Economie examen B Flashcards

(23 cards)

1
Q

consumptie uitstellen of vervroegen noemen we;

A

ruilen over tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dat mensen sparen of lenen hangt af van hun;

A

individuele prijs van tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

je kunt consumptie naar voren halen door te;

A

lenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

als mensen een huis gaan kopen vragen ze een … aan

A

hypotheek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lenen gaat tenkoste van…

A

consukptie in de toekomst + rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

door te sparen…

A

stel je consuptie uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

door geld te spraren…dit is een…

A

ontvang je rente, vergoeding voor het uitstellen van consumptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rente bij sparen;
rente bij lenen;

A
  • compensatie voor inflatie
  • vergoeding voor het dragen van risico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

of mensen sparen of lenen word bepaald door hun tijdsvoorkeur, word beinvloed door;

A
  • rente
  • de inflatie
  • toekomstverwachtingen van consumenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

risico-aversie

A
  • zullen eerder gaan sparen
  • willen risico’s vermijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoge tijdsvoorkeur

A
  • zullen eerder lenen
  • wil graag consumeren (uitgeven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de levensfases

A
  • kind (0-12)
  • puber (13-18)
  • jongvolwassene (18-30)
  • volwassene (30-50)
  • volwassene (50-70)
  • oudere (70+)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

begrotingssaldo:

A

verschil tusssen de inkomsten en uitgaven van de overheid.
- meer uitgave dan ingave; begrotingstekort
- meer inkomens dan uitgave; begrotingsoverschot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sprake van een begrotingstekort?

A
  • overheid geld lenen, leid tot een verhoging van de staatsschuld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gaat de overheid lenen, dan word dit later (in de toekomst) door volgende generaties betaald, dit heet;

A

uitgestelde belastingheffing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verschil tussen stroomgrootheden en vooraadgrootheden

A

stroom= over een bepaalde periode
vooraard= op een bepaald moment

17
Q

inkomsten van de overheid

A
  • directe belasting
  • indirecte belasting
  • sociale premies
  • niet-belastingontvangsten
18
Q

uitgave van de overheid

A
  • overdrachtsuitgave
  • overheidsconsumptie
  • overheidsinversteringen
  • rente- en aflossingen
19
Q

overheidsbestedingen=

A

overheidsconsumptie en overheidsinversteringen samen

20
Q

pensioen

A

inkomen dat maandelijks wordt uitgekeerd wanneer iemand de pensioensleeftijd bereikt. AOW bestaat uit 70% van het minnimumloon

21
Q

pensioen word op 2 manieren gefinancieerd;

A
  • omslagstelsel
  • kapitaaldekkingsstelsel
22
Q

leg omslagstelsel uit=

A

alle mansen die werken iedere maand een premie betalen aan de overheid, hiermee word de AOW van ouderen betaald. De huidigen werkenden betalen dus feitelijk voor de AOW van ouderen
- verplichte solariteit tussen generaties
- kan onder druk komen met vergrijzing

23
Q

leg kapitaaldekkingsstelsel uit=

A

het bedrijfspensioen word door werknemers zelf opgepaard; werkende mensen betalen maandelijks via hun werkgever een pensioenpremie aan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij. De pensoenpremie + opbrensten uit de beleggingen vormen later de basis voor het uitbetalen van de pensioenen.
- niet gevoelig voor vergrijzing