Praktische gids_Allergiologie Flashcards
(275 cards)
Wat is het primaire doel van het immuunsysteem?
Het lichaam verdedigen tegen pathogenen (bacteriën, virussen, parasieten), toxines en tumoren. Het immuunsysteem maakt daarbij onderscheid tussen lichaamseigen/vreemd en gevaarlijk/onschadelijk.
Wat zijn antigenen en autoantigenen?
Antigenen zijn lichaamsvreemde en potentieel gevaarlijke structuren die het immuunsysteem herkent; autoantigenen zijn lichaamseigen structuren dienietherkend mogen worden.
Welke onderdelen bevat het aangeboren immuunsysteem?
Cellulair: fagocyten, NK-cellen, dendritische cellen, innate lymfoïde cellen; Humoraal: lactoferrine, defensinen, CRP, complement. Geen geheugen, snelle respons, patroonherkenning via PRRs.
Wat zijn PRRs en PAMPs?
Pattern Recognition Receptors (PRRs) herkennen Pathogen-Associated Molecular Patterns (PAMPs) op pathogenen. Voorbeeld: TLR4 die LPS van gramnegatieve bacteriën herkent via CD14.
Wat is de functie van dendritische cellen in het immuunsysteem?
Ze fungeren als brug tussen het aangeboren en verworven immuunsysteem door antigeenpresentatie aan naïeve T-cellen na migratie naar secundaire lymfoïde organen.
Wat is het verschil tussen het aangeboren en verworven immuunsysteem?
Het aangeboren systeem reageert snel, aspecifiek en zonder geheugen. Het verworven systeem is traag bij eerste contact, zeer specifiek, heeft geheugen en klonale expansie.
Wat zijn de belangrijkste cellen van het verworven immuunsysteem?
T-lymfocyten (CD4+, CD8+, Treg) en B-lymfocyten. Deze worden geactiveerd na antigeenherkenning en differentiëren tot effector- en geheugencellen.
Hoe wordt het verworven immuunantwoord sneller bij hernieuwde blootstelling?
Door geheugen B- en T-cellen die snel in de periferie reageren zonder activatie in secundaire lymfoïde organen.
Wat is het verschil tussen sensibilisatie en allergie?
Sensibilisatie is de aanwezigheid van een immunologische reactie op een allergeenzondersymptomen; allergie impliceert symptomen bij blootstelling aan dat allergeen.
Wat zijn de 4 typen immuunpathologische reacties volgens Gell & Coombs?
Type I (IgE), Type II (IgG/IgM tegen celoppervlakken), Type III (immuuncomplexen), Type IV (T-cel gemedieerd, vertraagd).
Hoe werkt een IgE-gemedieerde allergie (type I)?
Na sensibilisatie binden specifieke IgE’s aan mestcellen en basofielen. Bij hernieuwd contact met het allergeen treedt degranulatie op met directe (histamine) en late (cytokinen) symptomen.
Welke symptomen kunnen optreden bij mestcelactivatie?
Huid: jeuk, urticaria, angio-oedeem; Ogen: conjunctivitis; Respiratoir: bronchospasmen; Gastro-intestinaal: nausea, diarree; Cardiovasculair: hypotensie, shock.
Wat is atopie?
Een genetische aanleg om bij contact met onschuldige antigenen een Th2-respons en IgE-productie op te wekken. Gaat vaak gepaard met atopische dermatitis, astma, en rhinoconjunctivitis.
Wat is het verschil tussen IgE-gemedieerde en niet-IgE-gemedieerde reacties?
Klinisch moeilijk te onderscheiden. IgE-gemedieerd: via allergenen en specifieke IgE. Niet-IgE: via andere mechanismen (bv. MRGPRX2, complement).
Hoe kan mestcelactivatie objectief worden vastgesteld?
Via een gepaarde serum tryptase meting: acute waarde > 1.2 × basiswaarde + 2 duidt op activatie. Let op interpretatie in context (bv. mastocytose).
Wat is type II allergie?
IgG/IgM reageren tegen celgebonden antigenen → opsonisatie, complementactivatie of ADCMC via NK-cellen. Voorbeeld: geneesmiddelenreacties.
Wat is een serumziekte?
Een type III reactie waarbij circulerende immuuncomplexen ontstaan → symptomen: koorts, huiduitslag, artralgie, lymfadenopathie, mogelijk urticaria via C3a/C5a activatie.
Wat is het Arthus-fenomeen?
Een lokale type III reactie bij overmaat aan antilichamen, typisch voor extrinsieke allergische alveolitis (zoals duivenmelkerslong).
Wat zijn de subtypes van type IV reacties?
IVa (Th1, macrofagen), IVb (Th2, eosinofielen), IVc (CTL, cytotoxische T-cellen), IVd (T-cellen, neutrofielen).
Wat is het klinisch prototype van type IV allergie?
Contactdermatitis. Andere voorbeelden: maculopapuleus exantheem (MPE), AGEP, Behçet.
Wat zijn typische cytokines bij type IVa t.e.m. IVd?
IVa: IFNγ, TNFα; IVb: IL-5, IL-4/13; IVc: perforine/granzyme; IVd: CXCL-8/GM-CSF.
Wat zijn oorzaken van eosinofilie?
Secundair: parasitaire infecties, DRESS. Primair: >1500/µL → genetisch onderzoek (bv. JAK2, FIP1L1-PDGFRA). Kan passen bij syndromen zoals Gleich of Churg-Strauss.
Hoe bereiken inhalatieallergenen het lichaam?
Via aërogene weg, met depositie op slijmvliezen van neus, mond, ogen en longen. Grootte bepaalt hoe diep ze doordringen.
Welke allergenen blijven meestal in de bovenste luchtwegen?
Allergenen >10 µm (zoals pollen of kakkerlakdeeltjes) worden meestal tegengehouden in neus/sinussen en veroorzaken rhinitis, conjunctivitis.