Leerprincipes Flashcards

(64 cards)

1
Q

Wat is klassieke conditionering (klassieke geconditioneerde reflex)?

A

Bij klassieke conditionering leert een hond een verband leggen tussen een prikkel die van nature geen specifieke reactie oproept (neutrale stimulus) en een gebeurtenis die wél een natuurlijke reactie geeft (ongeconditioneerde stimulus). Na herhaalde koppeling reageert de hond op de neutrale stimulus alsof het de natuurlijke prikkel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef een praktijkvoorbeeld van klassieke conditionering bij honden.

A

Wanneer een hond telkens brokjes (ongeconditioneerde stimulus) krijgt tegelijk met het ritselen van een zak (neutrale stimulus), zal hij na verloop van tijd al enthousiast worden of kwijlen bij alleen het horen van dat ritselen (geconditioneerde stimulus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is operante conditionering?

A

Operante conditionering houdt in dat de hond leert via de gevolgen van zijn eigen gedrag. Gedrag dat leidt tot een prettige uitkomst (beloning) zal vaker voorkomen; gedrag met een negatieve of onaangename uitkomst (straf) zal verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de vier kwadranten van operante conditionering.

A

(1) Positieve bekrachtiging (R+): iets aangenaams toevoegen om gedrag te versterken. (2) Negatieve bekrachtiging (R–): iets onaangenaams wegnemen om gedrag te versterken. (3) Positieve straf (P+): iets onaangenaams toevoegen om gedrag te verzwakken. (4) Negatieve straf (P–): iets aangenaams wegnemen om gedrag te verzwakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent ‘positief’ en ‘negatief’ in operante conditionering?

A

‘Positief’ betekent dat je een prikkel toevoegt; ‘negatief’ betekent dat je een prikkel wegneemt. Het zegt niets over ‘goed of slecht’, maar over toevoegen of wegnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen bekrachtiging (reinforcement) en straf (punishment)?

A

Bekrachtiging laat gedrag toenemen in frequentie; straf laat gedrag afnemen. Beide kunnen positief of negatief worden ingezet (iets toevoegen of wegnemen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn primaire en secundaire bekrachtigers?

A

Primaire bekrachtigers zijn van nature belonend (voedsel, drinken, warmte). Secundaire bekrachtigers krijgen hun belonende waarde door associatie met iets prettigs (bijv. clicker, een woordje als ‘Yes!’, fluitsignaal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een ‘bridge stimulus’ (brugprikkel) en waarom is die handig?

A

Een brugprikkel (click, ‘Yes!’, fluit) overbrugt de tijd tussen het juiste gedrag en de echte beloning. Hiermee kun je exact het moment markeren waarop de hond goed gedrag vertoont, wat het leerproces versnelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt continue bekrachtiging (continuous reinforcement) in?

A

Bij continue bekrachtiging beloon je elke correcte respons direct. Dit is geschikt tijdens de beginfase van het aanleren van een nieuw gedrag, omdat het voor de hond heel duidelijk is welk gedrag loont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt gedeeltelijke bekrachtiging (partial reinforcement) in en waarom toepassen?

A

Hierbij beloon je niet elke correcte respons, maar slechts af en toe. Dit maakt het gedrag stabieler, omdat de hond niet precies weet wanneer de beloning komt en gemotiveerd blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem de vier belangrijkste partial reinforcement-schemas.

A

(1) Vast-ratio (FR): na een vast aantal correcte reacties belonen. (2) Variabel-ratio (VR): na een wisselend aantal correcte reacties. (3) Vast-interval (FI): na een vast tijdsinterval belonen als het gedrag voorkwam. (4) Variabel-interval (VI): na variabele tijdsintervallen belonen als het gedrag voorkwam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is stimulusdiscriminatie en wat is generalisatie in operante conditionering?

A

Stimulusdiscriminatie: de hond leert dat bepaald gedrag in een specifieke situatie/stimulus wél loont, maar elders niet. Generalisatie: de hond past hetzelfde geleerde gedrag toe in verschillende, nieuwe omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is extinctie (uitdoving) in de context van operante conditionering?

A

Gedrag dat voorheen bekrachtigd werd, maar niet langer beloond wordt, zal op termijn verminderen en uiteindelijk verdwijnen. Dit proces heet uitdoving of extinctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem drie verschijnselen die vaak optreden bij extinctie (uitdoving).

A

(1) Extinction burst: gedrag neemt tijdelijk toe in intensiteit/frequentie. (2) Spontaan herstel: het gedrag duikt soms plots weer op. (3) Frustratie: de hond kan nieuwe, ongewenste gedragingen vertonen door het uitblijven van de verwachte beloning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke methoden kan een trainer gebruiken om een hond nieuw gedrag aan te leren (operant)?

A

(1) Prompting: met stem/lichaamshouding ‘uitnodigen’. (2) Luring: lokken met voer. (3) Capturing: spontaan gedrag ‘vangen’. (4) Shaping: stapsgewijs belonen bij benadering van het eindgedrag. (5) Targeting: hond iets laten aanraken/volgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is shaping?

A

Je verdeelt het eindgedrag in kleine, haalbare deelstappen. Elke tussenstap naar het einddoel wordt beloond. Zo leert de hond geleidelijk welk gedrag succesvol is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekent capturing?

A

Capturing (vangen) is spontaan, gewenst gedrag belonen zodra het toevallig voorkomt. Handig bij gedragingen die honden vaak uit zichzelf doen (bijv. gapen, poot optillen) en die je later op cue wilt zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is timing zo belangrijk bij hondentraining?

A

Een hond koppelt een beloning of straf maar maximaal een halve seconde aan zijn gedrag. Slechte timing leidt tot verwarring en belemmert het leerproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem een risico van klassieke ‘positieve straf’ (P+) technieken.

A

Ze kunnen angst, stress of agressie veroorzaken. De hond kan ook een verkeerde associatie maken, bijvoorbeeld bang worden van de omgeving of de handler, in plaats van te snappen welk gedrag hij moet staken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom voeg je een commando vaak pas toe als het gedrag er al is?

A

Als je commando’s gebruikt terwijl de hond het gedrag nog niet snapt, verliest het cue-woord betekenis (latente inhibitie). Beter eerst het gedrag via shaping/luring betrouwbaar laten zien, dán het commando introduceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe helpt een bridge-stimulus bij shaping?

A

De bridge (click, ‘Yes!’) markeert precies wanneer de hond iets goed deed, ook als de beloning pas later volgt. Zo weet de hond exact welk onderdeel van zijn actie tot de beloning leidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het verschil tussen klassieke en operante conditionering in hondentraining?

A

Klassiek: de hond leert een reflexmatige associatie tussen prikkels (voedsel - bel). Operant: de hond leert via de gevolgen van eigen gedrag (beloning of straf). Klassiek gaat over emotionele/fysiologische reflexen, operant over vrijwillig, doelgericht gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe ga je om met ongewenst gedrag dat je pas later opmerkt?

A

Straf achteraf heeft geen zin, omdat de hond het niet meer met zijn eerdere actie in verband brengt. Beter is ongewenst gedrag te voorkomen en gewenst gedrag actief te belonen, plus zorgen voor een passend trainingsplan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem een voorbeeld van een ‘secundaire straf’ of aversief signaal en een belangrijk aandachtspunt.

A

Bijvoorbeeld ‘Uh-uh’ of een plots geluidje. De hond leert dat hij beter stopt met het gedrag. Let er wel op dat je de hond niet angstig maakt en ook duidelijk aangeeft wat hij wél moet doen. Anders creëer je verwarring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een voorbeeld van negatieve straf (P–) in hondentraining?
Bijvoorbeeld direct stoppen met spel of aandacht als de hond opspringt. Je neemt iets leuks weg bij ongewenst gedrag, waardoor het gedrag (opspringen) minder loont en afneemt.
26
Waarom kan variatie en verrassing in beloning effectief zijn?
Omdat de hond niet exact weet wat en wanneer de beloning komt, blijft hij gemotiveerd en alert. Hij blijft moeite doen, want het kan altijd iets extra leuks opleveren.
27
Welke rol spelen emoties bij leerprincipes in hondentraining?
Positieve emoties (plezier, verwachting) stimuleren de hond tot leren en meewerken. Negatieve emoties (angst, frustratie) kunnen zorgen voor stress, agressie of belemmeren het leerproces.
28
Hoe voorkom je verwarring bij het aanleren van een nieuw commando?
Gebruik telkens hetzelfde woord en gebaar voor hetzelfde gedrag, herhaal het niet eindeloos als de hond het niet begrijpt. Leer het gedrag eerst aan (bv. luring, shaping), dán pas zet je er consequent een cue op.
29
Wat is een extinction burst en hoe reageer je daarop?
Bij het stopzetten van de beloning kan het ongewenste gedrag eerst heftiger worden voordat het verdwijnt. Blijf volhouden (niet toegeven) en beloon pas het gewenste gedrag. Uiteindelijk dooft het ongewenste gedrag uit.
30
Waarom niet altijd belonen als de hond het goed doet (als hij het gedrag al beheerst)?
Dit maakt deel uit van een variabele beloning. Als de hond niet weet of hij nu wel of niet beloond wordt, blijft hij extra gemotiveerd. Let er wel op dat hij het gedrag al stabiel kan uitvoeren.
31
Welke drie wetten beschreef Thorndike in het kader van leren?
Thorndike noemde: 1) de wet van effect (een gedrag met prettige uitkomst wordt versterkt), 2) de wet van oefening (herhaling versterkt een respons; uitblijven verzwakt die), en 3) de wet van paraatheid (een dier moet fysiek en mentaal ‘klaar’ zijn om te leren).
32
Wat betekent 'positief te bekrachtigen' (R+) in de praktijk?
Bij positieve bekrachtiging voeg je iets aangenaams toe zodra de hond het gewenste gedrag vertoont (bijv. een snack of een aai), waardoor dit gedrag vaker zal voorkomen.
33
Wat is de functie van een clicker in hondentraining?
Een clicker geeft een snel, neutraal en telkens identiek geluid op exact het moment dat de hond iets goed doet. Die precisie versnelt het leerproces, omdat de hond precies weet welk gedrag de beloning oplevert.
34
Wat is het verschil tussen prompten, luring en shaping?
• Prompten: met stem of lichaamstaal de hond ‘uitnodigen’ om het gedrag te doen. • Luring: de hond lokken met iets lekkers, zodat hij in de gewenste houding/positie komt. • Shaping: in kleine stapjes steeds dichter bij het einddoel belonen, zonder rechtstreeks te lokken.
35
Wat is targeting en wanneer is het nuttig?
Targeting is het hond laten aanraken of volgen van een voorwerp (bijv. targetstick of hand). Dit is nuttig om precies en op afstand nieuw gedrag aan te leren (denk aan volgen, posities, rondjes draaien).
36
Wat is desensitisatie?
Desensitisatie is het de hond geleidelijk laten wennen aan een prikkel waar hij bang of gespannen op reageert, door te beginnen bij een heel lage intensiteit, net onder zijn angstdrempel, en die stap voor stap te verhogen.
37
Wat is tegenconditionering (counterconditioning)?
Tegenconditionering houdt in dat je een voorheen onaangename of enge prikkel koppelt aan iets heel positiefs (bijv. voeren of spel), zodat de negatieve emotie steeds meer plaatsmaakt voor een neutrale of positieve emotie.
38
Wat is flooding?
Flooding is een hond in één keer confronteren met een sterke angstprikkel, zonder ontsnappingsmogelijkheden, in de hoop dat hij ‘over de angst heen stapt’. Het risico is echter dat het angst of agressie juist kan verergeren.
39
Wat is habituatie?
Habituatie betekent wennen aan een ongevaarlijke prikkel: hoe vaker de hond het tegenkomt zonder negatieve consequenties, hoe minder sterk zijn reactie wordt. De prikkel wordt als irrelevant gezien.
40
Wat betekent sensitisatie?
Sensitisatie is het tegenovergestelde van habituatie: de hond reageert steeds heftiger op een prikkel, bijvoorbeeld na een nare ervaring, waardoor hij gevoeliger wordt in plaats van te wennen.
41
Wat is overspronggedrag?
Overspronggedrag treedt op als de hond innerlijk conflict of stress ervaart. Hij vertoont dan ‘vreemd’ gedrag dat niet direct bij de situatie past (bijv. plots krabben, gapen, snuffelen) omdat hij niet weet hoe te reageren.
42
Hoe verschilt overspronggedrag van kalmeringssignalen?
Kalmeringssignalen (zoals wegkijken, liplikken, traag bewegen) zijn bewuste signalen om spanning te sussen bij interacties. Overspronggedrag is vaker een onbewuste reactie op inwendige stress of conflict, zonder directe sociale functie.
43
Wat zijn bekrachtigingsschema’s?
Dit zijn systemen die bepalen hoe en wanneer je beloont. Voorbeelden zijn continue bekrachtiging (elk goed gedrag belonen) en partiële bekrachtiging (soms wel, soms niet) volgens vaste of variabele ratio- of intervalschema’s.
44
Wat is een ‘variabel-ratio schema’ en waarom is dat effectief?
Bij een variabel-ratio schema beloont men na een wisselend (gemiddeld) aantal goede reacties. Doordat de hond niet weet na hoeveel keer de beloning komt, blijft hij gemotiveerd en het gedrag is zeer bestand tegen uitdoving.
45
Wat is 'negatieve bekrachtiging' (R–)?
Negatieve bekrachtiging betekent dat je een onaangename prikkel wegneemt zodra de hond het gewenste gedrag toont. Hierdoor neemt het gewenste gedrag toe, omdat de hond leert dat hij dan verlost wordt van iets vervelends.
46
Wat zijn de voordelen van een clicker boven alleen mondeling belonen?
Het clickgeluid is altijd hetzelfde, neutraal en zeer precies te timen. Hierdoor weet de hond exact welk micro-moment hij iets goeds deed. Met stem wisselt je toon of timing soms onbewust.
47
Hoe ga je om met een ‘extinction burst’?
Als een hond ontdekt dat een voorheen beloond gedrag geen beloning meer oplevert, zal hij vaak eerst dat gedrag heviger herhalen (extinction burst). Blijf volhouden: beloon het ongewenste gedrag niet. Beloon eventueel wel direct alternatief gewenst gedrag.
48
Wat is spontaan herstel in de context van uitdoving?
Spontaan herstel houdt in dat een al uitgedoofd gedrag plots spontaan even terugkomt, vaak na een pauze. Het is meestal van korte duur. Blijf het ongewenste gedrag negeren of niet belonen, dan dooft het snel weer.
49
Waar moet je op letten bij het geven van een cue?
Geef een cue (commando) pas als de hond het gevraagde gedrag al enigszins beheerst, zodat het woord betekenisvol is. Gebruik altijd dezelfde term op dezelfde manier en vermijd het commando eindeloos te herhalen als de hond nog niet begrijpt wat je wilt.
50
Wanneer is flooding echt af te raden?
Bij ernstige angst of wanneer de hond geen uitweg heeft, kan flooding het probleem verergeren of tot agressie leiden. Dan zijn geleidelijke desensitisatie en tegenconditionering veel veiliger en diervriendelijker.
51
Wat betekent ‘contextonafhankelijk’ trainen?
Dat het gedrag niet alleen onder één specifieke omstandigheid (zoals de hondenschool) lukt, maar ook op andere plaatsen en in andere situaties. Je moet dus in verschillende contexten oefenen, zodat de hond generaliseert.
52
Hoe zorg je dat een hond graag blijft leren?
Maak trainingen kort, leuk en positief. Wissel af in oefeningen en beloningen, voorkom frustratie of overbelasting, en zorg dat de hond succes kan ervaren. Zo blijft hij gemotiveerd en zelfverzekerd.
53
Een hond krijgt een elektrische schok van zijn schokband telkens als hij wegloopt en niet wil terugkomen. Ondanks deze trainingsmethode komt hij niet terug. Dit leerprincipe is:
Positieve straf met als uitkomst learned helplessness
54
Je hond blaft ook al ziet hij nog geen andere hond wanneer je aan zijn leiband trekt. Het trekken aan de leiband voorspelt als het ware dat er een vreemde hond in de buurt is. Dit is een voorbeeld van:
Klassieke conditionering
55
Je hond is aangevallen door een grote zwarte hond. Nu blaft hij altijd op alle zwarte honden. Je denkt dat hij bang geworden is van zwarte honden. Na enkele weken blaft hij echter op elke grote hond. Dit noemt men:
Generalisatie
56
Wat is geen primaire beloning? A. Clicker B. Voedsel C. Speeltjes D. Aandacht
A
57
Leg uit wat een conditioned emotional respons is. Geef ook een voorbeeld.
is een aangeleerde emotionele reactie op een bepaalde prikkel (= stimulus) omdat die prikkel gepaard is gegaan met een sterke ervaring. Dat kan een positieve emotie zijn (blij, opgewonden) Of een negatieve emotie (angst, stress, woede) Het gebeurt via klassieke conditionering: Eerst is de prikkel neutraal. Daarna krijgt de prikkel een emotionele betekenis omdat hij herhaaldelijk samenvalt met iets aangenaams of onaangenaams​ vb: een hond hoort een klikgeluid → onmiddellijk daarna krijgt hij telkens een snoepje. Na enkele keren: bij het horen van alleen al het klikgeluid wordt de hond blij en opgewonden. ➔ Het klikgeluid is nu een conditioned emotional response van vreugde geworden.
58
Een jonge hond bijt redelijk hard in de handen en armen van zijn baasjes. Van een hondentrainer kregen ze het advies om de hond te negeren. Maar dit werkt niet. Het probleem is juist erger geworden. De hond bijt nog meer en veel harder. 1. Hoe heet deze techniek en leg uit hoe die werkt. 2. Leg ook uit waarom dit hier niet werkt.
Extinctie. Bij extinctie stop je met het belonen van een bepaald gedrag, zodat het gedrag geleidelijk verdwijnt. Er zijn twee belangrijke redenen: 🔵 Extinctie burst: Gedrag wordt eerst erger voordat het verdwijnt​ Bijten is zelfbelonend gedrag: Bijten is voor jonge honden vaak zelf leuk: ➔ het is een manier van spelen, spanning kwijt geraken, en bijten geeft een lichamelijk prettig gevoel (zoals baby’s op speelgoed kauwen). Zelfbelonend gedrag dooft veel moeilijker uit, omdat de hond zichzelf beloont (ook zonder reactie van de mens).
59
Leg uit wat een start button behaviour is aan de hand van een voorbeeld:
Een start button behaviour betekent dat het dier zelf een gedraging toont waarmee hij aangeeft klaar te zijn om een oefening te starten. ➔ De hond kiest vrijwillig om iets te laten gebeuren. ➔ Controle en keuzevrijheid voor de hond staan centraal. Het grote voordeel: De hond voelt zich veiliger en meer ontspannen. De hond werkt actiever en met meer vertrouwen mee. Stel: je wilt je hond leren dat hij zijn tanden laat controleren. Je traint dat de hond zijn kin op je hand legt. Kin op hand = "Ik ben klaar, je mag verdergaan."
60
Wat is Mimicking
nadoen van gedrag van de mens
61
Wat is Moulding
het aanraken om gewenst gedrag te forceren
62
Wat is Premack
Gedrag dat de hond uit zichzelf heel graag doet en je kan gebruiken als beloning
63
Wat is Chaining
gedrag dat herhaald moet worden. door de benen lopen bij doggydance
64
Wat is backchaining
beginnen met de laatste sequentie en enkel die belonen.