Leerprincipes Flashcards
(64 cards)
Wat is klassieke conditionering (klassieke geconditioneerde reflex)?
Bij klassieke conditionering leert een hond een verband leggen tussen een prikkel die van nature geen specifieke reactie oproept (neutrale stimulus) en een gebeurtenis die wél een natuurlijke reactie geeft (ongeconditioneerde stimulus). Na herhaalde koppeling reageert de hond op de neutrale stimulus alsof het de natuurlijke prikkel is.
Geef een praktijkvoorbeeld van klassieke conditionering bij honden.
Wanneer een hond telkens brokjes (ongeconditioneerde stimulus) krijgt tegelijk met het ritselen van een zak (neutrale stimulus), zal hij na verloop van tijd al enthousiast worden of kwijlen bij alleen het horen van dat ritselen (geconditioneerde stimulus).
Wat is operante conditionering?
Operante conditionering houdt in dat de hond leert via de gevolgen van zijn eigen gedrag. Gedrag dat leidt tot een prettige uitkomst (beloning) zal vaker voorkomen; gedrag met een negatieve of onaangename uitkomst (straf) zal verminderen.
Noem de vier kwadranten van operante conditionering.
(1) Positieve bekrachtiging (R+): iets aangenaams toevoegen om gedrag te versterken. (2) Negatieve bekrachtiging (R–): iets onaangenaams wegnemen om gedrag te versterken. (3) Positieve straf (P+): iets onaangenaams toevoegen om gedrag te verzwakken. (4) Negatieve straf (P–): iets aangenaams wegnemen om gedrag te verzwakken.
Wat betekent ‘positief’ en ‘negatief’ in operante conditionering?
‘Positief’ betekent dat je een prikkel toevoegt; ‘negatief’ betekent dat je een prikkel wegneemt. Het zegt niets over ‘goed of slecht’, maar over toevoegen of wegnemen.
Wat is het verschil tussen bekrachtiging (reinforcement) en straf (punishment)?
Bekrachtiging laat gedrag toenemen in frequentie; straf laat gedrag afnemen. Beide kunnen positief of negatief worden ingezet (iets toevoegen of wegnemen).
Wat zijn primaire en secundaire bekrachtigers?
Primaire bekrachtigers zijn van nature belonend (voedsel, drinken, warmte). Secundaire bekrachtigers krijgen hun belonende waarde door associatie met iets prettigs (bijv. clicker, een woordje als ‘Yes!’, fluitsignaal).
Wat is een ‘bridge stimulus’ (brugprikkel) en waarom is die handig?
Een brugprikkel (click, ‘Yes!’, fluit) overbrugt de tijd tussen het juiste gedrag en de echte beloning. Hiermee kun je exact het moment markeren waarop de hond goed gedrag vertoont, wat het leerproces versnelt.
Wat houdt continue bekrachtiging (continuous reinforcement) in?
Bij continue bekrachtiging beloon je elke correcte respons direct. Dit is geschikt tijdens de beginfase van het aanleren van een nieuw gedrag, omdat het voor de hond heel duidelijk is welk gedrag loont.
Wat houdt gedeeltelijke bekrachtiging (partial reinforcement) in en waarom toepassen?
Hierbij beloon je niet elke correcte respons, maar slechts af en toe. Dit maakt het gedrag stabieler, omdat de hond niet precies weet wanneer de beloning komt en gemotiveerd blijft.
Noem de vier belangrijkste partial reinforcement-schemas.
(1) Vast-ratio (FR): na een vast aantal correcte reacties belonen. (2) Variabel-ratio (VR): na een wisselend aantal correcte reacties. (3) Vast-interval (FI): na een vast tijdsinterval belonen als het gedrag voorkwam. (4) Variabel-interval (VI): na variabele tijdsintervallen belonen als het gedrag voorkwam.
Wat is stimulusdiscriminatie en wat is generalisatie in operante conditionering?
Stimulusdiscriminatie: de hond leert dat bepaald gedrag in een specifieke situatie/stimulus wél loont, maar elders niet. Generalisatie: de hond past hetzelfde geleerde gedrag toe in verschillende, nieuwe omstandigheden.
Wat is extinctie (uitdoving) in de context van operante conditionering?
Gedrag dat voorheen bekrachtigd werd, maar niet langer beloond wordt, zal op termijn verminderen en uiteindelijk verdwijnen. Dit proces heet uitdoving of extinctie.
Noem drie verschijnselen die vaak optreden bij extinctie (uitdoving).
(1) Extinction burst: gedrag neemt tijdelijk toe in intensiteit/frequentie. (2) Spontaan herstel: het gedrag duikt soms plots weer op. (3) Frustratie: de hond kan nieuwe, ongewenste gedragingen vertonen door het uitblijven van de verwachte beloning.
Welke methoden kan een trainer gebruiken om een hond nieuw gedrag aan te leren (operant)?
(1) Prompting: met stem/lichaamshouding ‘uitnodigen’. (2) Luring: lokken met voer. (3) Capturing: spontaan gedrag ‘vangen’. (4) Shaping: stapsgewijs belonen bij benadering van het eindgedrag. (5) Targeting: hond iets laten aanraken/volgen.
Wat is shaping?
Je verdeelt het eindgedrag in kleine, haalbare deelstappen. Elke tussenstap naar het einddoel wordt beloond. Zo leert de hond geleidelijk welk gedrag succesvol is.
Wat betekent capturing?
Capturing (vangen) is spontaan, gewenst gedrag belonen zodra het toevallig voorkomt. Handig bij gedragingen die honden vaak uit zichzelf doen (bijv. gapen, poot optillen) en die je later op cue wilt zetten.
Waarom is timing zo belangrijk bij hondentraining?
Een hond koppelt een beloning of straf maar maximaal een halve seconde aan zijn gedrag. Slechte timing leidt tot verwarring en belemmert het leerproces.
Noem een risico van klassieke ‘positieve straf’ (P+) technieken.
Ze kunnen angst, stress of agressie veroorzaken. De hond kan ook een verkeerde associatie maken, bijvoorbeeld bang worden van de omgeving of de handler, in plaats van te snappen welk gedrag hij moet staken.
Waarom voeg je een commando vaak pas toe als het gedrag er al is?
Als je commando’s gebruikt terwijl de hond het gedrag nog niet snapt, verliest het cue-woord betekenis (latente inhibitie). Beter eerst het gedrag via shaping/luring betrouwbaar laten zien, dán het commando introduceren.
Hoe helpt een bridge-stimulus bij shaping?
De bridge (click, ‘Yes!’) markeert precies wanneer de hond iets goed deed, ook als de beloning pas later volgt. Zo weet de hond exact welk onderdeel van zijn actie tot de beloning leidt.
Wat is het verschil tussen klassieke en operante conditionering in hondentraining?
Klassiek: de hond leert een reflexmatige associatie tussen prikkels (voedsel - bel). Operant: de hond leert via de gevolgen van eigen gedrag (beloning of straf). Klassiek gaat over emotionele/fysiologische reflexen, operant over vrijwillig, doelgericht gedrag.
Hoe ga je om met ongewenst gedrag dat je pas later opmerkt?
Straf achteraf heeft geen zin, omdat de hond het niet meer met zijn eerdere actie in verband brengt. Beter is ongewenst gedrag te voorkomen en gewenst gedrag actief te belonen, plus zorgen voor een passend trainingsplan.
Noem een voorbeeld van een ‘secundaire straf’ of aversief signaal en een belangrijk aandachtspunt.
Bijvoorbeeld ‘Uh-uh’ of een plots geluidje. De hond leert dat hij beter stopt met het gedrag. Let er wel op dat je de hond niet angstig maakt en ook duidelijk aangeeft wat hij wél moet doen. Anders creëer je verwarring.