Wat zijn de voorraadgrootheden voor de overheid, gezinnen en bedrijven?
Overheid -> staatsschuld.
Gezinnen -> spaarrekening en schuld.
Bedrijven -> banksaldo en schuld.
Wat zijn de stroomgrootheden voor de overheid, gezinnen en bedrijven?
Overheid -> overheidstekort.
Gezinnen -> inkomen.
Bedrijven -> omzet, kosten en winst.
Nominale ontwikkeling
De nominale ontwikkeling van een grootheid moet je interpreteren als de relatieve verandering van die grootheid uitgedrukt in een bepaalde valuta, bijvoorbeeld: je loon gaat van 10 naar 12 euro per uur, dan is je inkomen nominaal met 20% gestegen (nominaal indexcijfer 120).
Prijsontwikkeling
Het algemeen prijspeil fluctueert door deflatie of inflatie -> de kosten van het levensonderhoud schommelen.
Reële ontwikkeling
De reële ontwikkeling is de nominale ontwikkeling gecorrigeerd met de prijsontwikkelingen vanuit dezelfde periode.
Formule van reële ontwikkeling/ reëel indexcijfer
RIC = nominaal indexcijfer (NIC)/ prijsindexcijfer (PIC)
Waarom zou de overheid investeren als dat betekent dat ze vaak meer uitgeven dan ze ontvangen?
Investeringen in publiek kapitaal verhoogt de toekomstige productiviteit, de productie en het inkomen. Over dit hogere inkomen wordt belasting betaald, waarvan de aflossing en rente betaald worden, de investering zal zichzelf dus uiteindelijk terugverdienen (ruilen over tijd).
Waarom zouden bedrijven investeren als dat betekent dat ze vaak meer uitgeven dan ze ontvangen?
Investeren in privaat kapitaal (menselijk kapitaal of kapitaalgoederen van bedrijven), dus het trainen van het personeel en uitbreiden van productiemogelijkheden leidt tot en toename van de productiviteit van het bedrijf. De gestegen productiviteit geeft meer omzet (en eventuele winst), met die hogere winst kunnen bedrijven de aflossing en de rente later terug betalen (ruil over tijd).
Wat voor invloed heeft de looptijd op de beloning van risico?
Hoe langer een partij over het terugbetalen van een schuld wil doen, hoe lastiger het wordt om de inflatie gedurende die periode juist in te schatten, hoe hoger de beloning ter compensatie voor het dragen van dit risico, hoe hoger de rente.
Wat voor invloed heeft de liquiditeit op de beloning van risico?
De mate van liquiditeit geeft aan in hoeverre een bezitting of schuld om te zetten is in geld. Des te meer liquide, des te makkelijker in geld is om te zetten, des te lager de rente.
Wat voor invloed heeft risico op de beloning van risico?
Des te groter te kans op wanbetaling, des te hoger het risico. Ook is er sprake van informatie asymmetrie. De partij die uitleent is onvolledig op de hoogte van de financiële situatie van de lener. Des te groter de informatiekloof, des te hoger het risico. Hoe hoger het risico, hoe hoger de rente.
Welke type pensioensopbouw heb je?
Stelsel. Type ruil
Aow -> omslagstelsel -> ruil tussen generaties.
Bedrijfspensioen -> kapitaaldekkingsstelsel -> ruilen over de tijd.
Zelf pensioen opbouwen -> kapitaaldekkingsstelsel -> ruilen over de tijd.