Medicatie Hypersensitiviteit Flashcards

(41 cards)

1
Q

Wat is het percentage van de algemene bevolking dat vermoedelijk een geneesmiddelenallergie heeft?

A

Ongeveer 5% van de algemene bevolking en 10-20% van gehospitaliseerde patiënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de gevaren van overdiagnose van geneesmiddelenallergie?

A

Leidt tot onnodige vermijding van medicijnen, wat resulteert in gebruik van tweede keus behandelingen en hogere kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de gevaren van onderdiagnose van geneesmiddelenallergie?

A

Kan schadelijk zijn omdat patiënten onterecht worden blootgesteld aan risicovolle geneesmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent ‘Nomen est omen en post hoc is niet propter hoc’ in de context van allergiediagnostiek?

A

Een naam (of diagnose) kan misleidend zijn; het feit dat symptomen optreden na medicatie betekent niet automatisch dat de medicatie de oorzaak is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten testen kunnen worden gebruikt om geneesmiddelenallergie te diagnosticeren?

A

Huidtesten (priktest, intradermale test, patchtest), serologische testen (sIgE, BAT, MAT, TAT), provocatietesten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de rol van serum tryptase bij allergiediagnose?

A

Serum tryptase kan verhoogd zijn bij anafylaxie; interpretatie vereist zorgvuldigheid (cut-off, timing).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is timing belangrijk bij huidtesten na een allergische reactie?

A

Zowel te vroeg als te laat testen kan de gevoeligheid beïnvloeden. Minimaal 4-6 weken na de reactie wordt aanbevolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen sensibilisatie en uitlokkingsfase bij immuunreacties?

A

Sensibilisatie gebeurt vaak bij normale dosering (mg), terwijl de uitlokkingsfase bij IgE-gemedieerde reacties bij zeer lage dosering (ng) plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke tekenen wijzen op een ernstige cutane bijwerking (SCAR)?

A

Mucosale betrokkenheid, bullae, koorts, systemische tekenen (lever/nier), eosinofilie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke geneesmiddelen zijn vaak betrokken bij SCARs en moeten worden vermeden bij ‘treating through’?

A

Sulfonamiden, vancomycine, dapson, abacavir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is desensibilisatie en wanneer is het aangewezen?

A

Een gecontroleerde herintroductie van een medicijn bij allergie, als het geneesmiddel noodzakelijk en onvervangbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel patiënten met zelfgerapporteerde penicilline-allergie verdragen penicilline?

A

90-95% van deze patiënten verdragen penicilline bij gecontroleerde test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het risico op anafylaxie door penicilline?

A

0,01% tot 0,04% van behandelde patiënten ervaart anafylaxie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de economische gevolgen van onterecht gelabelde penicilline-allergie?

A

Verhoogde ziekenhuiskosten (+63%), langere hospitalisatie (+10%), duurdere behandelingen (+$245 per behandeling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn determinanten voor kruisreactiviteit tussen β-lactam antibiotica?

A

Structuurcomponenten zoals R1-zijketens; kruisreactiviteit is niet voorspelbaar met vaste algoritmes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de risico’s van kruisreactiviteit tussen penicillines en andere β-lactams?

A

Verschillen per type allergie; co-sensitisatie mogelijk; voorzichtigheid bij interpretatie vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het belang van directe blootstelling/provocatie bij laagrisicopatiënten?

A

Kan veilig worden uitgevoerd om onterecht gelabelde allergieën te verwijderen (‘delabelling’).

18
Q

Wat is de betekenis van ‘adverse drug reactions’?

A

Bijwerkingen die optreden na inname van geneesmiddelen en kunnen variëren van mild tot levensbedreigend.

19
Q

Wat beschrijft de classificatie van Gell & Coombs?

A

Vier types immuunreacties op geneesmiddelen: Type I (IgE), II (cytotoxisch), III (immuuncomplex), IV (T-cel gemedieerd).

20
Q

Wat is het belang van grote databanken in allergieonderzoek?

A

Ze bieden inzicht in demografie, opvolging van medicatiegebruik, en evaluatie van managementstrategieën.

21
Q

Wat zijn de nadelen van het gebruik van grote databanken?

A

Fouten in codering kunnen leiden tot verkeerde interpretatie en conclusies.

22
Q

Welke elementen zijn belangrijk bij het afnemen van een allergie-anamnese?

A

Naam van het middel, symptomen, reden van gebruik, tijdstip van optreden, eerdere inname, vervolggebruik, behandeling.

23
Q

Welke testen kunnen directe of vertraagde allergieën aantonen?

A

Priktest (20 min), intradermale test (direct en na 48-72u), patchtest, bloedtesten (sIgE, BAT, MAT, TAT), provocatie.

24
Q

Waarom moet rekening gehouden worden met non-irriterende concentraties bij huidtesten?

A

Om fout-positieve resultaten door irritatie van de huid te vermijden.

25
Wat is het p-i concept bij geneesmiddelenallergie?
Het 'pharmacological interaction'-concept stelt dat T-cellen rechtstreeks door geneesmiddelen geactiveerd kunnen worden, vaak afhankelijk van HLA-type.
26
Welke HLA-types zijn geassocieerd met ernstige geneesmiddelenreacties?
Abacavir - HLA-B*57:01, Carbamazepine - HLA-B*15:02, Allopurinol - HLA-B*58:01, Vancomycine - HLA-A*32:02.
27
Wat zijn de voorwaarden voor desensibilisatie bij geneesmiddelenallergie?
Geen alternatief middel, noodzaak tot behandeling, voordeel moet groter zijn dan risico, geen SCARs.
28
Wat is de rol van delabeling bij penicilline-allergie?
Correct identificeren van patiënten zonder echte allergie om onnodige medicatievermijding en complicaties te voorkomen.
29
Wat zijn de medische gevolgen van foutieve penicilline-allergie labeling?
Hogere incidentie van infecties zoals C. difficile, MRSA, en VRE; langere opnames.
30
Wat toont de studie aan over penicillineallergie in België?
90% van zelfgerapporteerde allergieën zijn onterecht; bevestiging via testen noodzakelijk.
31
Wat is het klinisch nut van provocatie bij negatieve huid- en bloedtesten?
Het bevestigen of uitsluiten van allergie bij twijfelgevallen om delabeling mogelijk te maken.
32
Waarom is de gevoeligheid van IgE-tests beperkt in de tijd?
Specifieke IgE-antistoffen dalen met tijd na de initiële reactie, wat leidt tot vals-negatieve resultaten.
33
Welke classificatie is relevant bij NSAID-overgevoeligheid?
De classificatie helpt om selectieve versus niet-selectieve NSAID-reacties te onderscheiden en therapie aan te passen.
34
Wat toont de Gell & Coombs classificatie van allergische reacties?
Vier types: Type I (IgE-gemedieerd, bv. anafylaxie), Type II (cytotoxisch), Type III (immuuncomplex-gemedieerd), Type IV (vertraagde T-cel gemedieerde reacties).
35
Wat is typerend voor Type I allergische reacties?
IgE-gemedieerd, snel optredend (seconden tot minuten), leidt vaak tot anafylaxie.
36
Wat zijn voorbeelden van Type IV reacties zoals verfijnd door Pichler?
Vertraagde reacties zoals maculopapuleuze exanthemen, DRESS, SJS/TEN, gemedieerd door T-cellen.
37
Wat zijn de typische tijdspatronen van fatale allergische reacties volgens de grafiek?
Voedsel: respiratoire arrest in 30-35 min; Hymenoptera-steken: shock in 10-15 min; IV geneesmiddelen: <5 min tot overlijden.
38
Wat toont de grafiek over skin test negativisatie na allergische reacties?
Na 6 jaar is 60% van IDT's met onmiddellijke lezing negatief versus slechts 6% van patchtesten – tijd beïnvloedt testresultaten sterk.
39
Wat is de rol van tryptase bij anafylaxie volgens Schwartz?
Tryptase wordt vrijgegeven door mestcellen en kan een biomarker zijn voor anafylaxie, hoewel timing en referentiegrenzen belangrijk zijn voor interpretatie.
40
Waarom is de herintroductie van een geneesmiddel niet altijd voorspelbaar?
Endotypen kunnen verschillen per patiënt en beïnvloeden heruitlokking, dosiseffect, comorbiditeiten en respons op desensibilisatie.
41
Wat toont de grafiek over IgE en BAT over tijd?
De gevoeligheid van deze testen neemt af na verloop van tijd sinds de initiële allergische reactie, wat tot vals-negatieven kan leiden.