ESSENTIE_Allergiologie Flashcards
(191 cards)
Wat is de primaire functie van het immuunsysteem?
Verdediging tegen pathogenen, schadelijke agentia, tumoren en noxen. Maakt onderscheid tussen eigen/niet-eigen (tolerantie) en gevaarlijk/niet-gevaarlijk.
Welke twee grote componenten kent de adaptieve immuunrespons?
Humorale component (B-cellen, antilichamen) en cellulaire component (T-cellen).
Wat betekent immunotolerantie?
Het vermogen niet te reageren op niet-eigen stoffen die onschadelijk zijn (bv. voedsel) om auto-immuniteit te voorkomen.
Noem de vier typen hypersensitiviteit volgens Gell & Coombs.
Type I: IgE-gemedieerd; Type II: cytofiele antilichamen (IgG/IgM); Type III: immuuncomplexen; Type IV: T-cel-gemedieerd (vertraagd).
Wanneer spreek je van een allergische reactie?
Een abnormale immuunrespons tegen niet-eigen antigenen (allergeen), met klinische symptomen.
Geef een voorbeeld van elk G&C-type.
I: allergische rhinitis/asthma; II: penicilline-hemolytische anemie; III: serum sickness; IV: contactdermatitis.
Hoe onderscheid je onmiddellijke van late drug hypersensitivity reactions (DHR)?
Onmiddellijk: < 1 uur na blootstelling (urticaria, angio-oedeem, anafylaxie). Laat: > 6 uur (MPE, SJS/TEN, DRESS).
Noem de latentie en kenmerken van AGEP, MPE, SJS/TEN en DRESS.
AGEP: 24–48 u, pustels; MPE: 2–5 d, maculopapulair exantheem; SJS/TEN: 5–25 d, blaarvorming; DRESS: 10–50 d, eosinofilie + systemische symptomen.
Wat is Type I hypersensitiviteit?
IgE-gemedieerde mestcel/basofiel-degranulatie met onmiddellijke (en soms late) fase.
Definieer atopie en geef de erfelijkheidsrisico’s.
Genetische predispositie om IgE-antilichamen tegen normaal onschadelijke antigenen te maken. Eén atopische ouder → 25% risico; twee ouders → 50%; geen → 5%.
Wat is de “atopische march”?
Chronologische ontwikkeling: atopische dermatitis & voedselallergie (kind), later astma, daarna rhinitis.
Noem vier atopische manifestaties.
Astma, rhinitis, conjunctivitis, atopische dermatitis.
Hoe herken je acute urticaria klinisch?
Jeukende wheals < 24 u, bewegend, vaak kortdurend; 1-1-1-regel: verschijnt 1 u na dosis, duurt max 1 dag.
Wat is chronische urticaria?
Wheals > 6 weken; zelden allergisch, vaak spontaan of auto-imuun; antihistaminica langdurig.
Welke dieren testen in geval van insectengifallergie?
Altijd zowel bijen- als wespengif, want kruisreactiviteit en ¼ heeft antilichamen tegen beide zonder kliniek.
Beschrijf de vier fasen van IgE-gemedieerde sensibilisatie tot symptoom.
1) Sensitisatie: productie IgE. 2) Binding IgE aan FcεRI op mestcellen. 3) Cross-linking bij herblootstelling. 4) Degranulatie → mediatoren → symptomen.
Welke mediatoren komen pre-gevormd & de novo vrij bij degranulatie?
Pre-gevormd: histamine. De novo: leukotriënen, prostaglandines, PAF, cytokines (IL-4, IL-5, TNFα, …).
Waarom kan NSAID-intoxicatie urticaria geven zonder IgE-mechanisme?
COX-1 remming leidt tot leukotriënen-overflow en mestcel-activatie onafhankelijk van IgE.
Noem drie biologische effecten van leukotriënen.
Bronchoconstrictie, mucussecretie, ↑ vasculaire permeabiliteit.
Wat is de rol van PAF bij allergische reacties?
Aggregatie bloedplaatjes, vasodilatatie, ↑ permeabiliteit, bronchusvernauwing, pijn/jeuk.
Wat is monovalentie en waarom geeft dat geen cross-linking?
Antigeen met slechts één epitoop (glycon) bindt maar één sIgE → geen σ-crosslinking → geen degranulatie.
Welke anti-IgE therapie is beschikbaar?
Omalizumab (Xolair®), voor steroïde afhankelijke astma en CIU.
Wat is de eerste stap bij allergiediagnostiek?
Grondige anamnese: vragen naar blootstelling, symptomen, en timing (belangrijk voor onderscheid tussen IgE-gemedieerd of vertraagde reacties).
Welke rol speelt tryptase in allergiediagnostiek?
Tryptase kan in het bloed gemeten worden na een anafylactische reactie. Verhoogd tryptase duidt op mestcelactivatie.