Evolutie; soortvorming en selectie Flashcards

(61 cards)

1
Q

wat is evolutie

A

ontstaan van organismen en geleidelijke verandering van eigenschappen van organismen; zo zijn in de loop van de tijd geleidelijk uit eenvoudig gebouwde organisme steeds ingewikkelder gebouwde organismen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is abiogenese

A

ontstaan van leven uit levenloze materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de evolutietheorie

A

meest aannemelijke theorie voor het ontstaan van organismen, het verloop van de waargenomen verandering van soorten en de oorzaken ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

theorie over ontstaan van organische verbindingen

A

bijvoorbeeld door bliksemontladingen uit (zee)water, ammoniak, methaan en waterstof; de ontstane organische verbindingen vormden met elkaar vervolgens steeds grotere eenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

theorie over ontstaan van van eerste levenvormen

A

zonder kern; in een oersoep, een geconcentreerde oplossing met organische verbindingen, bijvoorbeeld bij onderzeese uitstroomopeningen uit de aarde van het zwavelgas zouden voorlopers van zwavelbacteriën hebben kunnen ontstaan (alle organismen zouden hiervan afstammen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn fossielen

A

versteende overblijfselen of afdrukken in gesteenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe ontstaan fossielen

A

(resten van) organismen door sediment van de lucht afgesloten werden en verstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een soort

A

groep individuen die in de natuur meestal reproductief geïsoleerd is, dus op een natuurlijke wijze met individuen buiten die groep geen nakomelingen kunnen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is onderlinge kruisbaarheid

A

wanneer individuen onderling vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen (hoort dan tot een soort)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn rassen

A

Verzamelingen van individuen van een soort met bepaalde kenmerken, verschillende rassen van een soort zijn kruisbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn populaties

A

groepen bij elkaar levende individuen van een soort als voortplantingsgemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waaruit kan afgeleid worden dat huidige levensvormen een gemeenschappelijke voorouders hebben

A
  1. DNA (veel komt overeen)
  2. stoffen waaruit organismen bestaan (bv. 20 aminozuren)
  3. embryonale ontwikkeling (bv. kieuwbogen bij de mens, groeien bij vissen uit tot kieuwen)
  4. homologe organen
  5. rudimentaire organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn homologe organen

A

bouw van organen met een overeenkomstige embryonale ontstaanswijze, waardoor een gemeenschappelijke voorouder waarschijnlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn rudimentaire organen

A

nauwelijks ontwikkelde organen en hebben geen functie (meer)
bv. staartwervels en wormvormig aanhangsel van de blindedarm bij de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is soortvorming

A

nieuwe soorten ontstaan als na vele generaties door een te groot geworden verschil in gedrag en/of erfelijk materiaal tussen verschillende geïsoleerde populaties onderlinge voortplanting met vruchtbare nakomelingen niet meer mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn voorwaarden voor soortvorming

A
  1. reproductieve isolatie
  2. mutaties
  3. natuurlijke selectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is reproductieve isolatie

A

doordat een populatie van de rest van de soort gescheiden raakt en daarmee lange tijd geen voorplanting plaatsvindt, zal deze een nieuwe soort gaan vormen. Komt omdat nieuwe eigenschappen ontstaan door mutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is natuurlijke selectie

A

subpopulaties reageren door hun andere genensamenstelling verschillend op het omringde milieu en kunnen daardoor erfelijk steeds meer van elkaar afwijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is allopatrische soortvorming

A

veronderstelt dat door geografische isolatie organismen worden gescheiden, bv. door water en/of verschuiving van continenten, en door mutaties steeds minder met elkaar overeenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is sympatriche soortvorming

A

veronderstelt dat mutaties of foutieve mitose- of meiosedelingen leiden tot organismen met veranderd gedrag, bv. met betrekking tot voedingsgewoonte of seksueel gedrag, waardoor ze geïsoleerd raken van de rest van de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waarom is genetische variatie binnen een populatie belangrijk

A

instandhouding van de populaire,
bij een veranderd milieu is de kan groot dat een aantal individuen geschikte eigenschappen heeft om zich te handhaven en voort te planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waardoor wordt genetische variatie binnen populatie groter

A
  1. mutatie, waardoor nieuwe eigenschappen ontstaan; hierdoor ontstaan een grotere verscheidenheid aan eigenschappen
  2. recombinatie van allen, bij de vorming van voortplantingscellen en de versmelting bij de bevruchting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waardoor wordt genetische variatie binnen populatie kleiner

A
  1. natuurlijke selectie
  2. kunstmatige selectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waarom wordt genetische variatie binnen populatie kleiner door natuurlijke selectie

A

Individuen met een beter aan het milieu aangepast genotype hebben een grotere overlevings- en voortplantingskans; bepaalde genen zullen daardoor in elke volgende generatie in een groter deel van de populatie voorkomen en andere genen zullen minder voorkomen of geheel verdwijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat is kunstmatige selectie
het selecteren door de mens van planten en dieren op opbrengst als ze tot voedsel dienen en op uiterlijk bij sierplanten (gezelschapsdieren worden geselecteerd op uiterlijk en gedrag). Door gerichte kruisigingen en selectie (veredelen) ontstaan na verloop van tijd genetische homogene rassen
26
waardoor gebeurt evolutie binnen een soort
verandering van allelfrequenties percentages van allelen in de genenpool waardoor het aantal genotypen en fenotypen verandert in tijd en ruimte
27
waardoor verandering van allelfrequenties
1. random mutaties 2. gene flow (genen van naburige populaties binnen komen) 3. natuurlijke selectie 4. seksuele selectie 5. genetic drift
28
wat is selectiedruk
sterk veranderde omstandigheden leveren een grote interactie tussen eigenschappen en milieufactoren
29
wat is fitness (bij natuurlijke selectie)
het vermogen van een populatie om natuurlijke selectie te overleven
30
met wat neemt de fitness bij natuurlijke selectie toe
1. adaptatie 2. het kunnen opzoeken van gunstige omstandigheden
31
wat is adaptatie (bij natuurlijke selectie)
aanpassing van populaties aan een andere omgeving, door adaptatie neemt de fitness toe
32
wat is het gevolg van een toenemende fitness
specialisatie
33
wat is specialisatie (bij natuurlijke selectie)
het aangepast zijn van individuen aan specifieke omstandigheden
34
wat is seksuele selectie
doordat de partner kiest voor bepaalde kenmerken ontstaan er verschillen tussen geslachten, bijvoorbeeld bij pauwen kiest het beigekleurige vrouwtje voor het mannetje met de felst gekleurde grootste staart
35
wat is genetic drift
als door toeval enkele individuen in sterke mate de genenpool van een soort gaan bepalen
36
wat kan genetic drift veroorzaken
1. flessenhalfseffect 2. founder effect
37
wat is flessenhalseffect
als de genenpool veel kleiner wordt en daardoor bepaalde genen die in de oorspronkelijke populatie weinig voorkomen nu relatief veel vaker voorkomen
38
wat is founder effect
als zeldzame genen in pioniers geleidelijk vaker voorkomen dan in de bevolking waar deze individuen oorspronkelijk vandaan kwamen
39
wat zijn de types mutaties
1. puntmutatie 2.chromosoommutatie 3. genoom mutatie
40
wat is puntmutatie
wijziging in DNA waarbij een nucleotide is betrokken. 1. insertie, toevoeging van een nucleotide 2. deletie, verdwijnen van een nucleotide
41
wat is chromosoommutatie
een deel van een chromosoom, raakt los of wordt omgedraaid
42
wat is genoommutatie
Verdubbeling of verdrievoudiging van het aantal chromosomen
43
wat is een mogelijke oorzaak van genoommutatie
mutagene stoffen en straling, virussen en 'spontane' mutaties door eigen stofwisseling
44
waardoor worden meestal genoommutaties hersteld
DNA-herstelsysteem of gemuteerde cellen worden door apoptose uit het organisme verwijderd
45
wat is co-evolutie
proces in de evolutie waarbij twee verschillende organismen zich voortdurend aan elkaar aanpassen
46
tot wat kan co-evolutie leiden
1. toenemend mutualisme 2. prooi-predatorrelatie
47
wat kan toenemend mutualisme tot leiden
dat organismen niet meer zonder elkaar kunnen. bijvoorbeeld, bloemvorm en bijengedrag
48
welke factoren zijn van invloed op de biodiversiteit op een eiland (de eilandtheorie)
1. afstand tot het vasteland 2. aantal aanwezige soorten 3. grootte van het eiland 4. ontstaan van nieuwe soorten 5. uitsterven van soorten
49
waarom is de afstand tot het vasteland een factor voor de eilandtheorie
omdat organismen kunnen immigreren naar het eiland
50
waarom is het aantal aanwezige soorten een factor voor de eilandtheorie
hoe groter de afstand tot het vasteland hoe minder soorten
51
waarom is grootte van het eiland een factor voor de eilandtheorie
hoe groter jet eiland hoe meer soorten zich kunnen handhaven
52
waarom is het ontstaan van nieuwe soorten een factor voor de eilandtheorie
doordat het milieu anders is dan van het vasteland waar ze vandaan komen zullen soorten evolueren
53
waarom is het uitsterven van soorten een factor voor de eilandtheorie
de kans op uitsterven is op eilanden groter, onder meer doordat de genenpool van een soort kleiner is
54
wat zijn de 3 domeinen (ordening van organismen)
1. bacteriën 2. Archana 3. eukaryoten
55
wat is taxa (meervoud, taxon (enkelvoud)
een algemene term voor een groep organismen met bepaalde kenmerken
56
waaruit bestaat een clade
uit een voorouder met alle daaruit voortkomende soorten
57
wat is een cladogram
geef de verwantschap weer tussen voorouder(s) en daaruit voortgekomen soorten, teruggaand tot een (eerste) voor ouder
58
wat is het onderzoeksgebied van populatiegenetica
verdeling van genen in populaties
59
Wat is de wet van Hardy-weinberg
betreft de verdeling van genen in een populatie
60
welke voorwaren moet een populatie aan doen om de frequenties van allelen en genotypen in een populatie constant te houden
1. populatie is groot en gesloten 2. paringen zijn zuiver willekeurig 3. geen selectie 4. elk genotype heeft gelijke kansen op nakomelingen 5. er vinden geen mutaties plaats 6. er vindt geen migratie plaats 7. meiose vindt normaal plaats
61
is de constantie van frequenties van allelen en genotypen reëel
nee, de meeste populaties voldoen niet aan de genoemde voorwaarden