Economie examen A Flashcards

(41 cards)

1
Q

verschuifing van de vraaglijn

A
  • verandering van behoefte
  • verandering van buget
  • prijsverandering van subsitude complimentaire goederen
  • verandering aantal vragers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschuifing van aanbodlijn

A
  • verandering van aantal aanbieders
  • verandering van kostprijs
  • technolochische verbeteringen
  • natuurlijke omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

marktkenmerken

A
  • aantal aanbieders
  • aantal vragers
  • aard van het goed (hetro&homo)
  • toegangsbarriers
  • transparantie van de markt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

marktvormen;

A
  • volkomen concurentie
  • monopolistische concurentie
  • oligopolie
  • monopolie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 soorten kosten

A
  • vaste kosten
  • variable kosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

TW=

A

TO-TK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

TO=

A

afzet x verkoopprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GTK=

A

totale kosten/afzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gemiddelde constante kosten=

A

constante kosten/afzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gemiddelde variable kosten=

A

variable kosten/afzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

marginale kosten=

A

extra totale kosten/extra geproduceerde eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

marginale opbrengst=

A

extra totale opbrengst/extra verkochte eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

TO is maximaal als

A

MO=0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

TW=

A

TO-TK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verschil proportioneel variable kosten, prograsief variable kosten, degressief variable kosten

A
  • per product elke hoeveelheid gelijk
  • per product hoeveelheid hoger
  • per product hoeveelheid lager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

betalingsbereidheid hangt af van volgende factoren

A
  • individuele voorkeuren, behoefte
  • beschrikbaar buget
  • substitude goederen
  • complimentaire goederen
  • exogene factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

prijselastisiteit

A

vraag/prijs, inelastische, elastisch

18
Q

komenselasticiteit +

A

vraag/inkomen, inferieur, noodzakelijk, luxe

19
Q

consumentensurplus word beinvloed;

A
  • marktprijs
  • betalingsbereidheid
20
Q

producenten kunnen verschillende doelen nastreven

A
  • maximale winst
  • maximale omzet
  • marktaandeel vergroten
  • kostendekking
  • continuïteit
21
Q

break even point

22
Q

prijsdiscriminatie;

A

verschillende groepn verschillende prijzen maar er mag geen doorverkoop plaatsvinden

23
Q

prijsdiffrenciatie;

A

een producent vraagt verschilldende prijzen voor vergelijkbare maar toch verschilldende producten

24
Q

externe effecten;

A

onbedoelde gevolgen van consumptie en productie waarvan de kosten niet zijn doorberekend in de verkoopprijs
- negatief
- positief

25
marktmacht
een producent zich kan gedragen zoals hij wil, onafhankelijk van de andere martkspelers
26
optelsom van producenten en consumenten surplus;
totale surplus
27
markt onvolkomen; markt volkomen;
- marktfalen en welvaartsverlies - geen welvaartsverlies
28
marktfalen komt voor in de volgende situaties;
- positieve of negatieve externe effecten - bij productie of consumptie van goederen en diensten te weinig rekening wordt gehouden met de welvaart van toekomstige generaties - minder of meer wordt geproduceerd dan maatschappelijk gewenst is - marktprijs hoger of lager is dan maatschappelijk gewenst - bij misbruik van marktmacht
29
collectieve goederen; en dan heb je ook nog;
goederen waarvan niemand van het gebruik kan worden uitgesloten - quasi- collectieve goederen, individueel leverbaar maar collectieve sector
30
manier om van het falen van een markt tegen te gaan;
- minnumumprijs - maximumprijs - subsidies, overheid legt geld in - heffingen, kostprijs verhogen met belasting, ook wel accijns - productiequota, max hoeveelheid van een product dat geproduceert mag worden
31
toezichthouder;
op een markt om te controleren of bedrijven zich houden aan bepaalde wet- en regelgeving.
32
arbeidsmarkt; beroepsbevolking; welkgelegenheid; vacature;
- geheel vraag en aanbod van een markt - werkende en werkzoekende, 15 tot 75 jarige die bettaald werk heeeft of daar recent naar heeft gezocht en daarcoor direct beschrikbaar is. - aantal bezette arbeidsplaatsen + openstaande vacatures - beschrikbare arbeidsplaats, waarvoor iemand word gezocht
33
abreidsjaar
vertenenwoordigd één filltime baan gedurende één jaar, als 2 mensen ieder 50% van een fulltime maken, maken ze samen één arbeidsjaar.
34
als het aanbod van arbeid stijgt, terwijl de vraag naar arbeid gelijk blijft, zal het loon
dalen
35
als de vraag naar arbeid stijgt, terwijl het aanbod van arbeid gelijk blijft zal het loon
stijgen
36
induviduele arbeidsovereenkomst
overeenkomst tussen een werkgever en een werknemeer over de rechten en plichten die zij ten opzichte van elkaar hebben - werkzaamheden die de werknemer zal gaan uitvoeren - hoeveel uur per week - welke periode - tegen welke vergoeding - vakantiedagen, proeftijd en rijskosten
37
de individuele arbeidsovereenkomst staat in het;
contract
38
soorten contracten
- vast contract; een onbepaalde tijd, geen einddatum. Lijkt veel op een tijdelijk contract, deze heeft wel een einddatum - flexible contracten; geen bepaald aantal werkuren, weinig zekerheid voor de werknemer, uurloon ligt vaak hoger met flexible contract
39
Veel bedrijfstakken en grote ondernemingen spreken daarom een collectieve arbeidsoverreenkomst (CAO) af
deze regelt - loon - werktijden - vrijedagen voor een grote groep werknemers en werkgevers In een CAO staan arbeidsvoorwaarden waar minimaal aan voldoen moet worden
40
Een CAO word afgesloten tussen;
werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties
41
de overheid bepaald het minnimum loon, als het minnimum loon word verhoogd, zal de vraag naar arbeid.... Het aanbod zal....
- dalen, word voor bedrijven duurder om mensen aan te nemen - toenemen