Domein I: Goede Tijden, Slechte Tijden. Flashcards
(76 cards)
Formule output gap.
Output gap = feitelijke productie - potentiële productie ( Y - Y*)
Verkrappend/stimulerend begrotingsbeleid
De overheid wil hiermee de bestedingen proberen af te remmen, door belastingen te verhogen of de overheidsbestedingen te verlagen.
Voor stimulerend tegenovergestelde.
Twee automatische conjuctuurstabilisatoren
Deze hebben een anticyclisch effect.
- Uitkeringen: bij laagconjuctuur veel werkloosheid, maar door uitkeringen bestedingen niet erg dalen, dus een stabiliserende werking.
- Progressief belastingstelsel: laagconjuctuur weinig verdiend, door dit belastingstelsel bestedingen bevordert.
Inverdieneffect en uitverdieneffect.
1) Een belastingverlaging leidt tot een hoger besteedbaar inkomen, dit leidt tot hogere bestedingen en een grotere produxtie en een hoger inkomen, dit zorgt voor extra belastingontvangsten. Zo wordt een gedeeldte van deinitiële belastingverlaging dus al terugverdiend.
2) Zelfde maar dan ondersom.
Doel enkelvoudig mandaat.
Bewaken de prijsstabiliteit: inflatie op een gewenst niveau krijgen en behouden.
Doel duaal mandaat.
Het bewaken van de prijsstabiliteit en economische groei (conjuctuur stimuleren).
4 typen inflatie:
1) Bestedingsinflatie
2) Kosteninflatie
3) Geïmporteerde inflatie
4) Vanwege overheidsmaatregelen: btw verhogen/extra heffingen, etc.
Geldillusie
Men kan het nominale ontwikkelingen verwarren met reële ontwikkelingen, dus denken ze bijv. dat hun inkomen stijgt terwijl dit alleen nominaal het geval is en niet reëel.
Een nominale loonsverhoging betekenis niet per se dat er hierna ook meer goederen en diensten kunnen worden gekocht.
3 functies van geld
1) Ruilmiddel: goederen en diensten kopen met geld (indirecte ruil).
2) Rekenmiddel: waarde toekennen aan goederen en diensten, zodat producten gemakkelijk kunnen worden vergeleken.
3) Oppotmiddel: consumptie uitstellen, geld opzij zetten voor toekomstige uitgaven.
Maatschappelijke geldhoeveelheid (M1)
Dit is al het girale en chartale geld dat in handen is van het publiek.
Chartaal en giraal geld.
Chartaal: alle bankbiljetten en munten.
Giraal: al het idret opeisbare geld (betaalrekeningen en opneembare spaarrekeningen).
Formule M1
M1 = chartaal geld in handen van het publiek + giraal geld in handen van het publiek.
M1, wie is het publiek?
De gezinnnen, bedrijven en de overheid, dus niet geld van de banken.
Refi-rente
Mocht een bang een tekort hebben dan moet zijn dit herfinancieren door middel van een lening bij de centrale bank, hiervoor moet een prijs betaald worden ter hoogte van de refi-rente.
Interventies op de geldmarkt.
Rente verlagen middels aanbod basisgeld: waardepapieren (obligaties) van banken opkopen -> aanbod basisgeld stijgt -> rente daalt.
Rente verhogen middels aanbod basisgeld: waardepapieren van banken verkopen -> aanbod basisgeld daalt -> rente stijgt.
Reële rente formule.
Reële rente (indexcijfer) = nominale rente (indexcijfer) / verwachte inflatie (indexcijfer) x 100
Bankrun.
Als rekeninghouders in groten getale het vertrouwen in hun bank verliezen kan het gebeuren dat een groot deel van de rekeninghouders tegelijkertijd hun geld wil opnemen.
Depositogarantiestelsel.
Dit geeft rekeninghouders een bepaalde mate van bescherming als een bank failliet gaat.
ECB als lener-in-laatse-instantie
Als een bank dringend geld nodig heeft kunnen ze als ze echt geen andere mogelijkheden hebben, lenen bij de ECB voor een korte periode een noodlening krijgen.
Dit is voor banken die niet kunnen voldoen aan kortlopende verplichtingen, maar verder wel financieel gezond zijn.
Hoe komt de prijs van valuta tot stand?
Vraag en aanbod.
Zwevende wisselkoers.
Hiervan is sprake als het marktmechanisme (vraag en aanbod) de prijs van een valuta bepaalt.
Depreciatie en appreciatie.
Depreciatie: waardevermindering als de vraag omlaag gaat en/of het aanbod omhoog.
Appreciatie: andersom.
Wat gebeurt er als er een stijging van de wisselkoers is met het saldo op de lopende rekening?
Wisselkoers stijgt -> internationale concurrentiepositie daalt -> export daalt en import stijgt -> saldo lopende rekening daalt.
Wat gebeurt er als een daling van de wisselkoers is met het saldo op de lopende rekening?
Wisselkoers daalt -> internationale concurrentiepositie stijgt -> export stijgt en import daalt -> saldo lopende rekening stijgt.