Domesticatie & Alfa wolf Flashcards

(84 cards)

1
Q
  1. Wat is de historische oorsprong van het ‘dominantieconcept’ in de dierenwereld?
A

Het stamt uit vroege 20e-eeuwse studies op dieren in gevangenschap, waarbij onderzoekers een lineaire rangorde zagen met een ‘alfa’ bovenaan. Deze ideeën werden grotendeels gekleurd door de toenmalige maatschappijvisie. wetenschappers waren blanke rijke mannen. Geen vrouwen of toch heel weinig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Waarom waren vroege dominantiestudies vaak misleidend?
A

Omdat men wolven en andere dieren in kleine ruimtes samenzette, vaak onbekende exemplaren bij elkaar. Dat zorgde voor onnatuurlijk veel conflicten en kunstmatige lineaire rangordes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Wat is het klassieke ‘alfa-wolf’-model volgens de oude hondentheorie?
A

Het idee dat in elke wolven- of hondenroedel één leidende ‘alfa’ is die zich door agressie en gevechten op de top houdt. In deze visie zou de rest lineair daaronder gerangschikt staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Welke bijdrage leverde Rudolph Schenkel aan het alfa-wolf-model?
A

Hij bestudeerde in de jaren 40 wolven in gevangenschap (Zoo van Basel). Door de onnatuurlijke situatie zag hij veel conflicten en beschreef hij een strikte hiërarchie met een ‘alfa’ aan de top.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Hoe dacht men vroeger dat wolvenroedels in het wild ontstonden?
A

Men veronderstelde dat individuele wolven zich ‘s winters verzamelden om grote prooien te bejagen, en dat de agressiefste wolven bovenaan een rangorde stonden. Latere veldstudies toonden aan dat dit onjuist is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Wat ontdekte David Mech bij wilde wolven in familiegroepen?
A

Hij zag dat een roedel meestal bestaat uit een ouderpaar en hun nakomelingen. Er was weinig tot geen gevecht om ‘dominantie’; de ouders hadden vanzelf de leidende rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Waarom zegt Mech dat de term ‘alfa-wolf’ achterhaald is?
A

Omdat in de natuur ouders vanzelf de leiding hebben over hun jongen. Er is geen voortdurende machtsstrijd. ‘Alfa’ suggereert onterecht dat de topwolf zich door vechten naar boven werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Hoe ontstond de trendbreuk rond 2000 in de hondentrainingswereld?
A

Wetenschappers (o.a. Mech) verwierpen het oude alfa-model, en bovendien bleken nieuwe, meer beloningsgerichte trainingsmethoden minstens even effectief of zelfs beter te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Wat is het kernidee van dominantie volgens de ethologie (biologie)?
A

Dominantie is een eigenschap van de relatie tussen twee individuen: de ene wint herhaaldelijk zonder escalatie. Het is bedoeld om conflicten en gevechten juist te minimaliseren, niet te maximaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Welke sociale functie heeft ‘dominantie’ in het dierenrijk?
A

Het reduceert het risico op vechtpartijen. Als één dier standaard toegeeft en de ander standaard wint, hoeven ze niet telkens fysiek te strijden voor voedsel, partner, territorium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Waarin verschilt ‘dominantie’ van ‘agressie’?
A

Dominantie gaat over een vaste uitkomst in interacties (één dier wint, de ander geeft toe), vaak zonder vechten. Agressie is een (potentieel) gewelddadige confrontatie en is niet per se gerelateerd aan een vaste rangorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Wat bedoelt men met ‘formele dominantie’ (volgens de studies uit Utrecht)?
A

Dat zijn formele signalen, zoals laaghouding of actieve onderwerping, waarmee een dier (wolf/hond) de hogere status van de ander erkent. Zonder dat er telkens conflict over is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Wat betekent ‘agonistische’ of ‘competitieve’ dominantie?
A

Wanneer dieren daadwerkelijk conflict aangaan over een waardevolle resource (voedsel, partner, etc.). Hierbij kunnen dreigen, intimideren of zelfs vechten voorkomen om de bron te bemachtigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Wat is ‘Resource Holding Potential’ volgens Bradshaw?
A

Het concept dat de waarde van de ‘resource’ (eten, speeltje, aandacht) plus de persoonlijkheid en leerervaring van een hond bepalen of hij in conflict gaat. Er is geen universele ‘alfa-drive’; het hangt af van situatie en hond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Waarom kan dominantie bij honden in een huishouden complex zijn?
A

Omdat honden verschillende bronnen verschillend waarderen, en hun gedrag is sterk afhankelijk van onderlinge relaties, ervaringen en context. Er is niet altijd een simpele rangorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Wat is het gevaar van denken dat elke hond ‘dominant’ is naar zijn eigenaar?
A

Men kan te snel overgaan tot harde straffen of ‘dominantie-oefeningen’, terwijl de hond in werkelijkheid angstig of gefrustreerd kan zijn. Dat vergroot vaak het probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  1. Hoe komt het dat sommige honden agressief uit de hoek komen bij eten of speeltjes?
A

Dit kan een vorm van resource-guarding zijn, waar de hond de bron heel waardevol vindt en eerder geleerd heeft dat bedreigen/uitvallen succes oplevert. Het is niet per se algemene dominantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. Welke rol spelen emoties in dominantie en agressie?
A

Emoties zoals angst, frustratie of boosheid sturen conflictgedrag. Agressie kan voortkomen uit angst of irritatie, en is niet altijd bedoeld om hogerop in een rangorde te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  1. Hoe hangt ‘persoonlijkheid’ van een hond samen met conflictsituaties?
A

Sommige honden zijn impulsiever, moediger of angstiger. De mate van doorzettingsvermogen, stressgevoeligheid en eerdere leerervaringen bepalen hoe snel ze naar agressie grijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. Wat gebeurt er als men alleen maar straf gebruikt om ‘dominantie’ te handhaven?
A

Er kunnen onbedoelde neveneffecten optreden, zoals angst voor de eigenaar, learned helplessness, of juist toename van defensieve agressie. De hond associeert de straf mogelijk met iets anders dan het ongewenste gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. Waarom kan ‘laat ze het maar uitvechten’ tussen twee honden riskant zijn?
A

Een fysiek conflict kan escaleren, trauma veroorzaken, en de relatie blijvend aantasten. Het idee dat zo ‘de rangorde vastgelegd wordt’ is verouderd en kan tot ernstige verwondingen leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Hoe kun je conflicten rond eten of bronnen in een huishouden beter aanpakken?
A

Door management (honden apart voeren), triggers vermijden, gewenst gedrag belonen (bijv. rustig wachten) en de bron van conflict te controleren. Zo leer je hen dat geweld niet loont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  1. Wat is de link tussen ‘dominantie’ en ‘familiestructuur’ bij wolven?
A

Wolvenroedels zijn doorgaans families: een ouderpaar met jongen. De ouders leiden natuurlijk, zonder voortdurend gevecht. Dat verschilt sterk van kunstmatige groepen in gevangenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  1. Kan een hond mensen behandelen alsof ze honden zijn?
A

Niet exact. Honden herkennen dat mensen geen soortgenoten zijn. Hun relatie met mensen draait meer om hechting, verzorging en beloning, niet om een roedelhiërarchie zoals bij wolven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
25. Wat is er mis met de 'alfa-roll', het op de rug dwingen van een hond?
Het is gebaseerd op oud 'dominantie-denken' en kan angst en agressie aanwakkeren. Een hond die zelf op de rug rolt, doet dat soms als kalmerend signaal, maar door menselijk ingrijpen wordt het dwang.
26
26. Hoe speelt groepsdruk bij hondentrainers en eigenaren een rol in het gebruik van aversieve methoden?
Als 'iedereen' slipkettingen of fysieke straffen gebruikt, is het moeilijk daar tegenin te gaan. Mensen volgen vaak de groep of autoriteitsfiguren, ook al zijn de methoden verouderd of schadelijk.
27
27. Wat is 'learned helplessness' bij honden?
Een toestand waarin de hond passief of apathisch wordt omdat hij herhaaldelijk onontkoombare straf of stress heeft ondergaan. De hond geeft op en toont geen initiatief meer, wat lijkt op depressie.
28
28. Hoe kan dominantie zich uiten zonder vechten? (lichaamstaal)
Via lichaamssignalen: lage houdingen, wegkijken, opzij bewegen. Of omgekeerd door een hogere, ontspannen houding. Zo wordt een potentiële strijd voorkomen.
29
29. Welke paradox zie je vaak bij straf (P+)?
Het ongewenst gedrag kan tijdelijk stoppen, waardoor de eigenaar in zijn strafgedrag wordt 'beloond' (R-). Maar op lange termijn kan het probleem terugkeren of verergeren, omdat de onderliggende emotie niet opgelost is.
30
30. Wat bedoelt men met 'offensieve' vs. 'defensieve' agressie?
Offensieve agressie: hond neemt een houding naar voren, oren omhoog, vertoont dreiggedrag om iets te veroveren. Defensieve agressie: hond maakt zich klein, oren plat en bijt uit angst of ter verdediging.
31
31. Welke rol spelen vrouwen in de nieuwe kijk op wolf/hondengedrag?
Vrouwen zoals Jane Goodall en anderen hebben baanbrekend werk verricht in veldstudies (chimpansees, wolven). Hun observaties hebben de focus verlegd naar familie- en emotionele aspecten i.p.v. puur dominantie.
32
32. Waarin verschillen 'agonistische' en 'affiliatieve' gedragingen?
Agonistisch: conflicthoudingen (dreigen, grommen, weglopen). Affiliatief: vriendelijk gedrag zoals samen slapen, elkaar likken, spelgedrag – waarmee dieren hun band versterken.
33
33. Hoe verhouden wolvenstudies zich tot hondengedragstherapie?
Veel oude hondentraining was gebaseerd op (verkeerde) alfa-wolf-concepten. Moderne therapie baseert zich op nieuwe inzichten uit wolfstudies, maar ook op hond-specifieke onderzoekslijnen en leerprincipes.
34
34. Hoe beïnvloedt pijn of medische problemen het 'dominantiebeeld'?
Een hond met pijn kan sneller agressie tonen (verdedigen, grommen). Dit wordt soms verkeerd gezien als 'dominantie', terwijl pijnbehandeling of medisch onderzoek de werkelijke oplossing is.
35
35. Wat is het algemene advies rond conflicten en 'dominantie' bij honden?
Vermijd harde straf en achterhaalde 'alfa-methoden'. Richt je op voorkomen van conflictsituaties, positieve bekrachtiging van gewenst gedrag en begrip voor de emoties die meespelen.
36
36. Welke misvatting bestaat over 'honden die hoger zitten dan hun baas'?
Dat ze denken de 'baas' te zijn. In werkelijkheid zit de hond er misschien omdat het comfortabel is, hij beter zicht heeft, of het warm is. Dit heeft zelden met 'rangorde' te maken.
37
37. Wat is een beter alternatief dan 'fysieke confrontatie' bij hondengedrag?
Management en trainingstechnieken zoals desensitisatie en counterconditioning, met positieve bekrachtiging. Zo vermijd je escalatie en help je de hond op een vriendelijke manier gewenst gedrag te leren.
38
38. Hoe kan je herkennen dat een hond bang is in plaats van 'dominant'?
Hij maakt zich klein, oren plat, staart laag of tussen de poten, ontwijkt oogcontact of gromt schrikachtig. Dit duidt op defensieve angst, niet op een wil om de baas te spelen.
39
39. Waarom is een 'lineaire rangorde' binnen een huishouden met meerdere honden zelden stabiel?
Omdat elke hond verschillende interesses heeft, de onderlinge relaties variëren en ze situatiespecifiek kunnen beslissen wie 'toe' of 'afstand' doet. Het is geen harde hiërarchie.
40
40. Wat is de eindconclusie over 'dominantie' en hondengedrag?
Het klassieke alfa-dominantiemodel is verouderd. Moderne inzichten laten zien dat hondengedrag primair draait om familiebanden, emotie, leergeschiedenis en situationele factoren, niet om 'de baas spelen'.
41
Welke veranderingen zijn er door de eeuwen heen gebeurd op de wolf? (schedel)
kortere snuit * korte kaak * verhoogd voorhoofd * kleinere schedelinhoud * smalle P4M1 door korte kaak * kleinere tanden
42
1. Welke archeologische vondst in Duitsland (ca. 14.300 jaar BP) toont aan dat mens en hond toen al samenleefden?
De begraafplaats in Ober-Kassel, waar een gebrekkige hond samen met een man en vrouw werd begraven. Dit illustreert de hechte band tussen mens en hond rond 14.300 jaar geleden.
43
2. Waarom is het onderscheid tussen “wolfachtige” fossielen en “hondachtige” niet altijd eenvoudig voor archeologen?
Omdat vroege gedomesticeerde wolven (proto-honden) morfologisch weinig verschilden van wolven. Pas bij ingekorte snuit, kleinere tanden en andere schedelvorm is het duidelijk dat het om hond gaat.
44
3. Waar duiden de oudste duidelijke bewijzen voor hondendomesticatie op (welk continent/regio)?
Op basis van archeologische vondsten en DNA-onderzoek vooral in (Zuid-)Oost-Azië. Van daaruit verspreidde de hond zich over Europa, Afrika, Australië en Amerika.
45
4. Hoe verklaart men dat genetisch onderzoek soms een eerdere domesticatiedatum suggereert dan de archeologie?
Omdat genetische veranderingen (bv. in mtDNA) soms eerder optreden dan dat er morfologische sporen zichtbaar zijn in fossielen. Daardoor kan de “genetische” klok vroeger beginnen dan de anatomische bewijzen.
46
5. Wat is bijzonder aan de Japanse wolf, uitgestorven sinds 1905, in relatie tot de hond?
Recente DNA-studies tonen dat de Japanse wolf dichter bij de hond staat dan andere bekende wolvenpopulaties. Het zou mogelijk een “missing link” zijn of deel uitmaken van de oostelijke voorouders van de hond.
47
6. Welke twee hoofdtheorieën bestaan over het ‘hoe’ van de domesticatie van de hond?
1) De mens haalde wolvenpups uit nesten en voedde ze op. 2) De wolf domesticeerde zichzelf door in de buurt van menselijke nederzettingen (afvalplaatsen) te verblijven, waardoor de tamste exemplaren voordeel hadden.
48
7. Waarom is de “zelfdomesticatie”-theorie tegenwoordig meer aanvaard dan het idee dat mensen systematisch wolvenpups adopteerden?
Omdat wolvenpups nog altijd erg “wild” blijven en grootschalig tam maken moeilijk is. De “zelfdomesticatie” met wolven die van nature dichterbij durfden komen, lijkt aannemelijker.
49
8. Wat toonde het experiment met zilvervossen van Belyaev over de snelheid van domesticatie?
Dat in amper 10 generaties selectief fokken op “tamme” vossen leidde tot zeer hondachtig gedrag (sociaal, kwispelen) en zelfs fysieke veranderingen (vlekken, hangende oren, krullende staarten).
50
9. Wat maakt de dingo in Australië (ca. 5.000 jaar BP) interessant voor onderzoek naar domesticatie?
De dingo is oorspronkelijk door mensen geïntroduceerd maar weer verwilderd. Hij vertoont deels terug “wolvengedrag,” wat laat zien hoe domesticatie en “terug naar het wild” elkaar beïnvloeden.
51
10. Hoe zou oxytocine een rol kunnen hebben gespeeld in de hechte band tussen mens en hond?
Oxytocine, ook wel “knuffelhormoon,” bevordert binding en vertrouwen (oorspronkelijk moeder-kind). Onderzoek suggereert dat mens en hond dit hormoon ook onderling verhogen bij oogcontact en interactie.
52
11. Wanneer en waarom werden rasstandaarden en stamboeken belangrijk?
Vanaf eind 19e, begin 20e eeuw ontstonden hondenshows, rasclubs en competities. Daar wilde men uiterlijke en functionele kenmerken strikt vastleggen en “raszuiver” fokken, wat leidde tot officiële stamboeken.
53
12. Wat is het gevaar van (te) sterk fokken op “schoonheidsidealen” binnen rassen?
Er kunnen welzijnsproblemen ontstaan (bv. extreem korte snuit, ademhalingsproblemen), genetische defecten door inteelt, en verlies van functionele eigenschappen waarvoor honden oorspronkelijk waren gefokt.
54
1. Hoe paste het westerse superioriteitsdenken rond 1900 in de vroege dominantiestudies?
De maatschappelijke opvatting dat ‘hogere klassen/mensenrassen’ recht hadden om ‘minderwaardigen’ te overheersen bood een parallel waarmee wetenschappers dominantie bij dieren (en mensen) probeerden te verklaren. Dit legitimeerde een lineaire, autoritaire rangordevisie.
55
2. Wat wordt bedoeld met 'spraakverwarring' rond het woord ‘dominantie’ in de hondentrainerwereld?
Verschillende experts (ethologen, trainers, biologen) gebruiken de term ‘dominantie’ anders: soms duidt het op familiaire verhoudingen, soms op agressie, soms op pikorde. Daardoor praten mensen vaak langs elkaar heen.
56
3. Welke andere termen dan ‘dominantie’ zorgen ook voor begripsverwarring in hondengedrag?
Begrippen als ‘roedelleider’, ‘alfa’, ‘rangorde’, ‘pikkorde’ en zelfs ‘agressie’ worden door elkaar gebruikt. Dit veroorzaakt onduidelijkheid over de precieze betekenis.
57
4. Waarin zit de kern van ‘dominantie is geen persoonlijkheidskenmerk’?
Volgens de ethologie beschrijft dominantie een relatie-uitkomst tussen twee individuen in een bepaalde context, niet een vaste eigenschap van één individu.
58
5. Waarom verschilt de dominantieopvatting in de psychologie vaak van die in de gedragsneurologie?
De psychologie kijkt naar leerervaringen, sociale hiërarchieën en intenties, terwijl de neurowetenschap zoekt naar emotionele systemen (angst, frustratie). Er is geen ‘dominantiecentrum’ in de hersenen.
59
6. Wat is het probleem van ‘Mentimeter-vragen’ over hondengedrag in deze PDF?
Ze laten zien dat mensen sterk uiteenlopende meningen hebben over dominantie. Door anonieme polls zie je de verdeeldheid en bevestigt dit de praktijk van spraakverwarring.
60
7. Waarom is ‘intimiderend gedrag’ niet automatisch ‘dominantie’ bij honden die samenleven?
Een hond die andere honden constant bedreigt maar geen ‘leider’ is (geen volgen, geen erkenning) uit eerder angst of frustratie. Hij geniet geen aanzien, maar drijft anderen weg.
61
8. Hoe verklaart men dat sommige honden in dezelfde groep elkaar grotendeels negeren?
Ze kunnen neutraal samenleven zonder emotionele band: geen conflict, geen duidelijke dominantie. Men noemt dit een ‘parallel bestaan’.
62
9. Wat is het risico van het idee “honden vechten om rangorde vast te leggen; laat ze het uitvechten”?
Gevechten gaan vaker over angst of frustratie dan over rang. ‘Uitvechten’ kan escaleren tot verwondingen en een verstoorde relatie, en is geen veilige of effectieve ‘dominantieoplossing’.
63
10. Welke vier opvoedingsstijlen uit de humane psychologie noemt de PDF als analogie voor hondeneigenaars?
1) Autoritair (strenge regels, weinig warmte), 2) Autoritatief (regels én ondersteuning), 3) Permissief (weinig regels), 4) Onbetrokken (verwaarlozend). De aanbeveling is ‘autoritatief’: duidelijkheid én warmte.
64
11. Hoe verhoudt zich ‘aanzien’ tot ‘dominantie’ bij de hond-mensrelatie volgens de PDF?
‘Aanzien’ is eerder waardering en affectie. Een hond die met lage houding en kwispel nadert, doet dat niet uit onderdanigheid, maar omdat hij je belangrijk vindt. Dat is geen ‘alfadominantie’.
65
12. Waarom beschouwt het PDF ‘dominantie’ soms als een ‘excuus’ voor harde correcties?
Veel eigenaars gebruiken ‘ik moet de alfa zijn’ om fysiek straffen te rechtvaardigen. In werkelijkheid zijn dit aversieve technieken (nekvel grijpen, op rug dwingen) die angst of agressie uitlokken, zonder echte rangordebasis.
66
Wat is de voorouder van de hond?
carnivoren (zeehonden, wasberen, wezels, ...)
67
Hoeveel verschillen hond en wolf?
0.4% verschil in DNA
68
Hoe onderzoeken ze domesticatie van de hond?
Archeologie, genetisch onderzoe
69
Wat is de stamvader van de hond?
Wolf
70
Het meest aanvaarde tijdstip van domesticatie van de hond via archeologie is ongeveer:
30.000 BP (Before Present) ➡️ Recente vondsten ondersteunen domesticatie rond of net vóór de ijstijd.
71
Dominantie bij honden: welke uitspraak klopt? A. Is een aangeboren kenmerk van een hond B. Is een persoonlijkheidskenmerk. C. Komt tot uiting bij de jonge hond D. Kan tussen twee honden veranderen naargelang de context.
D. Kan tussen twee honden veranderen naargelang de context. ➡️ Dominantie is contextafhankelijk en relationeel, geen vast persoonlijkheidskenmerk​dominantieinstructeur24….
72
Wat klopt niet over dominantie bij honden? A. Beschrijft de verhouding tussen 2 individuen B. Is moeilijk vast te stellen wanneer honden elkaar de eerste keer tegen komen. Meerdere interacties zijn nodig. C. Vandaag wordt aangenomen dat dominantie bij honden niet meer bestaat. D. Dient om agressie en vooral vechten te vermijden bij conflicten.
C. Vandaag wordt aangenomen dat dominantie bij honden niet meer bestaat. ➡️ Dominantie bestaat wel, maar wordt anders geïnterpreteerd (relationeel i.p.v. hiërarchisch als “roedelleider”)​
73
Hoe ziet een roedel er meestal uit in het wild?
C. Familiestructuur met ouderpaar dat wegtrekt en roedel sticht ➡️ Niet gebaseerd op gevechten om de rang, maar op natuurlijke reproductie binnen familieverband​voorbeeldvragen examen …
74
Wat voorspelde rangorde correct bij de Utrechtse studie met wolven? A. Het aannemen van een lage houding met kwispelende staart door een rang lagere. B. Actieve onderwerping (op rug liggen en buik naar boven) door de rang lagere. C. Een hoge houding aannemen door de rang hogere. D. Tanden laten zien en grommen door de rang hogere.
Lage houding met kwispelstaart door de ranglagere ➡️ Niet agressie, maar onderdanige gedragingen bepaalden de rang​
75
Wat is de meest gangbare theorie over domesticatie van de hond?
De hond domesticeerde zichzelf door dicht bij menselijke nederzettingen te leven.
76
Welke theorie verklaart uiterlijke kenmerken bij honden zoals hangoren en krulstaarten?
De theorie van 'Domestication Syndrome'.Uitleg: Door selectie op tamheid veranderen ook fysieke kenmerken, zoals vachtkleur en oorvorm.
77
Hoeveel honden percentueel gezien hebben geen baasje?
75-80%
78
Waneer is het stamboek ontstaan
recent begin 1900
79
FCI en genetica zijn niet altijd gelijkend. geef een voorbeeld
de poedel: staat bij groep 10 als gezelschaphond, maar is genetisch meer bij de waterhonden
80
Wat is het doel van fokken nu en hoe verschilt het met vroeger? Wat is hier het resultaat van
Vroeger werd er gefokt voor functionele doeleinden. nu is dit voor schoonheidsidealen. Genetische defecten en inteelt gaan hand in hand en komen als maar meer voor.
81
Wat is een oplossing voor de inteelt bij honden
registreren fokken met honden die afwijken van de standaard testen op genetische afwijkingen
82
Wanneer ontstond dominatie concept
1920-1960
83
Stel je bent hondenfokker. Wat zou je allemaal kunnen doen om te zorgen dat je pups later beter met stress kunnen omgaan?
- socialiseren en bekend maken met veel zaken zo snel mogelijk maar in een gebalanceerde en rustige omgeving. Prikkels aanbieden. zacht met de pups omgaan, zodat ze aan alle prikkels kunnen wellen zo spoedig mogelijk.
84
Bij de domesticatie van de hond ontstonden een heleboel verschillende types: afhangende oren, vlekpatronen, kleuren, krulstaarten,…. Welke theorie kan dit verklaren en leg kort uit hoe dit mechanisme werkt:
Dit komt door het domestication syndrome. Fokken is gebeurd met als doel tamme honden te krijgen waardoor dit ook tevens invloed had op de kleuren en vacht.