nederlands les 11 (spreekwoorden) Flashcards
(39 cards)
de aansluiting
ergens mee in contact komen, ergens bij passen
voorkomen
verhinderen, zorgen dat iets niet gebeurt
er schuilt een addertje onder het gras
het lijkt mooi, maar er zit een gevaar achter
de wind in de zeilen hebben
veel geluk, voorspoed hebben
nu breekt mijn klomp
sprakeloos zijn door verbazing
werken als een paard
heel hard werken
boter op zijn hoofd hebben
schuldig zijn, zelf ook fouten maken
een appeltje voor de dorst
iets wat je opzijlegt voor later
het regent pijpenstelen
het regent erg hard
de bloemetjes buiten zetten
uitbundig feesten
iemand in de bloemetjes zetten
iemand huidigen
waar het hart van vol is, loopt de mond van over
waar men erg mee bezig is, daar wil men over praten
in hart en nieren
vanuit volle overtuiging, door en door
het rijk voor zich alleen hebben
alleen thuis zijn
met hart en ziel
met plezier en passie
een koekje van eigen deeg
je wordt op dezelfde manier gestraft zoals je zelf een ander hebt aangepakt
wie een put graaft voor en ander, valt er zelf in
wie een ander iets wil misdoen, kan er zelf het slachtoffer van worden
twee handen op een buik
ze verstaan elkaar volkomen
naast zijn schoenen lopen
arrogant zijn
blaffende honden bijten niet
zijn die het hardst roepen, zijn het minst gevaarlijk
zijn steentje bijdragen
meedoen aan iets
als een lopend vuurtje
zich snel verspreiden
iemand een hart onder de riem steken
iemand moet inspreken
de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet
iemand verwijt een ander iets, waaraan hij zelf schuldig is