engels thema 2 Flashcards
(60 cards)
1
Q
a(n) (aero)plane
A
een vliegtuig
2
Q
a coach
A
een toeristenbus
3
Q
a destination
A
een bestemming
4
Q
a ferry
A
een ferry
5
Q
a flight
A
een vlucht
6
Q
a journey
A
een reis
7
Q
to reduce
A
verminderen
8
Q
to transfer
A
overstappen
9
Q
direct
A
rechtstreeks
10
Q
similar
A
gelijkaardig
11
Q
gloves
A
handschoenen
12
Q
a hat
A
een muts
13
Q
hiking shoes
A
stapschoenen
14
Q
a hostel
A
een jeugdherberg
15
Q
a raincoat
A
een regenjas
16
Q
a towel
A
een handdoek
17
Q
an umbrella
A
een paraplu
18
Q
a walking tour
A
een (stads)wandeling
19
Q
to discover
A
ontdekken
20
Q
to blame
A
iemand iets kwalijk nemen/ verwijten
21
Q
to book
A
reserveren
22
Q
to convince
A
zich overtuigen
23
Q
to hurt
A
zich verwonden
24
Q
to injure
A
verwonden
25
to misbehave
zich misdragen
26
to oversleep
zich verslapen
27
to remember
zich herinneren
28
to check in
inchecken, aanmelden
29
to go sightseeing
toeristische trekpleisters bezoeken
30
a cancellation
een annulering
31
a credit card
een kredietkaart
32
a debit card
een bankkaart
33
a double room
een tweepersoonskamer
34
a familyroom
een familiekamer
35
full board
volpension
36
half board
halfpension
37
luggage storage
bagagebewaring
38
a safe/ a locker
een kluis
39
a single room
een eenpersoonskamer
40
a twin room
een kamer met 2 eenpersoonsbedden
41
a vacancy
een beschikbare kamer
42
pleasant
aangenaam
43
in advance
op voorhand
44
a bunk bed
een stapelbed
45
an earplug
een oordopje
46
the heating
de verwarming
47
internet access
internettoegang
48
the reception
het onthaal
49
to regret
spijt hebben van
50
to repair/ to fix
maken, repareren
51
broken
stuk
52
dirty
vuil
53
missing
verdwenen
54
satisfied
tevreden
55
separate
apart
56
stuck
klem, knel, vast
57
to make a complaint
een klacht indienen
58
to remind
doen denken aan
59
accidentally
per ongeluk
60
reusable
herbruikbaar