nederlands les 11 andere richting Flashcards

(39 cards)

1
Q

ergens mee in contact komen, ergens bij passen

A

de aansluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verhinderen, zorgen dat iets niet gebeurt

A

voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het lijkt mooi, maar er zit een gevaar achter

A

er schuilt een addertje onder het gras

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

veel geluk, voorspoed hebben

A

de wind in de zeilen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sprakeloos zijn door verbazing

A

nu breekt mijn klomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

heel hard werken

A

werken als een paard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schuldig zijn, zelf ook fouten maken

A

boter op zijn hoofd hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

iets wat je opzijlegt voor later

A

een appeltje voor de dorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het regent erg hard

A

het regent pijpenstelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uitbundig feesten

A

de bloemetjes buiten zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

iemand huidigen

A

iemand in de bloemetjes zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar men erg mee bezig is, daar wil men over praten

A

waar het hart van vol is, loopt de mond van over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vanuit volle overtuiging, door en door

A

in hart en nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

alleen thuis zijn

A

het rijk voor zich alleen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

met plezier en passie

A

met hart en ziel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

je wordt op dezelfde manier gestraft zoals je zelf een ander hebt aangepakt

A

een koekje van eigen deeg

17
Q

wie een ander iets wil misdoen, kan er zelf het slachtoffer van worden

A

wie een put graaft voor en ander, valt er zelf in

18
Q

ze verstaan elkaar volkomen

A

twee handen op een buik

19
Q

arrogant zijn

A

naast zijn schoenen lopen

20
Q

zijn die het hardst roepen, zijn het minst gevaarlijk

A

blaffende honden bijten niet

21
Q

meedoen aan iets

A

zijn steentje bijdragen

22
Q

zich snel verspreiden

A

als een lopend vuurtje

23
Q

iemand moet inspreken

A

iemand een hart onder de riem steken

24
Q

iemand verwijt een ander iets, waaraan hij zelf schuldig is

A

de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet

25
kwaad spreken over iemand
iemand zwartmaken
26
kritische vragen stellen vanuit een zo negatief mogelijk standpunt
advocaat van de duivel spelen
27
het moeilijk hebben met iets
een harde/ zware dobber aan iets hebben
28
een onbeschofterik
een ongelikte beer
29
failliet gaan
op de fles gaan
30
iets wat goed is, hoeft niet aangeprezen te worden
goede wijn behoeft geen krans
31
het uiterlijk van iets of iemand vernieuwen
iets in een nieuw jasje steken
32
alle voor- en nadelen bekijken en afwegen
iets wikken en wegen
33
iets illegaals legaliseren (wettelijk maken)
witwassen
34
zich (niet) laten foppen, bedotten
zich (niet) laten vangen
35
zelfstandig zijn, zijn plan trekken
zijn eigen boontjes doppen
36
er niets van begrijpen
er geen touw aan kunnen vastknopen
37
iets wat ontoelaatbaar is
niet door de beugel kunnen
38
ergens voor moeten opdraaien
met de gebakken peren zitten
39
de (historische) herkomst van een woord
de etymologie, etymologisch